36 338 Kabinetsbeleid in de komende periode

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2023

Op 10 januari 2022 is dit kabinet van start gegaan. Belangrijke passages uit het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) luiden: «We willen ons richten op concrete verbeteringen in het leven van mensen. Nederlanders willen dat de overheid betrouwbaar is en levert. Dan hebben burgers de ruimte om samen met familie, vrienden, collega’s en vrijwilligers bij een vereniging in de buurt betekenis aan hun leven te geven. Dat is een samenleving waarin de overheid mensen in staat stelt samen de schouders eronder te zetten. We werken aan een overheid die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is. We beoordelen wetten op eenvoud, menselijke maat en uitvoering.» Met deze en andere programmapunten uit het coalitieakkoord is het kabinet begin vorig jaar aan de slag gegaan.

Binnen twee maanden na de start heeft het kabinet de coronamaatregelen beëindigd, en werd het op hetzelfde moment geconfronteerd met de inval van Rusland in Oekraïne en als gevolg daarvan de ernstigste energiecrisis en de mede daardoor hoogste inflatie sinds de jaren '70 van de vorige eeuw.

Het kabinet heeft samen met het parlement een ongekend pakket aan maatregelen genomen om de gevolgen van het grote koopkrachtverlies voor veel burgers te dempen. Dat was alleen mogelijk met de medewerking van energieleveranciers en vele uitvoeringsinstanties. Tegelijkertijd is het kabinet begonnen met de ambitieuze doelstellingen van de klimaattransitie, het stikstofbeleid en de woningbouw. Ook op vele andere terreinen, zoals zorg, onderwijs en justitie is het kabinet hard aan het werk gegaan. Vanwege de nieuwe geopolitieke- en veiligheidssituatie is er ook besloten om een ongekend bedrag in defensie te investeren.

En tegelijkertijd signaleren we naar aanleiding van de recente verkiezingsuitslag onvrede over het kabinetsbeleid en de overheid. Die signalen neemt het kabinet zeer serieus. Te vaak vragen mensen zich af of de overheid er ook voor hen is, terwijl het kabinet het van meet af aan als een opdracht ziet om er in voldoende mate voor iedereen te zijn.

In analyses van de verkiezingsuitslag valt al snel het woord «kloof». En ja, hoewel volgens Ipsos, dé kiezer niet bestaat, is er voor veel mensen – op zijn minst gevoelsmatig – een kloof. Tussen «stad» en «platteland». Tussen «Randstad» en «regio». Tussen «kansarmen» en «kansrijken». Tussen mensen in verschillende inkomensgroepen.

We zien ook, dat de samenleving, en daarmee ook het overheidsstelsel, in de afgelopen decennia in toenemende mate er één is geworden die gedomineerd wordt door hoger opgeleiden. Regelingen die met de beste bedoelingen zijn opgezet bereiken te vaak niet de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Wie op een laagdrempelige manier, telefonisch of aan een balie, in gesprek met «de overheid» om een oplossing te vinden voor de eigen situatie dan kan dat vaak alleen na een vooraf met DigiD gemaakte afspraak. De verweesdheid bij de mensen die niet bereikt worden ligt op de loer. «De overheid is er niet voor mij, ik heb er niets aan, of het is te ingewikkeld geworden.» Overigens, ook hoger opgeleiden lopen niet zelden vast in overheidsregels. En voor de overheid is de uitvoeringskracht in toenemende mate een probleem. Deze vergt veel ICT-capaciteit, zeker omdat de wet- en regelgeving steeds complexer en fijnmaziger wordt. Als de maatschappelijke noodzaak wordt gevoeld om beleid te wijzigen maar «de uitvoering» dat niet meer aan kan, lopen mensen vast. De overheid levert niet of te weinig voor een te grote groep mensen, of het nu gaat om bijvoorbeeld bestaanszekerheid of wonen.

En dán zijn er geen grenzen tussen «stad» en «platteland». In de dunner bevolkte gebieden wordt het toenemende gebrek aan voorzieningen gevoeld: van de beschikbaarheid van openbaar vervoer, tot de aanrijtijden van ambulances, het beperkte aantal politieagenten en de nabijheid van zorgvoorzieningen en scholen. In de (binnen)steden zijn die scholen er wel, maar stuit je op een lerarentekort, wachtlijsten of lotingen voor scholen, overbelaste huisartsenpraktijken. Het gebrek aan betaalbare woningen voor starters én senioren is overal merkbaar.

Vernieuwen

Geen van deze problemen is in één keer van vandaag op morgen opgelost. Tegelijk wil het kabinet over de volle breedte, op ieder van deze grote vraagstukken, verdere verbetering laten zien. Het gaat daarbij niet alleen over de plannen die het kabinet al had meegekregen in het coalitieakkoord, bijvoorbeeld over de investeringen in het onderwijs, leraren, woningbouw, politie en zorg. Het gaat er ook om hoe iedereen in Nederland daar de gevolgen van kan gaan merken. Het gaat dan ook om een stevige inspanning om het geld anders te verdelen. Dunner bevolkte gebieden met grote afstanden zijn er volop in ons land en moeten meer gewicht krijgen in de toebedeling van voorzieningen.

Daarbij zal ook gebruik worden gemaakt van de recent verschenen rapporten «Eigentijdse ongelijkheid» van het Sociaal Cultureel Planbureau en «Elke regio telt» van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur, Raad voor Volksgezondheid en Samenleving en Raad voor het Openbaar Bestuur.

Uit «Elke regio telt»

De regionale verschillen in brede welvaart worden in ons land de laatste jaren groter en het overheidsbeleid draagt daaraan bij. Buiten de economische centrumgebieden van Nederland verschralen en verdwijnen hoe langer hoe meer voorzieningen, onder andere op het gebied van bereikbaarheid, zorg, onderwijs en cultuur. Dit leidt tot sociaal-economische tekorten en ook tot gezondheidsachterstanden. Natuurlijk hebben wij ook gezien en gehoord dat veel mensen het leven in de regio’s buiten de economische centrumgebieden van Nederland waarderen en koesteren om allerlei redenen: ruimte, sociale verbondenheid, landschap of rust. Maar we zien teveel onwenselijke achterstanden in brede welvaart. Onwenselijk, omdat ze de vitaliteit en leefbaarheid van gemeenschappen in de regio’s ondermijnen en voor Nederland als geheel tot nadelige effecten leiden. Wij stellen vast dat er in het huidige rijksbeleid sprake is van een focus op economische centrumgebieden en dat de overheid geneigd is om vanuit een «macroperspectief» op doelmatigheid te kijken naar investeringen en (semi)publieke voorzieningen, zonder daarbij oog te hebben voor de specifieke, regiogebonden context.

Uit «Eigentijdse ongelijkheid»

In het SCP-rapport Eigentijdse Ongelijkheid is gekeken naar iemands positie in de maatschappij. Die hangt niet alleen af van opleiding, beroep, inkomen en financieel vermogen (economisch kapitaal), maar ook van «wie je kent» (sociaal kapitaal), «waar je bij past» (cultureel kapitaal) en «wie je bent» (persoonskapitaal: gezondheid en aantrekkelijkheid). Uit het onderzoek blijkt dat één op de zes Nederlanders (16,3%) achterstand heeft op deze vier terreinen. Daartegenover staat een groep van 19,9%, die over de gehele linie een voorsprong heeft. Deze structurele ongelijkheid in ons land is hardnekkig en heeft grote gevolgen.

Dit zijn belangrijke uitgangspunten voor het kabinet bij het vormgeven van beleid in de komende periode. Vanzelfsprekend in samenwerking met andere overheden, organisaties en gebaseerd op inzichten vanuit de samenleving zelf. De inzichten van hen die iedere dag hard werken aan deze grote onderwerpen. Dat vraagt ook actieve en zichtbare betrokkenheid van bewindspersonen bij de problemen en oplossingen van burgers.

Verbetering van de uitvoering

Wanneer het gaat om de uitvoering loopt de afwikkeling van twee grote kwesties in het oog: de schadeafhandeling en versterking na de aardbevingen in Groningen, en de afwikkeling van de kinderopvangtoeslagaffaire. Beiden zijn voor de betrokkenen langdurige kwesties geworden, die zich kenmerken door grote aantallen en de wens tot maatwerk leidt tot complexiteit. Gedupeerden willen gewoon dat hun problemen worden opgelost, dat zij de benodigde (financiële) ondersteuning voor schade en herstel krijgen zodat zij door kunnen met hun leven. In die zin staan ze ook symbool voor de uitvoeringskracht van de overheid over een grotere breedte: in lopende onderwerpen als klimaat en migratie, tot aan stikstof. Het kabinet spant zich op korte termijn in om, zonodig out-of-the-box, tot een verbetering te komen van de aanpak voor de aardbevingsschade en de kinderopvangtoeslagaffaire. Daarbij willen we transparant zijn over wat nodig is, wat extra kan, wat de effecten zijn en welke dilemma’s dit soms met zich meebrengt.

Met betrekking tot Groningen zal dat zijn beslag krijgen in de reactie van het kabinet op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie (Kamerstuk 35 561, nrs. 5 t/m 11). Ook bij andere genoemde grote problemen waar mensen tegenaan lopen zal het kabinet gerichte acties uitwerken: zowel bij de ongelijkheid tussen regio’s als bij de ongelijkheid in kansen.

Nederland staat voor een grote en complexe opgave in het terugdringen van de stikstofuitstoot. De staat van de natuur, de knellende situatie van de PAS-melders en de beperkte mogelijkheden tot vergunningverlening onderstrepen de «sense of urgency» dat beleid in uitvoering moet worden omgezet. Het is zover gekomen omdat dit probleem te lang onvoldoende is aangepakt. De stikstofuitstoot zal moeten worden gereduceerd, zowel in de landbouw als in de industrie, zodat de natuur kan herstellen. Dat zijn wij verplicht aan de volgende generaties. In deze opgave is het van belang dat er een hoopvol perspectief is voor boeren in Nederland. Die verplichting hebben wij. Boeren dragen bij aan onze welvaart, voedselzekerheid en de natuur. Het kabinet heeft daarbij ook oog voor de belangrijke positie die agrarische bedrijven hebben voor hun omgeving en de vitaliteit van het platteland. In de voorgenomen transitie moeten wij blijven werken aan een sterke duurzame en toekomstbestendige agrarische sector.

Het CDA heeft de andere drie coalitiepartijen laten weten te willen heronderhandelen over de stikstofafspraken in het coalitieakkoord. Het CDA heeft daarbij gemeld dat om dat gesprek goed te kunnen voeren deze partij van mening is dat het van belang is de inhoudelijke voortgang en uitkomsten mee te wegen ten aanzien van de provinciale akkoorden, het landbouwakkoord en de in voorbereiding zijnde regelingen voor boeren.

Tot slot

In de regeling van werkzaamheden van 21 maart 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 63, Regeling van Werkzaamheden)

heeft de heer Omtzigt gevraagd om een reflectie op de verkiezingsuitslag. Voor het verwerven van steun voor wetsvoorstellen in de Eerste Kamer is het kabinet afhankelijk van individuele Kamerleden of fracties in de Eerste Kamer, zoals ook voor de verkiezingen van 15 maart het geval was. De betekenis hiervan voor afzonderlijke wetsvoorstellen zal van geval tot geval verschillen en zal blijken gedurende het parlementaire proces. Met deze brief acht ik dit verzoek geadresseerd.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven