31 066 Belastingdienst

Nr. 179 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 oktober 2013

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Financiën over de brief van 17 september 2013 over de 12e halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 176).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 oktober 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck

1.

Hoe zit het bij de Belastingdienst met de afschaffing van de dienstauto met chauffeur? Graag uitgebreid antwoord op deze vraag.

Antwoord

Naar aanleiding van de motie-Van Vliet over dienstauto’s Belastingdienst1 waarin de regering werd verzocht «kritisch te kijken naar de praktijk bij de Belastingdienst met als uitgangspunt beperking van het aantal dienstauto’s tot een minimum», is het beleid voor de inzet van dienstauto’s met chauffeurs in 2012 opnieuw bezien. De motie onderstreept de beleidslijn binnen de rijksoverheid om slechts wegens strikte doelmatigheidsredenen topambtenaren bij uitvoerende diensten recht te geven op het gebruik van een dienstauto met chauffeur.

De Belastingdienst heeft – in lijn met de motie – de situatie op dat moment nog eens kritisch beoordeeld. Dit betekent overigens niet het afschaffen van de mogelijkheid tot gebruikmaking van auto met chauffeur, zoals de vraagstelling suggereert, maar wel dat van deze mogelijkheid zeer terughoudend gebruik moet worden gemaakt en dat deze mogelijkheid steeds moet worden afgewogen tegen alternatieven. In 2011 hadden 9 managers een dienstauto met chauffeur. De situatie is nu dat 4 managers gebruik mogen maken van een auto met chauffeur. In deze gevallen is deze voorziening noodzakelijk.

2.

Uit de productietabellen 2012 blijkt dat het aantal boekenonderzoeken in 2012 fors is gedaald ten opzichte van het jaar 2011. Welke verklaring heeft de staatssecretaris daarvoor?

Antwoord

De reden voor het lagere aantal onderzoeken in 2012 is eerder toegelicht in de 11e halfjaarsrapportage Belastingdienst.2 De reden was dat er tijdelijk capaciteit moest worden overgeheveld naar de afhandeling van bezwaren.

3.

Hoe verhoudt het afgenomen aantal boekenonderzoeken zich tot het toegenomen aantal MKB-bedrijven?

Antwoord

In de afgelopen jaren is het instrument van boekenonderzoeken steeds gerichter ingezet, doordat de Belastingdienst meer en meer de samenwerking zoekt met financieel dienstverleners en brancheorganisaties in het kader van horizontaal toezicht. Op deze wijze kan de Belastingdienst de toezichtslast verminderen bij ondernemers die aanvaardbare aangiften aanleveren en tegelijkertijd meer aandacht geven aan risicovolle aangiften. De Commissie Stevens heeft vorig jaar niettemin geadviseerd om het verder uitbouwen van het horizontale toezicht niet ten koste te laten gaan van het verticale toezicht. Dit heeft geleid tot een extra investering in het toezicht die de komende jaren zijn beslag zal krijgen. In dat kader neemt het aantal boekenonderzoeken vanaf 2014 toe.

4.

Wat is de reden voor het niet halen van de norm wat betreft het aantal afgedane bezwaarschriften?

Antwoord

Het bezwaarproces is geen gelijkmatig proces. De meeste bezwaren bestaan uit aanvullingen op eerdere jaren en komen binnen als piek in de aangifteperiode, als burgers de gegevens van de nieuwe aangifte vergelijken met die van oudere jaren, en als piek in de zomer, nadat de meeste burgers de voorlopige of definitieve aanslag over het laatste belastingjaar hebben ontvangen. Daarnaast is er ook een piek als het opleggen van ambtshalve aanslagen over een belastingjaar start. Hoewel er op deze momenten extra capaciteit wordt ingezet, kan er niet zoveel extra capaciteit worden ingezet om deze pieken volledig op te vangen.

5.

Worden bezwaarschriften waarmee lage bedragen gemoeid zijn op dezelfde wijze behandeld als bezwaarschriften waarmee hogere bedragen gemoeid zijn?

Antwoord

Ja, alle bezwaren worden inhoudelijk beoordeeld.

6.

De bezwaren worden nog steeds niet binnen de aangeduide norm afgedaan, dit is de laatste drie jaar al zo. Het betreft hier de afhandeling binnen een wettelijke termijn. Welke acties gaat de staatssecretaris ondernemen om de bezwaren nu eens eindelijk binnen de wettelijke termijn af te laten doen? Een wettelijke norm dient immers in acht te worden genomen, is het ander niet beter de norm aan te passen?

Antwoord

De wettelijke doelstelling uit de Algemene wet bestuursrecht is voor de Belastingdienst een gegeven. Uitgaande hiervan voert de Belastingdienst zijn processen uit, ook bij piekbelastingen zoals bij de bezwaarschriften. De tijdige afdoening van bezwaarschriften is ten opzichte van 2010 gestegen van 87% naar 94% in 2012. Over de eerst helft van 2013 bedraagt de score eveneens 94%. Om het percentage binnen de bandbreedte van de doelstelling te krijgen wordt gekozen voor zoveel mogelijk bellen bij bezwaar en wordt het bezwaarproces geconcentreerd om een versnelling in de behandeling te realiseren. Daarnaast wordt ingezet op vermindering van het aantal bezwaren door het doorgeven van eenvoudige wijzigingen en aanvullingen niet meer als formeel bezwaar aan te merken en de bezwaarprocedure te beperken tot echte geschillen. Hierin voorziet het wetsvoorstel Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst.

7.

Hoeveel is de feitelijke opbrengst van de terugvordering van oude bedragen?

Antwoord

Van de in te vorderen bedragen wordt jaarlijks gemiddeld 99% geïnd. Jaarlijks wordt ongeveer 1% oninbaar geleden. Het percentage oninbaarlijden op vorderingen neemt toe met de ouderdom van de vordering. Dit houdt verband met afschrijvingen die voor het grootste deel onontkoombaar zijn als gevolg van onder meer faillissementen.

8.

Het aantal door de Belastingdienst handmatig behandelde aangiften IH is in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar hoger. Op welke wijze is het toezicht geïntensiveerd?

9.

Hoe kan het gestegen aantal handmatig behandelde aangiften IH worden verklaard?

Antwoord op vragen 8 en 9

Dit is bereikt met het inzetten van extra personeel dat is bekostigd uit de extra middelen voor het intensiveren van het toezicht.

10.

Hoeveel fte is gemoeid met de stijging van het aantal handmatig behandelde aangiften IH? Is die stijging in het aantal fte structureel?

Antwoord

Hiermee zijn ongeveer 175 fte gemoeid. Deze stijging van het aantal FTE is structureel.

11.

Mag worden verwacht dat de stijging van het aantal boekenonderzoeken zich zal voortzetten? Zo ja, in hoeverre? Welk aantal boekenonderzoeken acht de staatssecretaris wenselijk?

Antwoord

Bij de handhaving wordt gezocht naar een optimale mix van preventief en repressief toezicht. In de brief van 10 december 20123 zijn hiervoor een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder het uitvoeren van extra boekenonderzoeken in de komende jaren. Het aantal boekenonderzoeken zal in de periode 2012–2017 stijgen van circa 27.000 naar circa 42.000. Uitgangspunt hierbij is dat de belastingplichtige de aandacht krijgt die hij verdient.

12.

Wat verklaart de fluctuatie in het aantal uitgevoerde boekenonderzoeken?

Antwoord

Het aantal onderzoeken in 2012 fluctueert ten opzichte van 2011 door de tijdelijke inzet van extra capaciteit op het bezwaarproces in 2012. Dit is toegelicht in de 11e halfjaarsrapportage Belastingdienst. In 2013 is weer extra capaciteit ingezet op het toezicht waardoor het aantal boekenonderzoeken in het eerste half jaar van 2013 is toegenomen ten opzichte van dezelfde periode in 2012.

13.

Kan het aantal boekenonderzoeken worden uitgesplitst, zodat inzichtelijk wordt gemaakt hoeveel boekenonderzoeken t/m juni 2013 zijn uitgevoerd bij het MKB, MGO’s en ZGO’s?

Antwoord

Het aantal uitgevoerde overzichten laat zich als volgt splitsen:

  • MKB: 17.000

  • MGO-ZGO: 1.000.

14.

Op welke wijze wordt gecontroleerd of het door de Commissie Stevens genoemde «risico van verkleving» niet daadwerkelijk plaatsvindt, ondanks de door de Belastingdienst geboden professionaliseringscursussen?

Antwoord

Van de medewerkers van de Belastingdienst wordt gevraagd dat zij tegelijkertijd servicegericht zijn en een relatie onderhouden met een onderneming maar ook professioneel kritisch zijn in het toezicht. De Belastingdienst heeft voortdurend aandacht voor het risico van verkleving. Dat risico wordt beheerst door verschillende maatregelen, van integriteitsregels en een gedragscode tot kwaliteitsmeting achteraf. Naast de genoemde professionaliseringscursussen komt het thema regelmatig aan de orde in andere opleidingen en permanente educatieprogramma’s.

Binnen de Directie Grote Ondernemingen wordt de nadruk gelegd op teamwork waarbij verschillende specialisaties in behandelteams samenwerken. Behandelteams zijn verplicht bepaalde risico's voor te leggen aan landelijk werkende coördinatie- en kennisgroepen. De Belastingdienst gebruikt een intern ontwikkelde tool KMO (Kwaliteit Meting Online), waarbij andere niet in het toezicht op de betreffende onderneming betrokken medewerkers de kwaliteit van uitgevoerde boekenonderzoeken en strategische behandelplannen beoordelen. Verder kent de directie een roulatiesysteem voor medewerkers.

15.

Wat is het niveau van de mensen die worden aangeworven of worden overgeplaatst bij de Belastingdienst? Worden de vacatures die ontstaan wanneer mensen doorstromen weer opgevuld?

Antwoord

Het gaat om functies op meerdere schaalniveaus, met name het E en F-niveau. Het wervingsprogramma richt zich zowel op nieuwe medewerkers als doorstroom van zittende medewerkers. Een vacature die ontstaat als gevolg van doorstroom wordt in beginsel opgevuld.

16.

Kan worden aangenomen dat een verdere investering dan die van 157 miljoen euro een hogere belastingopbrengst tot gevolg heeft dan de geraamde 663 miljoen euro? Kan het antwoord worden toegelicht?

Antwoord

In beginsel kunnen verdere investeringen er toe leiden dat een hogere belastingopbrengst wordt gerealiseerd. Met de in het regeerakkoord voorziene extra investering in het toezicht en de invordering is een arbeidsintensief traject in gang gezet van werving, scholing en inpassing van de nieuwe medewerkers in de huidige organisatie. De komende jaren zal de Belastingdienst zich inzetten om dit traject tot het gewenste succes te maken en daarmee de businesscase, die voor deze investering is opgesteld, te bewijzen. Dit laat onverlet dat wanneer zich in de tussentijd een goede businesscase aandient welke binnen dit beleid past, deze nader zal worden beoordeeld.

17.

Kan het aantal fte dat de Belastingdienst de komende jaren tot zijn beschikking heeft, worden weergegeven?

Antwoord

In 2014 is de beschikbare capaciteit circa 29.500 fte. Dit is inclusief de capaciteit die beschikbaar is gesteld voor de intensivering van toezicht en invordering. Het aantal fte zal de komende jaren als gevolg van rijksbrede taakstellingen afnemen. De taakstellingen worden ingevuld door vereenvoudiging van wet- en regelgeving en door efficiencymaatregelen in de ondersteunende processen. Hierdoor zal de beschikbare capaciteit indicatief met circa 1.000 fte teruglopen in de periode 2014–2018. Het streven is dit niet ten koste te laten gaan van het kwaliteitsniveau van dienstverlening en toezicht.

18.

Hoe kan de continue stijging van het aantal afgehandelde APA- of ATR-verzoeken worden verklaard?

Antwoord

Een verklaring voor de stijging van het aantal afgehandelde APA- en ATR-verzoeken is de toenemende wens van internationaal opererende bedrijven om zekerheid vooraf te krijgen over de fiscale positie over de komende jaren. Bovendien heeft gewijzigde wetgeving – onder andere op het terrein van de deelnemingsvrijstelling en de buitenlandse belastingplicht – en de daarmee samenhangende vraagstukken, geleid tot een toename van de verzoeken omdat bedrijven duidelijkheid willen hebben over de reikwijdte van deze wetgeving.

19.

Hoeveel fte houdt zich binnen de Belastingdienst bezig met de afhandeling van APA- of ATR-verzoeken?

Antwoord

Er houden zich ca. 30 FTE bezig met de afhandeling van APA- en ATR-verzoeken

20.

In hoeverre is de afhandeling van APA- en ATR-verzoeken de afgelopen jaren gewijzigd?

Antwoord

In de afhandeling van APA- en ATR-verzoeken hebben zich de afgelopen jaren geen wezenlijke wijzigingen voor gedaan.

21.

Wanneer gaat de werkwijze van deurwaardersbezoek op ongebruikelijke tijden onderdeel uitmaken van de standaard werkwijze?

Antwoord

Het inzetten van deurwaarders in de avond- en nachtelijke uren gebeurt al geruime tijd structureel bij ANPR-acties. Nieuw is dat het nu ook gebeurt bij de incasso van kleine vorderingen op het woonadres van de schuldenaar. Dat is nu dus praktijk.

22.

Wanneer gaat de innovatie «Telefonische incasso» onderdeel uitmaken van de standaard werkwijze?

Antwoord

Eind 2012 heeft de Belastingdienst de pilot telefonische incasso geëvalueerd. Op basis hiervan is besloten het invorderingsinstrument Telefonische Incasso in te bedden binnen het Landelijk Incasso Centrum van Belastingen, dat gaandeweg verder wordt uitgebouwd. Telefonische incasso wordt vanaf juli 2013 kleinschalig ingezet als onderdeel van het totale palet aan incassomaatregelen. Bezien wordt, mede gelet op de hiervoor vereiste aanvullende investeringen onder meer in ICT, op welke wijze een grootschaliger toepassing van dit instrument mogelijk is.

23.

Hoe verhoudt de uitbesteding van invorderingswerkzaamheden bij een private partij zich met opmerkingen van de staatssecretaris in een van de vorige algemeen overleggen dat de invordering een onderdeel blijft van de Belastingdienst en dat er geen uitbesteding zal plaatsvinden?

Antwoord

Om ook het aantal kleine vorderingen voldoende aandacht te geven, wordt een proef uitgevoerd door een externe partij die gespecialiseerd is in de incasso van belastingvorderingen voor lokale overheden. Met de pilot hoopt de Belastingdienst leerervaringen op te doen over de meest efficiënte aanpak van dit soort vorderingen. De aanpak, inspanningen en kosten worden intern en extern vergeleken. Ik zal de Kamer hierover rapporteren. Afhankelijk van het resultaat van de proef wordt bekeken welk vervolg hieraan kan worden gegeven. Uitbesteding is niet het doel. Invordering zal altijd een belangrijk onderdeel van de Belastingdienst blijven, zoals ook blijkt uit de huidige intensivering.

24.

Wanneer kan het onderzoek naar de tax gap, dat het CBS uitvoert, worden verwacht?

Antwoord

Zoals in de halfjaarrapportage gemeld wordt als eerste de tax gap bij de btw nader onder de loep genomen. Het CBS heeft voor dit middel het meeste zicht op en ervaring met schattingen van de toegerekende btw vanuit de nationale productie. De Belastingdienst nodigt bij zijn exercitie ook andere EU-landen uit hun ervaringen met het ramen van de tax gap met de Belastingdienst te delen. Doel is te onderzoeken of over een langere periode consistente reeksen voor bepaalde groepen of sectoren kunnen worden gemaakt, die aangrijpingspunten bieden voor de toezichtsaanpak. De eerste resultaten kunnen begin volgend jaar worden verwacht. Vervolgens wordt bezien of deze aanpak ook bruikbaar is voor andere belastingmiddelen.

25.

Hoe wordt voorkomen dat welwillende burgers worden benadeeld als gevolg van de aangescherpte fraudebestrijding?

Antwoord

De Belastingdienst/Toeslagen werkt sinds maart 2013 risicogericht. Dit houdt in dat met behulp van een risicomodel aanvragen en mutaties met een hoog risico geselecteerd worden. Deze aanvragen en mutaties worden handmatig intensief behandeld voordat betaling van het (eerste) voorschot plaatsvindt. Deze manier van risicogericht werken is er mede op gericht om welwillende burgers zo min mogelijk te benadelen. Indien bij de behandeling blijkt dat de burger ten onrechte in een risicoselectie zit, wordt deze zo snel mogelijk behandeld en wordt uitbetaling van het voorschot (weer) in gang gezet.

26.

Kunt u de globale raming van de tax gap die het CBS vanuit macroperspectief gemaakt heeft, aan de Kamer doen toekomen?

27.

Hoe hoog is de globale raming van de tax gap van het CBS?

Antwoord op vragen 26 en 27

Er is geen concrete raming van de tax gap in Nederland. De Belastingdienst is met het CBS in gesprek over de mogelijkheden voor het leveren van bouwstenen voor het bepalen van de tax gap.

28.

Hoe verloopt de samenwerking met andere overheidsdiensten?

Antwoord

Op het gebied van fraudebestrijding werkt de Belastingdienst samen met andere overheidsinstanties. De Belastingdienst maakt deel uit van diverse vaste landelijke en lokale samenwerkingsverbanden waarin fraudebestrijding door overheidsorganisaties het hoofdonderwerp is of een belangrijk aandachtspunt vormt. Daarnaast vindt er deelname plaats in diverse bilaterale samenwerkingsvormen.

De samenwerking in deze verbanden wordt steeds meer geïntensiveerd waarmee er steeds vaker sprake is van het maken van gezamenlijke keuzes voor interventies. Zoals in de halfjaarsrapportage is gemeld heeft de Belastingdienst het initiatief genomen om te komen tot een expertisegroep fraudebestrijding onder de vlag van de Manifestgroep. Deze expertisegroep op rijksniveau bekijkt maandelijks casuïstiek en deelt fraudeanalysemethoden. Een ander voorbeeld is genoemd in de brief van 4 oktober 2013 van de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer over de intensivering van toezicht in het sociale zekerheidsdomein. Daarin wordt een uitbreiding van de samenwerking in de keten en gebruikmaken van gegevensuitwisseling bij de aanpak van gefingeerde dienstbetrekking voorgesteld.

29.

Onder welke van de vijf thema’s van de expertisegroep fraude, fictieve dienstbetrekkingen, schijnzelfstandigheid, leefvormfraude, IB-fraude en spoorloze debiteuren, valt fraude met onterechte aftrekposten of is dit geen onderwerp van belang voor de Belastingdienst?

30.

Onder welke van de vijf thema’s van de expertisegroep fraude, fictieve dienstbetrekkingen, schijnzelfstandigheid, leefvormfraude, IB-fraude en spoorloze debiteuren, valt fraude met onterechte afdrachtvermindering onderwijs of is dit geen onderwerp van belang voor de Belastingdienst?

Antwoord op vragen 29 en 30

In de expertisegroep wordt samengewerkt aan een gezamenlijke fraudebestrijding. Voor 2013 zijn daartoe vijf gemeenschappelijke thema's beschreven. Deze gemeenschappelijke aanpak laat uiteraard onverlet dat de Belastingdienst ook een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft voor de behandeling van fiscale thema's, zoals de onderwerpen «onterechte aftrekposten» en «onterechte afdrachtvermindering onderwijs». Met betrekking tot het onderwerp «onterechte aftrekposten» in het bijzonder geldt dat, daar waar in breder verband fraudepatronen zijn te onderkennen, deze casusposities binnen de expertisegroep fraude worden ingebracht in het thema IB-fraude. Ook is er vanuit de Belastingdienst, in samenwerking met de Inspectie van het Onderwijs van het ministerie van OCW, specifieke aandacht voor het onderwerp «onterechte afdrachtvermindering onderwijs».

31.

In de toelichting op de risicogerichte handhaving toeslagen wordt genoemd dat in het eerste half jaar van 2013 in de voorschotfase 605.000 uitval- en uitworpsituaties handmatig zijn gecontroleerd. Wat was het totaal aan uitval- en uitworpsituaties in dezelfde periode?

Antwoord

In de eerste helft van 2013 hebben 881.000 toeslagaanvragen of -mutaties geleid tot uitworpsituaties en uitval voor regulier risicogericht toezicht. In 605.000 van de gevallen is de behandeling handmatig uitgevoerd. De overige gevallen zijn geautomatiseerd behandeld.

32.

Het Referentiebestand Verzekerden Zorgverzekeringswet wordt gebruikt voor het toezicht op de zorgtoeslag. Kan worden toegelicht hoe dit referentiebestand up-to-date wordt gehouden?

Antwoord

Het CVZ is de beheerder van het RBVZ. Het RBVZ wordt up-to-date gehouden door de zorgverzekeraars die hun verzekerdenbestand aanleveren.

33.

9.300 aanvragen en mutaties van toeslagen en lopende toeslagen zijn na risicoselectie behandeld. Kan worden aangegeven hoeveel van deze gevallen zijn te relateren tot de zogenoemde «Bulgarenfraude»? Hoeveel aan deze zaak gerelateerde toeslagen zijn gestopt, hoeveel aanvragers zijn aan de balie uitgenodigd, hoeveel hebben een vragenbrief gekregen en in hoeveel gevallen is getoetst aan contra-informatie?

Antwoord

Van de 9.300 aanvragen en mutaties zijn er in 2013 circa 700 toeslagen en voor 2012 circa 1.250 toeslagen aan de Bulgarenfraude te relateren. Toeslagen die werden uitbetaald zijn stopgezet en worden teruggevorderd. Aangezien alle aan de Bulgarenfraude gerelateerde gevallen zijn gestopt, heeft niemand uit deze groep een vragenbrief of een uitnodiging gekregen bij de balie langs te komen.

34.

Hoeveel van de 20.000 teruggevorderde zorgtoeslagen zijn inmiddels daadwerkelijk terugbetaald?

Antwoord

De terugvordering van deze 20.000 gevallen is eind juni gestart en loopt nog. Bij iedere terugvordering volgt een aanbod voor een betalingsregeling van 24 maanden. De terugvorderingsactie heeft tot dusver geleid tot een terugbetaling van ca. € 0,2 miljoen.

35.

Hoe lang waren de mensen, die onterecht een zorgtoeslag ontvingen, onverzekerd?

Antwoord

Gemiddeld gaat om een periode van 3,5 maanden.

36.

In het afgelopen jaar hebben zich ongeveer 70 slachtoffers gemeld van identiteitsfraude. Zijn bij alle slachtoffers de problemen verholpen? Wat is de gemiddelde doorlooptijd van het oplossen van dergelijke fraudegevallen?

Antwoord

Als een slachtoffer zich meldt bij de Belastingdienst, dan wordt binnen 48 uur contact met hem opgenomen. In eerste instantie wordt bekeken of de burger die zich meldt ook daadwerkelijk slachtoffer is. Meestal is dat aan de hand van gegevens waarover de Belastingdienst beschikt te bepalen. Hoe lang het vervolgens duurt voordat het voor het slachtoffer is opgelost is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Daarvan is geen gemiddelde doorlooptijd te geven.

37.

Hoeveel van de 805 boetes opgelegd aan Bulgaarse toeslagontvangers zijn geïnd?

38.

Bij hoeveel van de 805 boetes opgelegd aan Bulgaarse toeslagontvangers is de hulp ingeroepen van de Bulgaarse autoriteiten?

Antwoord op vragen 37 en 38

Van de 805 opgelegde boetes is aan 312 Bulgaren de brief met de opgelegde boete toegestuurd. Van 493 Bulgaren is geen adres bekend. Voor het opsporen van deze Bulgaren zijn door het CLO (Central Liaison Office) bij de Bulgaarse autoriteiten formele inlichtingenverzoeken gedaan.

39.

Wat houdt de proef in de champignonsector in en waarom is medewerking op vrijwillige basis?

Antwoord

Op initiatief van de champignonbranche wordt een zogenaamde ID12 ingevoerd. De ID12 is een identiteitspas die in Scandinavische landen wordt gebruikt ter voorkoming van illegale arbeid, belasting- en premieontduiking en oneerlijke concurrentie. De Belastingdienst ondersteunt dit initiatief. In samenwerking met de champignonbranche en het ministerie van SZW wordt deze identiteitspas bij wijze van proef per 1 januari 2014 ingevoerd. De proef is op vrijwillige basis omdat er geen wettelijke verplichting bestaat voor werkgevers om zo’n identiteitspas voor te schrijven aan zijn werknemers en alle andere personen die op zijn bedrijfsterrein komen. De proef maakt het mogelijk de toegevoegde waarde ervan te beoordelen.

40.

Hoe groot is de schade in Nederland ten gevolge van de intracommunautaire BTW fraude?

Antwoord

De omvang van de fraude is niet exact te becijferen. De Belastingdienst zet zich zowel nationaal als internationaal actief in om carrouselfraude zoveel mogelijk te voorkomen. Dit onderwerp is ook aan de orde geweest tijdens het vragenuur van 24 september jl. over het rapport van de Europese Commissie over de VAT gap. Ik heb toegezegd de Kamer een update te geven van de opvolging van de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer achtereenvolgens in 2009 en 2012 heeft gedaan met betrekking tot de aanpak van intracommunautaire btw-fraude. Deze brief heeft uw Kamer op 11 september 2013 (kenmerk DGBel/2013/5286M) ontvangen.

41.

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van het onderzoek dat de Belastingdienst in 2012 is gestart naar een omvangrijke hoeveelheid transactiegegevens over bankrekeningen van niet ingezetenen?

Antwoord

In het eerste kwartaal van 2014 zal aan uw Kamer nadere informatie worden toegezonden.

42.

Hoeveel betaalkaarten van buitenlandse rekeningen zijn in Nederland in omloop en naar hoeveel hiervan wordt onderzoek verricht?

Antwoord

Bij de Belastingdienst is niet bekend hoeveel betaalkaarten van buitenlandse rekeningen in Nederland in omloop zijn.

43.

Waarom is er geen speciaal fraudeteam opgesteld om fraude met toeslagen te bestrijden? Hoe verloopt de huidige samenwerking met meerdere teams?

Antwoord

Sinds medio 2012 zijn er twee fraudeteams bij Belastingdienst/Toeslagen, met als doel het behandelen van individuele fraudesignalen. Vanuit deze fraudeteams bestaan er nauwe contacten met de anti-fraudebox (ingesteld voor o.a. de herkenning van (patronen van) systeemfraude), met de interne intelligence-organisatie van de Belastingdienst en met de FIOD. Daarnaast wordt er actief deelgenomen aan het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF), dat zich richt op het dienstonderdeeloverstijgend in beeld brengen welke personen en organisaties georganiseerde fraudes faciliteren. Met Belastingen wordt in dit verband jaarlijks afgesproken dat zij capaciteit leveren voor toezicht in de vorm van een bedrijfsbezoek of boekenonderzoek.

44.

Hoeveel toeslagen zijn er in de vorige drie jaar uitgekeerd?

Antwoord

In 2010: 8,0 miljoen toeslagen

In 2011: 8,4 miljoen toeslagen

In 2012: 8,5 miljoen toeslagen.

45.

In hoeveel gevallen leidt internationale gegevensuitwisseling tot ondernomen actie door de buitenlandse belastingdiensten aan wie de gegevens zijn verstrekt?

46.

In geval internationale gegevensuitwisseling leidde tot actie door de buitenlandse belastingdiensten aan wie gegevens werden verstrekt, wat is hiervan het resultaat?

Antwoord op vragen 45 en 46

Tot op heden is het bij de internationale inlichtingenuitwisseling niet gebruikelijk acties en resultaten behaald met verkregen inlichtingen, over en weer met elkaar te delen. Slechts in zeer incidentele gevallen worden door staten opmerkelijke resultaten teruggekoppeld. Naar mijn mening moet dat worden veranderd en verbeterd. Ik heb daarvoor in het verleden al aandacht gevraagd in internationaal verband. Binnen zowel de EU als de OESO is intussen resultaatmelding met betrekking tot inlichtingenuitwisseling wel op de agenda geplaatst. Beide organisaties willen een systematiek voor resultaatmelding ontwikkelen. Resultaatmelding is echter een complexe aangelegenheid. Niettemin zullen in de komende periode EU en OESO in samenwerking met de betrokken landen proberen kaders te scheppen voor een objectieve, kwantitatieve en mogelijk kwalitatieve resultaatmelding.

47.

Hoeveel ICT-fraude is er met de BTW? Zijn daar aantallen over beschikbaar? Staat de ICT-organisatie niet onder te grote druk gezien de vele wijzigingen die binnen de organisatie zijn doorgevoerd?

Antwoord

Voor antwoord op de vraag hoeveel fraude er wordt gepleegd met intracommunautaire transacties (ICT) wordt verwezen naar het antwoord op vraag 40. De organisatie, belast met de behandeling van intracommunautaire transacties resp. carrouselfraude, staat door de wijzigingen in de organisatie binnen de Belastingdienst, niet onder druk. De aanpak van btw-fraude krijgt door de extra middelen voor intensivering van het toezicht zelfs een extra impuls.

48.

Hoe verloopt de informatie-uitwisseling met andere landen? Zijn er specifieke landen waar problemen mee zijn omtrent de uitwisseling van gegevens? Waarom worden gegevens binnen de Europese Unie niet automatisch uitgewisseld? Waarom worden er relatief weinig gegevens uitgewisseld met het Verenigd Koninkrijk?

Antwoord

In het algemeen kan worden gezegd dat Nederland een goede samenwerking heeft met andere staten en dat de fiscale inlichtingenuitwisseling soepel verloopt. Incidentele problemen zijn voornamelijk terug te voeren op de ouderdom van gevraagde informatie en wettelijke beperkingen bij het instellen van onderzoeken.

Nederland heeft, gebaseerd op internationale overeenkomsten en EU-regelgeving, met een aantal landen een Memorandum of Understanding (MoU) gesloten. Op basis van zo’n MoU kan de Belastingdienst met de belastingdienst van een ander land voor afgesproken categorieën inkomsten periodiek automatisch inlichtingen uitwisselen.

Vanaf 1 januari 2015 gaan de EU-lidstaten jaarlijks op grond van Richtlijn 2011/16/EU automatisch bepaalde categorieën van inlichtingen uitwisselen. De eerste uitwisseling zal betrekking hebben op het belastingjaar 2014. In genoemde richtlijn zijn ondermeer als categorieën opgenomen: lonen, pensioenen en onroerend goed. Overigens worden binnen de EU op basis van de Spaarrenterichtlijn al een aantal jaren automatisch bankgegevens uitgewisseld. Zoals bekend, doen Luxemburg en Oostenrijk daaraan nog niet mee.

Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) onderhouden goede en regelmatige contacten. De inlichtingenverzoeken tussen beide landen zijn veelal redelijk complex van karakter (met meerdere betrokken belastingplichtigen in beide landen). Door de wijze van registreren van de aantallen verzoeken binnen de EU, komt deze complexiteit niet tot uitdrukking in de statistieken. In het kader van de Spaarrenterichtlijn worden tussen Nederland en het VK jaarlijks automatisch inlichtingen uitgewisseld.

49.

Hoe komt het dat 133.000 aanvragen kinderopvangtoeslag geweigerd zijn, omdat ze terugwerkende kracht bevatten en dat de belastingdienst/toeslagen slechts 7900 nieuwe aanvragen heeft ontvangen om dat te herstellen?

Antwoord

De meeste burgers hebben niet gereageerd, nadat ze er door de Belastingdienst nadrukkelijk op zijn gewezen dat zij alsnog in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht, door een nieuwe aanvraag in te dienen. Per 1 oktober is het aantal nieuwe aanvragen voor de toeslagjaren 2012 en 2013 wel toegenomen tot 20.000.

50.

Voor hoeveel mensen is de zorgtoeslag gestopt vanwege de vermogenstoets en hoeveel zorgtoeslag ontvingen deze mensen gezamenlijk in 2010?

Antwoord

De zorgtoeslag van 145.000 aanvragers is voor 2013 gestopt op basis van verondersteld vermogen. Van deze groep ontvingen 123.000 aanvragers

zorgtoeslag in 2010 voor een totaal van € 80 miljoen.

51.

Waarom heeft de Belastingdienst de vermogens gebruikt uit 2011 en niet uit 2012 – voor zover beschikbaar – om de vermogenstoets voor 2013 uit te voeren?

Antwoord

De stopzetting voor 2013 heeft eind 2012 plaatsgevonden. Toen waren er nog geen vermogens 2012 beschikbaar. De vermogens worden pas bekend bij de belastingaangifte 2012, die vóór 1 april 2013 moet worden ingediend.

52.

In welk percentage van de gevallen is de invordering van teveel uitbetaalde toeslagen over 2009 (tabel 7) gelukt?

54.

In welk percentage van de gevallen is de invordering van teveel uitbetaalde toeslagen over 2010 (tabel 8) gelukt?

56.

In welk percentage van de gevallen is de invordering van teveel uitbetaalde toeslagen over 2011 (tabel 9) gelukt?

58.

Wat zijn de cijfers over de invordering van teveel uitbetaalde toeslagen over 2012?

Antwoord op vragen 52, 54, 56 en 58

Hieronder zijn de gegevens opgenomen (per 30 juni 2013) van de toeslagjaren 2009 t/m 2012 wat betreft de voortgang van de terugvordering van teveel uitbetaalde toeslagen.

 

toeslagjaar 2009

toeslagjaar 2010

toeslagjaar 2011

toeslagjaar 2012

Aandeel terugbetaalde vorderingen

87%

81%

71%

67%

Aandeel openstaande vorderingen

10%

17%

27%

31%

Afgeschreven als oninbaar

3%

2%

2%

2%

53.

Hoeveel toeslagen zijn niet definitief toegekend maar als voorschot uitbetaald en om welk bedrag gaat het in totaal in 2009 per toeslag?

55.

Hoeveel toeslagen zijn niet definitief toegekend maar als voorschot uitbetaald en om welk bedrag gaat het in totaal in 2010 per toeslag?

57.

Hoeveel toeslagen zijn niet definitief toegekend maar als voorschot uitbetaald en om welk bedrag gaat het in totaal in 2011 per toeslag?

Antwoord op vragen 53, 55 en 57

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn brief van 4 oktober 2013 met de antwoorden op de vragen van het lid Omtzigt over het beheersverslag Belastingdienst, waarin een tabel is opgenomen met de bedragen van de nog niet definitief toegekende toeslagen per 31 december 2012.4

Voor een verklaring van de omvang van de nog definitief toe te kennen toeslagen verwijs ik naar mijn brief van 26 oktober 2012 over de definitieve toekenning van kinderopvangtoeslag 2010.5 Voor de goede orde wordt het proces andermaal kort geschetst.

Toeslagen worden uitgekeerd conform de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Dat betekent dat de burger een aanvraag doet op basis van geschat inkomen. Ook moet de burger specifieke grondslagen per toeslagsoort opgeven, zoals de huur, de medebewoners, de uren kinderopvang, het soort kinderopvang, het aantal kinderen, de gewerkte uren, de burgerlijke staat en de zorgverzekering. De toeslag wordt vervolgens maandelijks uitgekeerd als voorschot. Burgers moeten lopende het toeslagjaar relevante wijzigingen zelf doorgeven aan de Belastingdienst. Na afloop van het toeslagjaar en nadat de aangifte inkomstenbelasting is ingediend wordt gestart met de vaststelling van de definitieve toekenning van de uitgekeerde voorschotten.

Vanwege het toezicht op de opgegeven grondslagen, zoals het daadwerkelijk aantal afgenomen uren kinderopvang, of omdat er nog geen inkomensgegevens beschikbaar zijn, kan de definitieve toekenning van toeslagen meer tijd in beslag nemen. Gedurende het jaar zullen de genoemde bedragen uit de tabel dan ook significant afnemen. De stand per 31 december 2013 zal ik u in de eerstvolgende halfjaarrapportage melden.

59.

Welk percentage van de onterechte uitbetalingen vanwege de storing in de douanesystemen is inmiddels succesvol teruggevorderd door de Belastingdienst?

Antwoord

Alle bedragen die zijn teruggevorderd zijn inmiddels terugbetaald.

60.

Wat is de reden van het niet c.q. te laat verwerken van de uitstelverzoeken? Hebben de betrokken burgers excuses ontvangen?

Antwoord

Enkele duizenden schriftelijke uitstelverzoeken konden niet worden verwerkt omdat ze niet bij de Belastingdienst zijn aangekomen. Dit was waarschijnlijk het gevolg van het zoekraken van post bij het bedrijf dat de postbezorging verricht. Aan de betrokkenen, voornamelijk fiscaal dienstverleners, is alsnog de gelegenheid geboden uitstel te vragen. Ten aanzien van de 18.000 niet tijdig verwerkte uitstelverzoeken zijn in alle gevallen excuusbrieven verzonden en is het uitstel alsnog toegekend.

61.

Zijn de door de Belastingdienst in plaats van de SVB uitgekeerde bedragen aan kindgebonden budget alsnog door de SVB uitbetaald?

Antwoord

Ja, op een paar individuele gevallen na die nog in de verwerking zitten zijn de bedragen kindgebondenbudget alsnog door de SVB uitbetaald.

62.

Waarom zijn deze door de verkeerde instantie uitbetaalde bedragen aan kindgebonden budget überhaupt teruggevorderd en heeft de SVB dit niet met de Belastingdienst verrekend, zodat de betreffende burgers hier geen last van hebben?

Antwoord

Deze verrekening is juridisch niet mogelijk.

63.

Kunt u aangeven welke TIA’s afgesloten zijn sinds 30 juni 2011 en welke daarvan een bepaling bevatten met automatische gegevensuitwisseling?

Antwoord

In de periode sinds 30 juni 2011 is één TIEA afgesloten: op 24 oktober 2012 is een TIEA met Uruguay ondertekend.6 Deze TIEA bevat alleen de mogelijkheid tot het uitwisselen van informatie op verzoek. Nederland blijft streven naar overeenkomsten die voorzien in spontane en automatische gegevensuitwisseling, maar dit vereist wederzijdse instemming van de betrokken landen. Nederland voert wel verkennende besprekingen met Uruguay over een mogelijk volledig belastingverdrag met dat land, met daarin een bepaling die automatische gegevensuitwisseling mogelijk maakt.

64.

Hoeveel mensen werkten bij de Belastingdienst in Emmen in 2012 en hoeveel zullen er in 2017 werken?

Antwoord

In 2012 werkten er bij de Belastingdienst in Emmen 310 medewerkers. In 2018 zal op basis van huidige inzichten werkgelegenheid zijn voor ongeveer 200 FTE.

65.

Kan worden aangetoond dat de Nederlandse hulp aan de Griekse fiscus vruchten afwerpt? Zo ja, hoe?

66.

Welke procesverbeteringen hebben zich bij de Griekse belastingdienst voorgedaan sinds Nederland technische bijstand verleent?

Antwoord op vragen 65 en 66

De Nederlandse hulp vindt plaats in het kader van de Task Force for Greece die is opgericht door de Europese Commissie om Griekenland te ondersteunen in de uitvoering van het leningenprogramma van de EU en het IMF. Hierin participeren naast Nederland ook andere lidstaten. Nederland is verantwoordelijk voor de assistentie over bezwaar en beroep en voor het anti-witwasprogramma. Daarnaast levert Nederland expertise over invordering. Naast deze vormen van assistentie zijn experts uit Nederland betrokken geweest bij de inmiddels afgeronde Tax Procedure Code die diverse procesverbeteringen mogelijk maakt.

Voor de afhandeling van geschillen is een belangrijke procesverbetering ingezet: per 1 augustus 2013 is sprake van een verplichte bezwaarprocedure. Dit betekent dat er eerst een bezwaar tegen een aanslag moet worden ingediend voordat een Griekse belastingplichtige naar de fiscale rechter kan. Deze verplichte bezwaarprocedure heeft onder meer als doel om het aantal beroepsprocedures (en het daarmee gepaard gaande uitstel van betaling van belastingschulden) fors te verminderen. Om deze verplichte bezwaarprocedure uit te voeren heeft de Griekse belastingdienst op dezelfde datum een nieuwe afdeling bezwaarbehandeling ingesteld. Deze afdeling wordt momenteel opgebouwd. Voor concrete effecten is het nog te vroeg.

Het anti-witwasprogramma richt zich niet alleen op de Griekse fiscus maar ook op de fiscale opsporingsdienst SDOE, de Bank of Greece, de Financiële Politie en de Financial Intelligence Unit. Meer dan 500 participanten uit deze organisaties zijn getraind op drie niveaus in de aanpak van witwaszaken. Onderdeel van het trainingsprogramma is het operationaliseren van de kennis in concrete onderzoeken. Van de vijf lopende onderzoeken zijn er vier strafrechtelijk; deze worden door Nederland gecoacht. Daarnaast wordt gewerkt aan voorbereiding van meer onderzoeken.

Voor meer concrete resultaten uit het trainingsprogramma is het te vroeg maar een belangrijke procesverbetering is de inter-agency aanpak. De Griekse autoriteiten zijn niet gewend aan samenwerking en dit is hiermee in gang gezet. Dit wordt zichtbaar in de lopende onderzoeken en in de intensivering van het gebruik van meldingen van ongebruikelijke transacties aan de Financial Intelligence Unit door de Griekse fiscus. Voorts is de wetgeving om een centraal bankenregister op te zetten door het parlement goedgekeurd; in oktober wordt deze geïmplementeerd. Hiermee wordt beoogd dat de wachttijd van opsporingsdiensten en de fiscus veel korter wordt (deze is nu soms meer dan een jaar) als zij in het kader van een onderzoek gegevens van banken opvragen.

Sinds de start van het anti witwasprogramma is een meer dan 133 miljoen Euro aan tegoeden bevroren.

Op het door België geleide domein van de invordering levert Nederland bijdragen op diverse onderdelen. Zo is een procedure voor automatisch herinneren en aanmanen voor bestaande belastingschulden geïmplementeerd en wordt een pilot uitgevoerd voor elektronisch beslag onder Griekse banken voor belastingschulden. Ook zijn maatregelen getroffen om de kasbetalingen terug te dringen en elektronisch betalen mogelijk te maken. Voorts is de wettelijke mogelijkheid tot het oninbaar lijden c.q. afschrijven van belastingschulden gerealiseerd. Qua organisatie is binnen de Griekse belastingdienst een unit ingericht voor de invordering van grote belastingschulden; het IMF heeft vastgesteld dat deze unit versterking behoeft. Veel van deze maatregelen zijn in de eerste helft van 2013 ingevoerd. Concrete resultaten zullen in deze tweede helft van 2013 kenbaar moeten worden.

67.

Hoe vaak is de lijst met Griekse schepen aan de Griekse autoriteiten overhandigd? Hoeveel eigenaren van die schepen hebben inmiddels de verschuldigde belasting betaald?

Antwoord

De lijst is door de Nederlandse belastingdienst via de gebruikelijke weg toegestuurd aan de bevoegde autoriteiten in Griekenland. Ook is de lijst door de Minister van Financiën overhandigd aan zijn Griekse ambtsgenoot. De Grieken houden Nederland op de hoogte van de behandeling van de lijst. Van de namen van eigenaren op de lijst wordt gecontroleerd of zij de juiste aangifte hebben gedaan; is dat niet het geval dan wordt een nader onderzoek gestart.

68.

Hoe kan worden verklaard dat, na toezichtsacties bij ANBI’s, in bijna een derde van de gevallen de ANBI-status moet worden ontnomen?

Antwoord

De ANBI-beschikking wordt op aanvraag afgegeven. In veel gevallen gaat het bij deze aanvraag om nieuwe instellingen die op dat moment nog geen feitelijke activiteiten ontplooien. Wanneer er op een later moment naar de feitelijke activiteiten onderzoek wordt gedaan, leidt dat in een aantal gevallen tot intrekking. Doordat het toezicht risicogericht plaatsvindt, stuit de Belastingdienst relatief vaak op ANBI’s waarop iets aan te merken is. Daaruit blijkt juist dat de Belastingdienst een redelijk zicht heeft op de risicogevallen. Dit beleid is enige jaren geleden onder mijn ambtsvoorganger aangescherpt. Naast een eigen risicoselectie, worden vaak signalen vanuit de dienst en van externe bronnen ontvangen.

69.

Welke meest voorkomende redenen zijn aan te voeren voor het intrekken van de ANBI-status in 105 gevallen?

Antwoord

In verreweg de meeste gevallen wordt geconstateerd dat de instelling niet voldoet aan het criterium dat het algemeen belang geheel of nagenoeg geheel wordt gediend.

70.

Hoe vaak wordt een ANBI gemiddeld genomen aan toezicht onderworpen?

Antwoord

Het toezicht op ANBI's is risicogericht. Dit houdt in dat er niet sprake is van een stelsel waarbij iedere ANBI op een bepaald moment aan toezicht onderworpen wordt. Door gebruik te maken van intelligence en signalen die vanuit de Belastingdienst, maar ook vanuit de samenleving voortkomen, wordt telkens opnieuw bekeken bij welke ANBI's mogelijk sprake is van omstandigheden die tot concrete toezichtacties nopen. Dit gebeurt dan door onderzoek ter plaatse of boekenonderzoek. Daarnaast vindt ook toezicht plaats door het opvragen van jaarstukken.

71.

Kunt u het advies van de COR openbaar maken?

Antwoord

De Centrale Ondernemingsraad (COR) heeft zijn advies aangeboden aan de directeur-generaal. De COR heeft het advies ook met de staatssecretaris besproken. De advisering van de COR moet worden beschouwd als onderdeel van de interne beraadslaging tussen de dienstleiding en de medewerkers van de Belastingdienst. Ik zie geen reden om het advies openbaar te maken. De adviezen van de COR zijn overgenomen door de dienstleiding en inmiddels gedeeld in managersbijeenkomsten. De op de organisatie gerichte punten worden meegenomen in de totstandkoming van het beleid en de aansturing van de organisatie. Over hoe de Belastingdienst functioneert, vindt publieke verantwoording plaats. De adviezen van de COR over hoe dit gestalte kan krijgen, horen naar mijn mening niet thuis in het publieke debat. Inmiddels is ook uit de met de vakorganisaties gevoerde gesprekken gebleken dat deze de door de COR gegeven adviezen volledig steunen en dat de dienst nu rust en ruimte verdient om de afgesproken zaken te gaan verwezenlijken.

72.

Hoeveel en welke sancties zijn opgelegd in het kader van de Bulgaarse toeslagenfraude?

Antwoord

Voor de Bulgaarse fraudezaak van april loopt nog een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast zijn in deze zaak ook boetes opgelegd (zie ook antwoord op vraag 38).

73.

Hoeveel van de onterecht uitbetaalde toeslagen aan Bulgaren zijn ingevorderd?

Antwoord

Voor alle toeslagen die onterecht zijn uitgekeerd aan Bulgaren en voor zover ze niet in de strafzaak betrokken, is de terugvordering in gang gezet.

74.

Hoe wordt het gedaalde aantal afgedane bezwaarschriften ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder verklaard?

Antwoord

In de eerste helft van 2012 is tijdelijke extra capaciteit ingezet op het bezwaarproces. Begin 2013 is de capaciteit weer ingezet op andere processen wat tot uiting komt in het aantal afgedane bezwaarschriften.

75.

Wat is de reden dat er bijna 1.000 beroepschriften meer zijn ingediend?

Antwoord

Het aantal beroepsschriften vertoont over de jaren heen een zekere fluctuatie waarvoor geen bijzondere verklaring voorhanden is.

76.

Hoeveel van de 218 verzoeken om inlichtingen van Nederland aan andere landen zijn ingewilligd? Hoeveel van de 96 verzoeken om inlichtingen van andere landen aan Nederland zijn ingewilligd?

Antwoord

De tekst bovenaan bijlage 2, onderdeel 1 (internationale gegevensuitwisseling), van de 12e Halfjaarsrapportage Belastingdienst bevat een onjuistheid. Daarin staat namelijk: Op het terrein van het buitenlands vermogen zijn over de periode 1 januari 2012 t/m 30 juni 2013 aan de verdragspartners 218 verzoeken verzonden en 96 verzoeken ontvangen. Het genoemde aantal van 96 betreft echter niet ontvangen verzoeken, maar ontvangen antwoorden op de 218 Nederlandse inlichtingenverzoeken. De tekst boven de tabellen is wel juist.

Opgemerkt wordt dat de landen waarmee Nederland TIEA's heeft gesloten, in het algemeen landen zijn met een beperkt aantal belastingplichtigen. Deze belastingplichtigen zullen slechts in uitzonderingssituaties relaties onderhouden met Nederland, die aanleiding kunnen geven tot het stellen van fiscale vragen aan de Nederlandse Belastingdienst. Dit is hoogstwaarschijnlijk de reden waarom Nederland tot op heden vanuit TIEA-landen geen inlichtingenverzoeken heeft ontvangen.

77.

Kunt u het aantal verzoeken om inlichtingen over jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 aan de Kamer doen toekomen, inclusief het aantal ontvangen antwoorden op de verzoeken in die jaren, uitgesplitst per land?

Antwoord

In de bijlage is een overzicht opgenomen waarin per jaar en per land de aantallen verzonden verzoeken en de ontvangen antwoorden worden vermeld7. Hierbij wordt aangetekend dat de antwoorden soms ook op andere belastingjaren betrekking kunnen hebben, omdat een in het ene jaar verzonden verzoek in het volgende jaar kan zijn beantwoord.

78.

Waarom ontvangt Nederland geen automatische gegevens van buurland Duitsland?

Antwoord

Nederland ontvangt wel automatisch gegevens van Duitsland. Op basis van de EU Spaarrenterichtlijn ontvangt Nederland van Duitsland jaarlijks automatisch de afgesproken inlichtingen. Daarnaast worden jaarlijks automatisch pensioengegevens in het kader van de Deutsche Rentenversicherung ontvangen.

Voor het overige worden op basis van het met Duitsland gesloten Memorandum of Understanding slechts incidenteel gegevens via de automatische weg ontvangen. Tussen Nederland en Duitsland is hierover reeds enige malen op ambtelijk niveau gesproken. De problemen met de automatische inlichtingenuitwisseling zijn grotendeels terug te voeren op de interne organisatiestructuur van Duitsland.

In het kader van genoemde Richtlijn 2011/16/EU is Duitsland inmiddels bezig zijn interne processen aan te passen aan de vereisten voor automatische inlichtingenuitwisseling, zodat over het belastingjaar 2014 deze uitwisseling op gang kan komen.


X Noot
1

Kamerstuk 33 003, nr. 44

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 154

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 149

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 23

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 147

X Noot
6

Transportation Research Board Publications 2012, 220.

X Noot
7

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven