31 066 Belastingdienst

Nr. 1006 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 april 2022

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 25 januari 2022 inzake rapporten PwC over Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) – Particulieren en externe gegevensdeling (Kamerstuk 31 066, nr. 957) en over de brief van 1 februari 2022 inzake de reactie op verzoeken commissie over de rapporten van PwC over Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) – Particulieren en externe gegevensdeling (Kamerstukken 31 066, nr. 960).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 april 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Lips

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Werd de code AKI 1043 automatisch toegekend als een aangifte was gedaan via een verdachte facilitator?

Antwoord 1

Nee. Met behulp van query’s werden ontvangen aangiften geselecteerd die geautomatiseerd aangeboden werden aan de analisten aan de poort. Deze selectie werd uitgevoerd aan de hand van daartoe vastgestelde parameters, bijvoorbeeld: persoonsgebonden aftrekposten vanaf een normbedrag. De analyse van de geselecteerde aangiften op fiscale risico’s kon leiden tot het opvoeren van een AKI 1043 of AKI 1044. Indien het onderzoek naar een mogelijke facilitator daartoe aanleiding gaf, werd het klantenbestand van de adviseur doorgegeven aan de analisten van de Poort en kon dit meewegen bij de analyse. Dit kon leiden tot een AKI-code. Deze AKI-code werd niet automatisch toegekend, maar in voorkomende gevallen wel na analyse door de analist aan de poort.

Vraag 2

Kan worden toegelicht, gelet op het feit dat uit gesprekken volgens het onderzoek is gebleken «dat sommige medewerkers van invordering deze indicatie als bewezen fraude opgevat hebben», hoe dit in zulke grote getallen kan gebeuren als het geen beleid is? Kunt u meer kwalitatieve toelichting geven bij deze uitspraak op basis van de gesprekken?

Antwoord 2

Bij behandeling van verzoeken tot kwijtschelding/schuldsanering moet de ontvanger toetsen op verwijtbaarheid. Daarbij baseert de ontvanger zich op alle voor hem beschikbare gegevens met betrekking tot het ontstaan van de vorderingen en eventueel opgelegde boetes. Gebruik van risicosignalen was in een aantal werkinstructies opgenomen. Dit was weliswaar geen beleid, maar werkinstructies waren wel leidend bij het behandelen van verzoeken tot kwijtschelding en/of sanering. In de op 27 januari 20211 met uw Kamer gedeelde werkinstructie wordt voorgeschreven te kijken of er in FSV een «melding fraudepost» staat, en in dit geval het verzoek af te wijzen. Dit had hier absoluut niet moeten staan. De gesprekken waar in de vraag naar verwezen wordt zijn door PwC met medewerkers gevoerd. Ik heb hierover geen verdere informatie dan wat in het rapport staat.

Vraag 3

Was een training verplicht om te werken met FSV?

Antwoord 3

Er was geen training beschikbaar om met FSV te werken. Wel waren er instructies/handleidingen over FSV beschikbaar en hadden medewerkers een autorisatie nodig om met FSV te werken. De instructies/handleidingen zijn op 10 juli 2020 met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 31 066, nr. 681).

Vraag 4

Wat is oorsprong van het feit dat er door de query wordt geselecteerd op opvallende ziektekosten? Wat is het oorspronkelijke onderzoek waarop dit is gebaseerd?

Antwoord 4

Aan de poort worden de met behulp van query’s geselecteerde aangiften geanalyseerd. De criteria en parameters die aan de basis liggen van deze query’s worden ontleend aan reeds bekende patronen van onregelmatigheden in aangiften in combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.

Vraag 5

Is het mogelijk dat mensen negatieve gevolgen hebben ervaren bij hypotheekaanvragen als gevolg van gegevensuitwisseling?

Antwoord 5

PwC heeft twee e-mails aangetroffen aan een bank. Het doel van de eerste mail lijkt bevestiging van de tenaamstelling van de rekening te zijn. De tweede mail is een rappel op de eerste. Er wordt niets gezegd over hypotheekaanvragen. Verder heeft PwC geen communicatie over burgers in FSV aangetroffen met banken of hypotheekverstrekkers.

Vraag 6

Is het in de werkwijze als probleem gezien dat Particulieren en Toeslagen op basis van dezelfde signalen tot verschillende conclusies kwamen?

Antwoord 6

Hoewel zich altijd situaties kunnen voordoen waarin verschillende mensen tot een verschillend oordeel komen, is het duidelijk dat de werkprocessen rondom FSV onvoldoende getoetst en gestandaardiseerd waren. Hierdoor konden misverstanden en uiteenlopende behandelwijzen ontstaan en dat is onwenselijk. Het signalenproces waarin FSV werd gebruikt is begin 2020 stilgelegd. Als onderdeel van het programma HVB is er een nieuw proces ontwikkeld met een ondersteunende tijdelijke signalenvoorziening. Hiervoor is een GEB opgesteld. Deze is aangeboden aan de FG en tevens voorgelegd aan de AP ten behoeve van voorafgaande raadpleging. Op basis van de reactie van de AP worden het proces en de GEB zo nodig aangepast voordat het signalenproces hervat wordt.

Vraag 7

Heeft geen toegang tot de minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP) gevolgen gehad voor toegang tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP)

Antwoord 7

In beginsel moet MSNP beproefd worden alvorens een verzoek tot WSNP ingediend kan worden. Wanneer geen MSNP plaatsvindt zal de rechtbank het verzoek tot sanering volledig opnieuw beoordelen. Daarbij kan de rechtbank eigen afwegingen maken aan de hand van alle relevante omstandigheden. Een afwijzing van een verzoek tot MSNP heeft geen direct effect op toelating tot WSNP.

Vraag 8

Klopt het dat meer dan de helft van de informatie-uitwisseling niet op basis van een formeel informatieverzoek plaatsvond?

Antwoord 8

Ik ga ervan uit dat hiermee op de tabel op bladzijde 13 van het PwC-rapport2 over externe gegevensdeling over burgers in FSV wordt gedoeld.

FSV werd onder andere gebruikt om informatieverzoeken van andere instanties te registreren. De Belastingdienst is wettelijk3 verplicht aan zulke verzoeken te voldoen zodat de instanties hun taken kunnen uitvoeren. FSV kon hiervoor als logistiek systeem worden ingezet om te zorgen dat de aanvragen tijdig afgehandeld werden. In deze gevallen zijn de externe informatieverzoeken dus de aanleiding geweest voor het aanmaken van een registratie in FSV, en de verzoeken zien in principe niet op informatie uit FSV.

PwC heeft onderzocht of en in welke mate informatie over FSV-registraties aan derden is verstrekt. Dit is een andere vorm van informatie-uitwisseling, maar de twee kunnen wel samenvallen. Een voorbeeld is het voorbeeld B.4 op bladzijde 22 van het rapport. Daarin reageert een medewerker van de Belastingdienst op een informatieverzoek van een gemeente. Tegelijkertijd heeft de medewerker in het onderwerpveld toegevoegd dat het verzoek is geregistreerd in FSV. Vanuit de gesprekken met medewerkers is aangegeven dat de werkwijze was dat deze informatie achteraf werd toegevoegd aan de onderwerpregel om zo aan te duiden dat een melding/signaal opgepakt was. Deze werkwijze is PwC 262 keer tegengekomen tijdens het onderzoek, iets minder dan de helft van het totaalaantal aangetroffen e-mails.

De tabel op bladzijde 13 toont in hoeveel gevallen op deze of op een andere manier informatie over een FSV-registratie is gedeeld met een externe partij in reactie op een informatieverzoek. Het gaat dus om de overlap tussen de twee hierboven beschreven vormen van informatie-uitwisseling. In 44% van de door PwC aangetroffen e-mails is er een overlap met informatieverzoeken.

Vraag 9

Met welke private organisaties zijn gegevens uitgewisseld?

Antwoord 9

Het PwC-rapport4 over externe gegevensdeling over burgers in FSV stelt dat het om 16 private partijen gaat. Voor deze 16 private partijen zijn in totaal 25 waarnemingen van gegevensdeling geconstateerd. Het gaat hier om waarnemingen van diverse typen gegevensdeling zoals beschreven in het rapport:

Type organisatie

Aantal organisaties

Aantal waarnemingen gegevensdeling naar type

Separate risicosignalen

Exportbestand

Directe informatie over FSV-registratie

Indirecte informatie over FSV-registratie

Consultancybureau

2

 

2

1

 

Verzekeraar

2

3

   

2

Bank

1

   

2

 

Woningcorporatie

7

9

     

Advocatenkantoor

1

     

1

Offshorebedrijf

1

     

1

Waterleidingbedrijf

1

     

2

Zorgverlener

1

1

   

1

Vraag 10

Heeft 1x1 invloed op de WSNP?

Antwoord 10

Nee, een 1x1 notering kon leiden tot afwijzing van een verzoek tot deelname aan MSNP maar een verzoek tot toelating WSNP wordt volledig door de rechtbank beoordeeld. Zie hierover ook het antwoord op vraag 7.

Vraag 11

Waarom kon informatie zonder check in het systeem worden opgenomen?

Antwoord 11

De FSV was een registratiesysteem van inkomende signalen en informatieverzoeken. De signalen werden geregistreerd in de FSV zonder inhoudelijke toets. Daarna begon het afwegingsproces en fiscale duiding.

Bij de directie Toeslagen vond er wel een check plaats voordat signalen in FSV werden geregistreerd. De risicosignalen die bij het fraudemeldpunt van Toeslagen binnenkwamen werden handmatig door een medewerker van het fraudemeldpunt geselecteerd. Alleen de geselecteerde signalen binnen de directie Toeslagen werden in FSV geregistreerd.

Vraag 12

Wiens verantwoordelijkheid was het om de kwaliteit van de data te controleren?

Antwoord 12

De kwaliteit van de data kon worden gecontroleerd aan de hand van de fiscale toetsing als onderdeel van het betreffende werkproces. De verantwoordelijkheid daarvan lag bij de afzonderlijke directies.

Vraag 13

Werden signalen van derden altijd opgenomen en waarom?

Antwoord 13

Nee, niet alle signalen van derden werden opgenomen in de FSV. Voor de directies MKB en Particulieren werden signalen die bij het informatieloket binnenkwamen geregistreerd in de FSV. Bij Toeslagen werden binnenkomende risicosignalen handmatig door een medewerker van het fraudemeldpunt geselecteerd. Alleen de geselecteerde signalen binnen Toeslagen werden in FSV geregistreerd. Dit vormde het startpunt voor een verder onderzoek.

Vraag 14

Wat is bewezen fraude en hoe gaat de overheid daarmee om?

Antwoord 14

Fraude is als zodanig niet in de belastingwetgeving gedefinieerd.5 Desalniettemin wordt deze term gebruikt als sprake is van een fiscaal vergrijp of een fiscaal misdrijf. Daarbij wordt gedoeld op de situatie waarin een burger of een bedrijf grofschuldig of opzettelijk geen, een onjuiste of een onvolledige aangifte doet of de verschuldigde belasting niet, niet-geheel, of niet tijdig betaalt. Het gaat kort gezegd om mensen die veelal bewust een misleidende voorstelling van zaken geven of anderszins onrechtmatig handelen om daar een fiscaal voordeel mee te behalen.

De last om te bewijzen dat een fiscaal vergrijp is begaan of fraude is gepleegd ligt bij de inspecteur. Dat betekent dat de inspecteur grove schuld of opzet aannemelijk moet maken. Van grove schuld of opzet is niet zomaar sprake. Bij grove schuld zal de inspecteur moeten kunnen onderbouwen dat de belastingplichtige ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld. Bij opzet geldt dat de belastingplichtige ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bijvoorbeeld de ingediende aangifte onjuist is. De Belastingdienst kan in deze situaties een boete opleggen. De regels en waarborgen ten aanzien van het opleggen van fiscale boeten zijn vastgelegd in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB).6

Als er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit door de belastingplichtige en het fiscale nadeel bedraagt (in beginsel) meer dan € 100.000 wordt de inzet van het strafrecht overwogen. Daarbij gelden de waarborgen die zijn vastgelegd in het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD).7

De afweging of een zaak strafrechtelijk onderzocht zal worden, wordt per individueel geval gemaakt door de Belastingdienst, Fiscale Inlichtingen Opsporingsdienst (FIOD) (is onderdeel van de Belastingdienst) en het Openbaar Ministerie (OM) samen. Een besluit tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek vraagt een serieuze weging en is enkel aan de orde als er volgens het strafrecht sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit. Bij het uitvoeren van een strafrechtelijk onderzoek gelden strafvorderlijke waarborgen.

Vraag 15

Wanneer is de Belastingdienst klaar met de veegactie naar applicaties en lijsten met onder andere nationaliteitsgegevens?

Antwoord 15

In de eerstvolgende rapportage Herstellen, Verbeteren, Borgen (HVB) wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Zoals ik in de aanbiedingsbrief heb aangegeven wil ik deze rapportage in de week van 9 mei aan uw Kamer sturen.

Vraag 16

Waaruit blijkt dat de waarnemingen van PwC zorgelijk zijn?

Antwoord 16

In het rapport van 25 januari jl. schreef PwC dat het voorbeelden is tegengekomen in de communicatie over signalering van risico’s waarbij het risico op fraude gebaseerd werd op persoonskenmerken zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen. In mijn reactie8 heb ik deze waarneming buitengewoon zorgelijk genoemd. Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld9. Op 29 maart heb ik de PwC rapporten over de effecten van door de directie MKB opgevoerde FSV-registraties en het rapport «query’s aan de Poort» naar het proces detectie aan de Poort aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 31 066, nr. 992).

Vraag 17

Wat wijst op de gebrekkige borging van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?

Antwoord 17

In het rapport van 25 januari jl.10 heeft PwC verschillende waarnemingen gedaan die duiden op gebrekkige borging van het zorgvuldigheidsbeginsel. Deze zien op de tekortkomingen van FSV op het gebied van gegevensbescherming, op effecten van het zogeheten 1x1-vinkje in FSV bij de invordering en op in 6% van de gevallen onjuist toegepast «deblokkeringsbeleid». Dit is het deblokkeren (verwijderen) van de zogeheten AKI 1043 (waarmee aangiften kunnen worden aangemerkt voor behandeling door intensief toezicht) na een correcte aangifte. Tevens heeft PwC in onderzoeken van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) verschillende analyses op nationaliteit aangetroffen om zicht te krijgen op groepen die vermoedelijk gebruik maakten van facilitators. De onderzoekers concluderen dat dit duidt op gebrekkige borging van de zorgvuldigheids- evenredigheids- en gelijkheidsbeginsels.

Vraag 18

Wat stond er in de richtlijnen over het niet toepassen van geen MSNP?

Antwoord 18

Op 27 januari 202111 is een werkinstructie met uw Kamer gedeeld. Hierin stond vermeld dat bij een individuele schuld (dit kan zowel een toeslag- als belastingschuld zijn) van hoger dan € 10.000, in samenhang met een FSV-registratie «melding fraudepost» en/of de kwalificatie O/GS, een verzoek tot minnelijke schuldsanering werd afgewezen. De Auditdienst Rijk (ADR) heeft een rapport over de gehanteerde grensbedragen van schulden in de beoordeling van verzoeken tot MSNP opgesteld dat op 6 juli 2021 met uw Kamer is gedeeld12.

Vraag 19

Wat is het percentage van mensen dat via FSV in het intensieve toezichtsregime valt?

Antwoord 19

Intensief Toezicht is een proces binnen de directie Particulieren voor de controle van aangiften Inkomstenbelasting. In het proces «analyse aan de Poort» kunnen aangiften worden aangemerkt voor intensief toezicht door middel van een AKI-code 1043. Tot 2018 werd hiervan een registratie gemaakt in FSV. FSV is daar dus niet oorzaak, maar gevolg van de doorverwijzing naar Intensief Toezicht. Ik kan geen percentage geven over hoeveel mensen in het intensief toezicht vallen. PwC stelt wel dat 7.400 mensen te lang onder intensief toezicht hebben gestaan.

Vraag 20

Is het aan te nemen dat er heel veel meer gegevens zijn gedeeld?

Antwoord 20

Ik ga ervan uit dat hiermee de verstrekking van gegevens over burgers in FSV aan andere organisaties wordt bedoeld. PwC wijst erop dat mogelijk meer informatie uit FSV extern gedeeld is dan uit het bijgaande onderzoek naar voren is gekomen; het heeft aanvullende e-mailboxen geïdentificeerd van waaruit mogelijk ook gegevens uit FSV zijn gedeeld. Zoals aangegeven op 25 januari jl.13 onderzoek ik ook de geïdentificeerde functionele postbussen.

Vraag 21

Hoeveel mensen hebben een inzage in FSV gevraagd? Hoeveel van deze mensen hebben volledige inzage gekregen? Hoeveel mensen hebben gedeeltelijke inzage geweigerd? Bij wie en hoeveel mensen is de inzage geweigerd?

Antwoord 21

In totaal zijn ca. 6.553 inzageverzoeken gedaan waarvan er ca. zijn 5.836 afgehandeld (stand 7 april). Er zijn 1.033 burgers die een inzageverzoek hebben gedaan en daarbij hebben gevraagd waarom zij in FSV stonden (stand eind februari). In 422 gevallen is op het inzageverzoek geen antwoord gegeven om diverse redenen. Een deel van deze burgers stond niet in FSV en kon daarom geen antwoord krijgen op de vraag waarom ze erin stonden. Verder is in sommige gevallen geen antwoord gegeven omdat er inmiddels reeds een brief met de reden van registratie is verstuurd in het kader van de gewijzigde motie van het lid Marijnissen van 29 april 202114. De geregistreerde heeft dan al een antwoord gehad. Bovendien is er in eerste instantie voor gekozen om de waarom-vraag niet mee te nemen bij de behandeling van inzageverzoeken, aangezien dit niet onder de reikwijdte van de AVG valt. Sinds medio juli 2021 is de werkwijze aangepast en wordt in de beschikking ook de reden gegeven als daar om wordt gevraagd. Betrokkenen die geen antwoord hebben gekregen in de beschikking zullen alsnog de reden van registratie medegedeeld krijgen in een brief het kader van de motie van het lid Marijnissen van 29 april 2021 (behoudens uitzonderingen). Ten slotte zijn er gevallen waarin de reden niet te achterhalen is of op grond van de AVG niet gedeeld kan worden, bijvoorbeeld om de rechten van derden te beschermen. Deze redenen zijn allen meegeteld in het aantal 422.

Vraag 22

Kan de Belastingdienst, gelet op de uitspraak «Additioneel adviseren wij na te gaan hoe de verspreiding van frauderisicosignalen op dit moment in de tijd is voorzien van waarborgen, aangezien zeventien van de achttien geanalyseerde e-mailboxen ten tijde van ons onderzoek nog actief waren.» een antwoord geven op hoe dit nu is geborgd en geregeld?

Antwoord 22

Ik heb uw Kamer met de brief «Stand van zaken Herstellen, Verbeteren, Borgen» geïnformeerd over de genomen maatregelen. Risicosignalen die binnengekomen zijn sinds het dichtzetten van FSV in 2020, worden ontvangen in de informatiepostbussen (e-mailboxen) en worden niet verder verwerkt. De toegang tot deze postbussen is beperkt. De signalen uit de postbussen worden pas opgepakt na het beschikbaar komen van een proces met bijbehorende applicatie. Dit proces moet voldoen aan de vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en Archiefwet en er moeten voldoende maatregelen getroffen zijn voor de verificatie van een signaal. Doordat de postbussen ook voor andere processen gebruikt worden, kunnen ze niet buiten gebruik gesteld worden. Uit het PwC-rapport15 over de effecten van FSV-registraties door de directie MKB blijkt dat in één MKB-kantoor na het uitzetten van FSV oude risicosignalen uit postbussen zijn gedeeld met medewerkers. Het buiten autorisaties om opvragen van informatie mag niet en mag ook niet meer gebeuren. De Belastingdienst heeft daarom in interne communicatie nogmaals benadrukt dat dit niet mag en niet kan. Ook zal hier in de awareness game aandacht aan worden gegeven.

Vraag 23

Hoe is en waarom is, gelet op het feit dat de onderzoekers voorbeelden hebben aangetroffen in communicatie binnen en met de Belastingdienst over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken zoals nationaliteit en uiterlijk, de basis ontstaan om op deze kenmerken te acteren? Welke objectieve of subjectieve data lagen ten grondslag aan de beslissing om op basis van deze kenmerken risico’s te signaleren? Wie heeft dat besloten en wanneer?

Antwoord 23

Op 24 februari jl. heb ik de aangetroffen voorbeelden met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 31 066, nr. 977). Hieronder bevinden zich gevallen van referenties naar nationaliteit en één waarbij naar een «opvallend voorkomen» wordt verwezen. Ik weet niet welke objectieve of subjectieve data ten grondslag lagen aan de beslissing van de individuele medewerkers om deze kenmerken te vermelden en wie en wanneer exact welk besluit heeft genomen.

Hiernaast zijn er drie analyses aangetroffen waarin nationaliteit een rol speelde. Deze lijken voort te zijn gekomen uit een onderzoek uit 2015 naar grootschalige fraude waarbij vervalste kwitanties werden opgevoerd om gefingeerde giften aan Algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) af te trekken.

In negen voorbeelden is sprake van instructiedocumenten, memo’s of presentaties waarin buitenlandse nationaliteit of afkomst als risicofactor wordt benoemd. Dat kan gaan over het risico op belastingfraude, maar ook over de kans op betalingsachterstanden of afhankelijkheid van malafide geldschieters voor startkapitaal. Eén nota uit 2008 geeft bijvoorbeeld een vergelijking van allochtone startende ondernemers met autochtone starters op het gebied van aangiftegedrag, betaalgedrag en de overlevingskans van het bedrijf.

Vraag 24

Waar heeft, gelet op het feit dat er deling plaatsvond met overheidspartijen als het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), gemeenten, de strafrechtketen en het Ministerie van Justitie en Veiligheid en in 25 gevallen informatie is gedeeld met private partijen als zorgverzekeraars en consultancybureaus, in 21 gevallen met maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld voor bewindvoering) en 20 keer met overige partijen, zoals de privémail van onder andere Belastingdienstmedewerkers, het initiatief gelegen om deze informatie uit te vragen, dan wel aan te leveren? En waarom en op welke gronden?

Antwoord 24

Waar per geval het initiatief heeft gelegen om informatie uit te vragen, dan wel te leveren is geen onderdeel geweest van het PWC-onderzoek. Tevens zijn de gronden van deze verzoeken geen onderdeel geweest van het PWC-onderzoek.

Vraag 25

Hoe wordt er sinds het stoppen met de FSV aan signalering van fraude gewerkt? Wat zijn de processen en wie binnen de Belastingdienst zijn de betrokkenen en verantwoordelijken?

Antwoord 25

Fraudebestrijding in toezicht en opsporing is niet alleen afhankelijk van de behandeling van signalen die in FSV stonden. Wel is het zo dat het niet behandelen van signalen negatieve effecten heeft. Externe signalen dienen als contra-informatie maar ook als risicosignaal voor toezicht, inclusief fraudebestrijding. Het niet behandelen daarvan kan op termijn de naleving aantasten.

Bij Toeslagen worden normaal gesproken naast bestaande toezichtacties meldingen van (vermoedens van) oneigenlijk gebruik en misbruik opgepakt door het intensief toezicht team. Het intensieve toezicht proces bij Toeslagen ligt al geruime tijd stil door het ontbreken van met waarborgen omkleedde behandelkaders en IT-middelen die voldoen aan de geldende wet- en regelgeving, waaronder de AVG. Meldingen van mogelijke gevallen van misbruik of oneigenlijk gebruik van toeslagen blijven hierdoor onbehandeld. Dit is eerder aan uw Kamer gecommuniceerd.16

De herijkte behandelkaders zijn uiterlijk in Q2 2022 gereed. De gegevensbescherming-effectbeoordeling (GEB) in het kader van de AVG is inmiddels afgerond. Deze is aangeboden aan de FG en tevens voorgelegd aan de AP ten behoeve van voorafgaande raadpleging. Op basis van de reactie van de AP worden het proces en de GEB zo nodig aangepast voordat het signalenproces hervat wordt. De inzet is dat de volledige implementatie van het herijkte intensief toezicht proces in 2022 gereed is en dit proces volledig herstart wordt.

Binnen de Belastingdienst vindt er na het uit de lucht halen van FSV nog steeds regulier en intensief toezicht plaats. Zo lopen er verschillende handhavingsprojecten, wordt er samen gewerkt in de verschillende samenwerkingsverbanden met andere overheidspartners. En worden casussen die kwalificeren voor opsporing overgedragen aan de FIOD. In het jaarplan van de Belastingdienst17 zijn diverse activiteiten opgenomen die er opgericht zijn om fraude te voorkomen en te bestrijden. Een specifieke activiteit in de fraudebestrijding bij particulieren is de aanpak van verhuld vermogen, waar actief naar wordt gezocht. Wanneer sprake is van belastingontduiking, wordt dat vermogen alsnog belast, eventueel in combinatie met een boete en/of rente, dan wel strafrechtelijke vervolging. Ook worden in 2022 pilots uitgevoerd rond onverklaarbare uitgaven. Het gaat hierbij om natuurlijke personen die uitgaven doen voor bijvoorbeeld vastgoed, voertuigen, antiek en kunst, die op basis van de opgegeven inkomsten en vermogens niet te verklaren zijn. Om binnen het MKB fiscale fraude te bestrijden worden onder meer speciale teams ingezet. Deze teams richten zich bijvoorbeeld op het bestrijden van btw-carrouselfraude en misbruik van turboliquidaties.

Om fraude te bestrijden verstrekt de Belastingdienst ook informatie met andere overheidsinstanties en worden gezamenlijke interventies uitgevoerd. Zo worden de interventiemogelijkheden effectiever en efficiënter ingezet en kunnen we beter kiezen tussen een fiscale, bestuurlijke of strafrechtelijke aanpak. Er wordt bijvoorbeeld samengewerkt met politie, OM en gemeenten binnen de Regionale Expertise- en Informatiecentra (RIEC’s) aan de aanpak van onder meer georganiseerde hennepteelt en vastgoedfraude.

Arbeidsgerelateerde fraude wordt aangepakt binnen de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI), waarbij onder meer met de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt samengewerkt. De opsporingsactiviteiten van de FIOD hangen nauw samen met het toezicht en de fraudeaanpak door de Belastingdienst. Voor 2022 zijn de onderwerpen waar de FIOD zich binnen het thema fiscaal op richt o.a. verhuld vermogen, onverklaarbare uitgaven, btw-fraude, misbruik van turboliquidaties en fraude met (niet-fiscale) coronasteunmaatregelen.

Vraag 26

Kunt u een overzicht verstrekken met alle kosten (inclusief die van PwC) die zijn gemaakt in het kader van deze onderzoeken? Kunt u ook een inschatting geven van de onderzoekskosten die nog zullen volgen, aangezien nog niet alle onderzoeken zijn afgerond?

Antwoord 26

De externe kosten van de onderzoeken die door KPMG en PwC zijn uitgevoerd in het kader van FSV zijn € 3.163.000. Daarnaast heb ik, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 29 maart, de Landsadvocaat nog om een advies gevraagd. Verder staan er geen externe onderzoeken naar FSV gepland.

Vraag 27

Kunt u de 25 mails waarom meerdere keren is verzocht, per ommegaande aan de Kamer doen toekomen of moet er echt een formeel verzoek onder artikel 68 van de Grondwet worden gedaan?

Antwoord 27

Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 31 066, nr. 977).

Vraag 28

Met welke gemeentes is FSV-informatie gedeeld? Wanneer gebeurde dat?

Antwoord 28

In de periode 2014 – december 2020 zijn met de volgende gemeenten of gemeentelijke samenwerkingsverbanden gegevens over burgers in FSV gewisseld:

Almere

Amsterdam

Barendrecht

Bergeijk

Bergen-nh

Bergen op Zoom

Bernheze

Beverwijk

Den Haag

Deventer

Drechtsteden

Duiven

Eindhoven

Enschede

Geldermalsen

Beek

Westland

Giessenlanden

Goedestede

Groningen

Heemskerk

Heerhugowaard

Heerlen

Hellendoorn

Helmond

Het Hogeland

Hoorn

IJsselgemeenten

Katwijk

Krimpenerwaard

Leiden

Lelystad

Maastricht

Middendelfland

Nieuwegein

Nijmegen

Nissewaard

Oddevallei

Oldenzaal

Olst-wijhe

Ommen

Ommen-Hardenberg

Oss

Rheden

Rijswijk

Roosendaal

Rotterdam

’s-Hertogenbosch

Smallingerland

Tilburg

Tynaarlo

Utrecht

Valkenswaard

Venlo

Vlaardingen

Wil-Lekstroom

Zaanstad

Zandvoort

Zwolle

Vraag 29

Kunt u aangeven hoeveel FSV-informatie is gedeeld vanuit de mailboxen in bijlage D? Heeft u al nader onderzoek gedaan?

Antwoord 29

Dat is op dit moment nog niet aan te geven. Zoals aangegeven op 25 januari 25 jl.18 onderzoek ik ook de geïdentificeerde functionele postbussen.

Vraag 30

Kunt u aangeven met wie informatie in de mailboxen in bijlage D is gedeeld? Kunt u aangeven waarom deze mailboxen niet in het onderzoek zijn meegenomen?

Antwoord 30

Op dit moment kan nog niet worden aangegeven met wie informatie in de mailboxen in bijlage D is gedeeld. De mailboxen in bijlage D zijn onder de aandacht gekomen tijdens het onderzoek naar de 18 mailboxen. De reikwijdte van het (externe) onderzoek was de 18 mailboxen in bijlage C, de overige mailboxen worden nu door de Belastingdienst onderzocht.

Vraag 31

Kunt u een overzicht geven van de keren dat een datalek is gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Wanneer zijn die gemeld? Zijn hiermee alle dataleks gemeld? Zijn de mensen wiens data (zoals BSN-nummer) is gelekt ook op de hoogte gebracht, zoals wettelijk verplicht?

Antwoord 31

In de beantwoording van uw vraag betrek ik alleen constateringen zoals deze in het PWC-rapport zijn opgenomen. Onterechte of onrechtmatige gegevensverwerking (waarvan volgens de AP sprake was bij het gebruik van FSV) is niet automatisch een datalek. Voor de gegevensverstrekking met een derde partij vanuit de functionele postbussen geldt dat vooralsnog geen verstrekking is aangemerkt als een datalek. Geconstateerd is dat een deel van de verstrekkingen onderdeel was van de reguliere gegevensleveringen. De overige verstrekkingen worden nader onderzocht.

Vraag 32

Wie heeft toestemming gegeven om FSV-data met gemeentes te delen?

Antwoord 32Dit is niet onderzocht. Zoals aangegeven op 25 januari jl. laat ik de juridische grondslag voor de geconstateerde gegevensverstrekking beoordelen.

Vraag 33

Kunt u heel precies aangeven welke data zijn gedeeld met welke partijen uit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de justitieketen? Zijn er ook data gedeeld met partijen zoals jeugdbescherming?

Antwoord 33

PwC heeft in het onderzoek onderscheid gemaakt in drie categorieën van informatie die gedeeld is met externe partijen. Deze categorieën zijn in het rapport beschreven. Daarbij is per ontvangende partij gekeken welke categorieën voorkwamen en in welke mate.

Bij de partijen met wie gedeeld is binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid betreft dit:

  • IND: Het delen van informatie over een FSV-registratie.

  • Justis: Het delen van tips en kliks.

  • Bij de partijen met wie gedeeld is binnen de strafrechtketen betreft dit:

  • Openbaar Ministerie: Het delen van informatie over een FSV-registratie.

  • Politie: Het delen van tips en kliks en het delen van informatie over een FSV-registratie.

De Jeugdbescherming is in het onderzoek niet als ontvangende partij geïdentificeerd.

Vraag 34

Welke inkomende data is in de FSV opgenomen? Oftewel heeft de Belastingdienst ook data of namen van derden ingevoerd omdat er een fraudesignaal elders was?

Antwoord 34

De herkomst van signalen is divers en daar kan ook data en namen van derden in verwerkt zijn omdat er een fraudesignalen van elders zijn gekomen. Dat «elders» is dan van burgers of andere overheidsdiensten.

Vraag 35

Zijn er instructies of werkwijzen om nog steeds gegevens over FSV niet in te brengen in procedures? Zo ja welke instructies of werkwijzen zijn dat?

Antwoord 35

Sinds 27 februari 2020 is de FSV niet meer toegankelijk voor medewerkers van de Belastingdienst. De FSV bevindt zich in de zogenoemde digitale kluis en is voor dit soort situaties niet benaderbaar voor de inspecteur. In de huidige interne werkwijze worden enkel gegevens opgevraagd (en overgelegd) uit de FSV indien de rechter de inspecteur daartoe verzoekt. Momenteel wordt in kaart gebracht of deze situatie wenselijk is en wat eventuele mogelijkheden zouden zijn om de inspecteur voor deze specifieke situaties toch (beperkte) toegang tot de FSV te geven in zaken waarin dat aan de orde kan zijn.

Vraag 36

Welke instructies of werkwijzen waren er om gegevens over FSV niet in te brengen in procedures? Kunt u daarvan een volledige lijst geven?

Antwoord 36

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.

Vraag 37

Bij hoeveel rechtszaken zijn de FSV-stukken niet ingebracht in de zaak? Wat gaat u doen om dit te herstellen?

Antwoord 37

Op grond van art. 8:42 Awb verstrekt de inspecteur de rechter de op de zaak betrekking hebbende stukken. Dit zijn de stukken die hem ter beschikking staan of hebben gestaan en die relevant kunnen zijn voor de beslechting van de in (hoger) beroep nog openstaande geschilpunten. Stukken uit de FSV kunnen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, bijvoorbeeld in het geval van een tip die aanleiding is geweest voor een onderzoek dat heeft geleid tot de in geschil zijnde correcties. In die gevallen moet de inspecteur de tip aan de rechter verstrekken, al dan niet met een beroep op art. 8:29 Awb. In veel andere gevallen, waarin geen verband is tussen de informatie die ook in de FSV stond en de nog openstaande geschilpunten, zal het voor de inspecteur ook niet kenbaar zijn dat de belanghebbende in de FSV geregistreerd stond.

Omdat er geen FSV-zaken zijn als zodanig maar enkel fiscale geschillen waarin FSV op enig moment kan worden opgebracht, en het sterk afhankelijk is van de omstandigheden van de individuele zaak of een FSV-stuk een op de zaak betrekking hebbend stuk is dat – in beginsel – moet worden ingebracht, is het niet inzichtelijk (te maken) hoeveel rechtszaken dit betreft.

Vraag 38

Kunt u, gelet op het feit dat PwC op 2 februari in haar brief over de selectieanalyses schreef: «De voorbeelden die wij hebben aangetroffen betreffen voor het merendeel selectieanalyses waarbij (tweede) nationaliteit een criterium was.» uitleggen wat selectieanalyses zijn en hoe die in zijn werk gaan?

Antwoord 38

De Belastingdienst maakt in zijn dienstverlening en toezicht gebruik van automatisering. Het is namelijk ondoenlijk geworden om de tientallen miljoenen aangiften en verzoeken handmatig af te doen. Om die reden worden verschillende selectie-instrumenten gebruikt om op basis van beschikbare gegevens te bepalen welke van vele aangiften, verzoeken of aanvragen beoordeeld worden. Selectie-instrumenten zijn de geautomatiseerde (hulp)middelen die daarvoor gebruikt worden. Risicomodellen en selectiemodules zijn voorbeelden van centrale selectie-instrumenten. Zo komt de eerste geautomatiseerde selectie van aangiften, aanvragen en verzoeken met de grootste kans op fouten tot stand met behulp de centrale risicomodellen en selectiemodules. Deze selectie wordt ook wel een «uitworp» genoemd. Veelal blijkt dat de uitworp van de risicomodellen en selectiemodules verfijnd moet worden om goed aan te sluiten bij de beschikbare capaciteit en vindt een vorm van doorselectie plaats.

Daarnaast worden onder meer met behulp van verschillende informatieproducten (bijvoorbeeld query’s) en lokale applicaties (LOA’s) analyses gemaakt op basis van beschikbare data van de Belastingdienst, die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om (branche)gerichte (boeken)onderzoeken te doen of onderzoek naar fraudefenomenen en ondermijning. Dat kan op basis van eenmalige analyses of op regelmatige basis.

Het is belangrijk dat de Belastingdienst zorgvuldig omgaat met (persoons)gegevens van burgers en dat het gebruik in lijn is met wet- en regelgeving zoals de AVG. Mijn ambtsvoorganger heeft in zijn brief van 15 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 538) toegezegd dat de Belastingdienst de nationaliteit van burgers enkel nog in het toezicht zal gebruiken als daar een expliciete grondslag voor is in wet- en regelgeving. Dit beleid ten aanzien van het gebruik van nationaliteit gaat daarmee verder dan de AVG voorschrijft

Vraag 39

Kunt u aangeven met wie signalen werden gedeeld vanuit de postbus Toeslagen externe overheidssamenwerking Postbus (bijlage D)? Kunt u aangeven van wie daar signalen ontvangen werden?

Antwoord 39

Bij de postbus Toeslagen externe overheidssamenwerking (hierna: TEOS Postbus) kunnen medeoverheden verzoeken om informatie van Toeslagen indienen. Op dit moment wordt onderzocht of, en zo ja met wie er signalen werden gedeeld.

Vraag 40

Hoe worden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nu geborgd?

Antwoord 40

De naleving van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is een onlosmakelijk onderdeel van de werkzaamheden van de Belastingdienst en de toepassing ervan kan op velerlei onderdelen en momenten in het proces rond de belastingheffing aan de orde zijn. De borging van deze beginselen is en blijft een zeer belangrijk aandachtspunt binnen de vaktechnische infrastructuur. Bijvoorbeeld bij de verplichting om een genomen beslissing te motiveren aan belanghebbende, door middel van onder andere collegiale toetsing op brieven is dit beginsel geborgd.

Vraag 41

Zijn alle mensen die onterecht geweigerd zijn voor de minnelijke schuldhulpsanering al in beeld? Hoe gaat u deze mensen benaderen en hoe gaat u ze helpen?

Antwoord 41

De belastingdienst is druk bezig om alle burgers die wellicht ten onrechte zijn afgewezen voor deelname aan een MSNP-traject in beeld te brengen. Dit wordt gedaan aan de hand van beschikbare informatie (zowel digitaal als fysiek) binnen de belastingdienst. Alle burgers waarvan een vermoeden bestaat dat hun verzoek in het verleden ten onrechte is afgewezen krijgen een invorderingspauze aangeboden tot dat hun dossier is behandeld. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan een tegemoetkomingsbeleid voor benadeelde burgers. Daarbij gaat de Belastingdienst uit van eigen handelingen. Met andere woorden: als blijkt dat de Belastingdienst ten onrechte een verzoek heeft geweigerd, wordt niet gekeken naar overige schuldeisers en zal de burger in kwestie in aanmerking komen voor tegemoetkoming.

Vraag 42

Hoe komt het dat FSV niet is «gevonden» bij de zoektocht naar of de Belastingdienst wel AVG-proof is?

Antwoord 42

Tijdens de implementatie van de AVG heeft de Belastingdienst verwerkingen nagelopen op AVG-vereisten zoals rechtsgrond, doelbinding en autorisaties. Naar aanleiding van de FSV-problematiek heeft de Belastingdienst een onderzoek gestart. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat die analyses ten tijde van de implementatie van de AVG niet altijd diep genoeg zijn uitgevoerd. Zoals aan de Kamer toegezegd, is de Belastingdienst daarom begonnen met het valideren van alle verwerkingen.

Vraag 43

Welke voorbeelden zijn er aangetroffen in «communicatie binnen en met de Belastingdienst over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen»?

Antwoord 43

Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld19. Op één na betreffen de voorbeelden waarin het om communicatie binnen de Belastingdienst. Voorbeeld 1.5 uit 2016 betreft een mailwisseling tussen een medewerker van de Belastingdienst en een van de politie over een schijnbaar reeds afgesloten casus.

Vraag 44

Welke voorbeelden zijn er aangetroffen in «communicatie BINNEN de Belastingdienst over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen»?

Antwoord 44

Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld20. Op één na betreffen de voorbeelden waarin het om communicatie gaat binnen de Belastingdienst. Voorbeeld 1.5 uit 2016 betreft een mailwisseling tussen een medewerker van de Belastingdienst en een van de politie over een schijnbaar reeds afgesloten casus.

Vraag 45

Welke voorbeelden zijn er aangetroffen in «communicatie BINNEN de Belastingdienst over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen»?

Antwoord 45

Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld21. Op één na betreffen de voorbeelden waarin het om communicatie gaat binnen de Belastingdienst. Voorbeeld 1.5 uit 2016 betreft een mailwisseling tussen een medewerker van de Belastingdienst en een van de politie over een schijnbaar reeds afgesloten casus.

Vraag 46

Om welke persoonskenmerken ging het?

Antwoord 46

Op 10 februari jl.22 heb ik een toelichting van PwC met uw Kamer gedeeld. PwC noemt hierin leeftijd, geslacht, materieel bezit en niet-westers voorkomen. Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld23.

Vraag 47

Om welke nationaliteiten ging het?

Antwoord 47

In de voorbeelden worden de Nederlandse, Guyaanse, Turkse, Egyptische, Tunesische, Marokkaanse en Surinaamse nationaliteiten genoemd alsook Oost-Europese nationaliteiten, de meeste in een draaitabel van geaggregeerde sommen giftenaftrek met het aantal mensen per eerste of tweede nationaliteit dat deze aftrekpost opvoerde (voorbeeld 2).

Vraag 48

Om welke vormen van uiterlijk voorkomen ging het?

Antwoord 48

Dit betreft voorbeeld 3.2, waarin een medewerker schreef dat hij een «opvallende» auto had gezien met daarin «een aantal opvallende personen» die «nogal showend» op en neer reden.

Vraag 49

Kunnen alle e-mails en alle andere vormen van communicatie waarin persoonskenmerken zijn gebruikt aan de Kamer worden toegezonden?

Antwoord 49

Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld24.

Vraag 50

Kan het kabinet een klacht indienen over de Belastingdienst bij het College voor de Rechten van de Mens over de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen?

Antwoord 50

Een bewindspersoon kan het College voor de Rechten van de Mens verzoeken om te beoordelen of in een bepaalde kwestie sprake is van een ongeoorloofd onderscheid als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en/of artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Ook de Belastingdienst zelf zou om advies kunnen vragen over de door de Belastingdienst gebruikte risicosignalering. Vanwege de diverse onderzoeken die al zijn gedaan of nog lopen is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Vraag 51

Kan het kabinet een klacht indienen over de Belastingdienst bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen?

Antwoord 51

Het is voor de Nederlandse Staat niet mogelijk om een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de gebruikte risicosignalering door de Belastingdienst. De Nederlandse Staat kan alleen over – publieke instanties van – andere Staten een klacht indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Vraag 52

Kan het kabinet een klacht indienen over de Belastingdienst bij het Europees Hof van Justitie over de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen?

Antwoord 52

Het is voor de Nederlandse Staat niet mogelijk een klacht in te dienen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie over de gebruikte risicosignalering door de Belastingdienst. De Nederlandse Staat kan alleen een klacht over een inbreuk op de EU-regelgeving door andere lidstaten voor advies indienen bij de Europese Commissie; waarna mogelijk een klacht kan worden ingediend bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Vraag 53

Kan het kabinet aangifte doen over de Belastingdienst bij het Openbaar Ministerie en de politie inzake de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen?

Antwoord 53

Iedereen, dus ook het kabinet, kan aangifte doen van (vermoedens van) een misdrijf. Een openbaar college of een ambtenaar is op grond van artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering gehouden aangifte te doen van vermoedens van onder meer ambtsmisdrijven. In mijn brief van 24 februari 2022 ben ik ingegaan op de waarnemingen van PWC over verwijzingen naar nationaliteit of uiterlijk voorkomen in communicatie over risicosignalering, en op de (lopende) vervolgonderzoeken op dit terrein. Aldaar heb ik tevens aangegeven dat verschillende van de bijgevoegde voorbeelden op geen enkele wijze passen bij de rechtstatelijk correcte en professionele Belastingdienst die ik voor ogen heb. Dit betekent echter niet dat hiermee ook sprake is (geweest) van een (ambts)misdrijf. Op dit moment zie ik geen grond om aangifte te doen van vermoedens van een misdrijf.

Vraag 54

Kan het kabinet intern disciplinaire maatregelen nemen inzake de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen?

Antwoord 54

Het kabinet kan geen disciplinaire maatregelen nemen die ingrijpen in de relatie werkgever – werknemer. Immers, de mogelijkheid om disciplinaire maatregelen te treffen vloeit voort uit het arbeidsrecht en uit de cao Rijk die beiden van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst tussen de Staat werkgever en werknemers. Het op disciplinaire wijze ingrijpen op de arbeidsrelatie is voorbehouden aan de Staat als werkgever.

Ik zoals ik in mijn brief van 29 maart heb aangegeven heb ik de Belastingdienst gevraagd om in het kader van het programma «cultuur en leiderschap» te reflecteren hoe dit kon gebeuren, gesprekken aan te gaan met de betreffende leidinggevenden en medewerkers en indien nodig passende maatregelen te treffen. Het doel van deze aanpak is om vanuit «lessons learned» te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt. Hiervoor wordt een structuur opgezet om de voortgang nauwlettend te bewaken. Ik zal uw Kamer hierover periodiek rapporteren, met inachtneming van het beginsel van goed werkgeverschap dat geldt in de relatie tussen de Belastingdienst en zijn werknemers.

Vraag 55

Klopt het dat door vermelding op de zwarte lijst van de FSV mensen buitengesloten werden van MSNP, kwijtschelding en persoonlijke betalingsregeling? Klopt het dat dit weer kon leiden tot onoverkomelijke financiële problemen en een onbeheersbare neerwaartse spiraal op financieel gebied?

Antwoord 55

Een van de effecten van FSV die PwC in de onderzoeken naar Toeslagen en Particulieren heeft geïdentificeerd betreft de financiële consequenties als gevolg van de indicatie «1x1» in FSV. Deze indicatie duidde erop dat de betreffende burger onder behandeling viel van speciale invorderingsteams binnen het Landelijk Incassocentrum (LIC). Deze invorderingsteams onderzochten of de burger schuld had aan het oplopen van de Toeslagen- of Belastingschuld. Burgers met een registratie «1x1» in FSV zijn bij invorderingsactiviteiten uitgesloten van een persoonlijke betalingsregeling of minnelijke schuldsanering (MSNP), los van de inhoudelijke beoordeling van het signaal.

In het rapport naar de effecten van Toeslagen is gebleken dat bij circa 12% van de burgers een betalingsregeling of MSNP is afgewezen, waarbij de burger ook een 1x1-indicatie had.

«In het rapport naar de effecten van de FSV-registraties bij Particulieren is gebleken dat bij circa 4% van de burgers met een FSV-registratie een betalingsregeling of MSNP is afgewezen, waarbij de burger ook een 1x1-indicatie had.

Vraag 56

Klopt het dat een persoonlijke betalingsregeling (PBR) bestond of bestaat uit 24-maandelijkse op draagkracht gebaseerde betalingstermijnen, waarna de rest kwijtgescholden werd of wordt? Klopt het dus dat het wel of niet toegelaten worden tot zo’n PBR het verschil kan maken tussen wel of niet financieel worden geruïneerd?

Antwoord 56

Bij een persoonlijke betalingsregeling voor toeslagschulden wordt inderdaad een regeling van maximaal 24 maanden toegestaan op basis van de betalingscapaciteit. Eventuele restschulden worden na betaling van 24 termijnen buiten de invordering gesteld en niet kwijtgescholden. Awir kent namelijk geen kwijtscheldingsbepalingen. Buiten invordering gestelde vorderingen kunnen nog 3 jaar verrekend worden met eenmalige teruggaven inkomstenbelasting of eenmalige nabetalingen toeslagen.

Als een persoonlijke betalingsregeling wordt geweigerd bestaat nog altijd de mogelijkheid van standaard betalingsregeling van 24 maanden waarbij het bedrag van de vordering in 24 maanden volledig voldaan dient te worden. Het is niet uit te sluiten dat burgers door weigering van een persoonlijke betalingsregeling in financiële problemen zijn gekomen.

Vraag 57

Waarom wordt het 1x1 vinkje zo genoemd? Op basis waarvan kreeg iemand een dergelijk vinkje?

Antwoord 57

1x1 heeft geen specifieke betekenis. Het is een code binnen het invorderingssysteem waarmee in verleden bepaalde risico werd aangegeven. Een 1x1 code kon in systeem worden ingebracht door een notering in FSV, door een signaal vanuit Toeslagen maar het was ook voor individuele medewerkers mogelijk om een 1x1 notering in systemen aan te brengen.

Vraag 58

Waarom interpreteerde de Afdeling Invordering het 1x1 vinkje anders (bewezen fraude in plaats van mogelijke fraude) dan de andere afdelingen? Waarom communiceerden de afdelingen hierover onderling blijkbaar niet goed?

Antwoord 58

1X1 gold binnen de invordering als een mogelijk fraude signaal. De invordering ging hierbij uit van een toets aan de voorkant. In theorie kan de invorderaar bij beoordeling van verzoeken een eigen afweging maken maar in praktijk baseerde de invordering zich op signalen vanuit de heffing en toeslagen.

Vraag 59

Klopt het dat bij 11 procent van de onderzoekspopulatie «bijzondere persoonsgegevens» of «informatie over nationaliteit» staan vermeld? Zo ja, dan gaat het toch over veel meer dan 25 e-mails?

Antwoord 59

Het betreft hier twee verschillende zaken. Enerzijds zijn er FSV-registraties die incidenteel informatie over nationaliteit bevatten. Dit is de 11% uit de vraag. Dit betreft een schatting op basis van een gestratificeerde steekproef voor een deel van populatie in FSV, namelijk registraties door de directie Particulieren van 2014 tot en met 2019. Het gaat hier naast nationaliteit om bijzondere persoonsgegevens zoals gedefinieerd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Anderzijds zijn er de voorbeelden die PwC heeft aangetroffen, die niet alleen uit FSV maar ook uit bijvoorbeeld postbussen of schijven komen. Dit zijn er 26, waarvan een deel e-mails is. Acht voorbeelden betreffen communicatie over individuele casussen waarin onder andere wordt genoemd dat de betreffende burger of, voor fiscaal dienstverleners, diens klantenbestand een migratieachtergrond had.

Vraag 60

Wat wordt verstaan onder «bijzondere persoonsgegevens»?

Antwoord 60

Bijzondere persoonsgegevens zijn gegevens die naar hun aard bijzonder gevoelig zijn vanwege de relatie met grondrechten en fundamentele vrijheden. Omdat de context van de verwerking ervan significante risico’s mee kan brengen verdienen bijzondere persoonsgegevens specifieke bescherming.

Onder bijzondere persoonsgegevens worden op grond van de AVG de persoonsgegevens gerekend waaruit het volgende blijkt: ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakbond. Genetische gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon, gegevens over gezondheid en gegevens over seksueel gedrag en seksuele gerichtheid worden ook aangemerkt als bijzondere persoonsgegevens.

Vraag 61

Wat wordt verstaan onder «informatie over nationaliteit»? Betreft dit eerste of tweede nationaliteit? Om welke nationaliteiten ging dit?

Antwoord 61

Onder antwoord 59 ben ik ingegaan op het percentage registraties in FSV dat informatie over nationaliteit bevatte. Hier is geen onderscheid te maken naar vermeldingen van eerste of tweede nationaliteit.

Vraag 62

Welke wet- en regelgeving is overtreden door de onrechtmatige verwerking van deze (persoons)gegevens?

Antwoord 62

De wijze waarop de Belastingdienst FSV heeft ingezet heeft geleid tot meerdere ernstige overtredingen van de AVG en de voorloper van de AVG (Wet bescherming persoonsgegevens). Dit is beschreven in het onderzoeksrapport van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) «Verwerkingen van persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV)» van 29 oktober 2021. De AP komt in haar rapport tot de volgende constateringen:

  • 1. Er was voor de verwerkingen van persoonsgegevens in FSV geen grondslag;

  • 2. De applicatie FSV had geen welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven doeleinden voor het verzamelen van persoonsgegevens;

  • 3. In FSV stonden onjuiste persoonsgegevens en niet-geactualiseerde persoonsgegevens en de Belastingdienst heeft geen maatregelen genomen om de persoonsgegevens te rectificeren of te wissen;

  • 4. Persoonsgegevens werden langer bewaard dan noodzakelijk;

  • 5. Er waren onvoldoende passende technische en organisatorische maatregelen genomen ten aanzien van toegangsbeveiliging; en

  • 6. De functionaris voor gegevensbescherming (FG) was te laat betrokken bij de uitvoering van de gegevensbeschermingseffectbeoordeling van FSV.

Op 12 april jl. heeft de AP het boetebesluit openbaar gemaakt. De AP heeft het totale bedrag van de opgelegde boetes vastgesteld op € 3.700.000. Ik heb uw Kamer hier op 12 april over geïnformeerd (Kamerstuk 31 066, nr. 1001).

Vraag 63

Wat hield «intensief toezicht» precies in? Wat waren de gevolgen van «intensief toezicht»?

Antwoord 63

De strategie van de Belastingdienst is erop gericht het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zijn structureel (fiscale) regels naleven (compliance). Dit betekent het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk maken om hun wettelijke verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door (semi-) massale processen juist en tijdig uit te voeren en passende dienstverlening te leveren. Verder oefent de Belastingdienst adequaat toezicht uit en dwingt hij waar nodig naleving bestuurs-of strafrechtelijk af (Zie Uitvoerings- en handhavingsstrategie Belastingdienst (januari 2022). Een deel van de laatste zinsnede «... dwingt hij waar nodig naleving bestuursrechtelijk af», ziet op «intensief toezicht». Dat wordt ook wel «fraudebestrijding of -aanpak». Ik wil dan ook hier verwijzen naar mijn brief aan uw kamer van 17 juni 2021 over de fraudeaanpak (Kamerstuk 31 066, nr,. 851).

Binnen de directie Particulieren werken intensief toezichtteams en reguliere toezichtteams. De intensief toezichtteams behandelden voornamelijk aangiften die aan de Poort waren geselecteerd met een AKI-code 1043. Deze AKI-code werd «gedeblokkeerd» (beëindigd) als nieuwe aangiften niet risicovol bleken te zijn. Daarbij werd ook rekening gehouden met de bevindingen van de inspecteur ten aanzien van eerdere aangiften. De fiscale beoordeling van de aangifte was binnen het intensief toezicht en het regulier toezicht gelijk.

Vraag 64

In welke CAF-onderzoeken zijn analyses op nationaliteit gedaan om zicht te krijgen op bepaalde groepen?

Antwoord 64

Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 31 066, nr. 977). De bedoelde analyses op nationaliteit lijken voort te zijn gekomen uit een onderzoek uit 2015 naar grootschalige fraude waarbij vervalste kwitanties werden opgevoerd om gefingeerde giften aan Algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) af te trekken. Mijn voorganger heeft uw Kamer op 15 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 538) geïnformeerd over de gedane query op nationaliteit en daarbij citaten uit het betreffende onderzoek gegeven. Op 25 januari jl. heb ik bovendien extern onderzoek naar het werk van CAF toegezegd (Kamerstuk 31 066, nr. 977)

Vraag 65

Waarom zijn onderzoeken naar burgers gestart als pressiemiddel in het onderzoek naar bepaalde facilitators? Waarom zijn deze facilitators niet rechtstreeks onderzocht, maar zijn burgers hier op een verkeerde manier bij betrokken geraakt?

Antwoord 65

De voorbeelden van PWC geven een verdeeld beeld van de casuïstiek. In de voorbeelden was er sprake van een strafrechtelijke of bestuurlijke aanpak gericht op de facilitator. Indien een facilitator in beeld kwam, was het uitgangspunt dat de Belastingdienst de aangiften van de betrokken belastingplichtigen beoordeelde. Bij een vermoeden van onjuiste aangiften werden er vragenbrieven en/of vooraankondigingen gestuurd. Dit werd gedaan met het oog op een juiste belastingheffing. Bijkomend effect was dat hierdoor het aangiftegedrag van de adviseur positief werd beïnvloed.

Op 25 januari jl. heb ik aangekondigd dat ik het onderzoek naar de werkwijze van CAF extern laat uitvoeren. Wanneer een externe partij is geselecteerd zal ik uw Kamer via de voortgangsrapportage HVB informeren over de planning en opzet.

Vraag 66

Klopt het dat in de onderzoekspopulatie 536 keer deling met een externe partij heeft plaatsgevonden? Klopt het dat dat in 66 (25+21+20) gevallen hiervan deling met een partij buiten de overheid heeft plaatsgevonden?

Antwoord 66

De in de vraag genoemde aantallen kloppen, maar het is belangrijk erop te wijzen dat zij komen uit het rapport over externe gegevensdeling en niet uit het rapport over de effecten van voor burgers van FSV-registraties gemaakt door de directie Particulieren. Bij het onderzoek Particulieren is gewerkt met een «onderzoekspopulatie», in dit geval een gestratificeerde steekproef voor een deel van populatie in FSV, namelijk registraties door de directie Particulieren van 2014 tot en met 2019. De bevindingen uit het rapport externe gegevensdeling zien op de hele populatie in FSV.

Vraag 67

Waarom heeft PwC niet onderzocht of er een grondslag bestond voor het delen van informatie uit FSV? Klopt het dat PwC desondanks het aannemelijk acht dat de gegevensdeling niet past binnen de bestaande convenanten met uitvoeringsorganisaties?

Antwoord 67

PwC heeft drie onderzoeksvragen beantwoord:

  • 1. Welke gegevens zijn vanuit FSV via de functionele e-mailboxen van de fraude/intensief toezicht teams van de directies Toeslagen, Particulieren, MKB of via fysieke uitwisseling (USB, etc.) gedeeld met derde partijen?

  • 2. In welke mate heeft deze gegevensdeling plaatsgevonden?

  • 3. Met welke partijen heeft er gegevensdeling plaatsgevonden?

Het beoordelen van de juridische grondslag maakte geen deel uit van de onderzoeksopdracht. PwC heeft wel een eerste analyse gemaakt van drie van de convenanten van de Belastingdienst. Dit betreft geen volledige juridische analyse en hieruit kunnen nog geen conclusies worden getrokken. Zoals aangegeven op 25 januari jl. laat ik de juridische grondslag voor de geconstateerde gegevensverstrekking beoordelen.

Vraag 68

Waarom vielen er 80 functionele postbussen buiten de scope van het onderzoek?

Antwoord 68

Bij de opzet van het onderzoek is gefocust op de 18 functionele e-mailboxen van de fraude/intensief toezicht teams van de directies Toeslagen, Particulieren, MKB en op fysieke uitwisseling. De 80 andere postbussen zijn pas tijdens het onderzoek door de onderzoekers geïdentificeerd als mogelijk relevant en niet onderzocht.

Vraag 69

Waarom zijn zakelijke e-mailboxen van individuele medewerkers niet geanalyseerd?

Antwoord 69

De Belastingdienst en Toeslagen hebben vele tienduizenden huidige en voormalige medewerkers met elk hun eigen e-mailadres. Het is eenvoudigweg onmogelijk om deze allemaal door te lichten op mogelijke e-mails waarin burgers in FSV worden genoemd. Bij vaststelling van de onderzoeksopdracht is daarom gefocust op de functionele e-mailboxen die voor het onderzoek relevant schenen.

Vraag 70

In hoeverre sluiten de onderzoeken van PwC en de AP over FSV bij elkaar aan? In hoeverre zijn er nieuwe inzichten in het PwC-onderzoek? Zal het onderzoek van PwC resulteren in een aanvullend onderzoek van de AP?

Antwoord 70

De PwC-rapporten zijn met de AP gedeeld. De Belastingdienst en de AP zijn hierover met elkaar in contact. Het AP-onderzoeksrapport ging met name over de ontstaansgeschiedenis van FSV en hoe de Belastingdienst FSV heeft gebruikt. De onderzoeken van PwC gaan over het daadwerkelijke effect van FSV op burgers en bedrijven. Daarnaast heeft KPMG een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke (theoretische) effecten van FSV op burgers en bedrijven. De AP bepaalt als toezichthouder zelf of er aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar aanleiding van de onderzoeken van PwC.

Vraag 71

Waarom hebben medewerkers van de Belastingdienst FSV-gegevens gedeeld met hun privémail?

Antwoord 71

Ik kan een voorbeeld toelichten. In het betreffende incident heeft de medewerker geen gegevens naar de eigen privé e-mailbox gestuurd. Een collega heeft (als gevolg van een adresseerfout) een bericht dat bestemd was voor het zakelijke e-mailadres, per ongeluk verzonden aan het privé e-mailadres van een collega. Deze mail was ook geadresseerd aan een collega. Deze collega bevestigde de ontvangst van de e-mail aan alle geadresseerden. Hierdoor is de e-mail nogmaals naar de privé e-mailbox van de betreffende medewerker gestuurd. In het rapport van PWC is dit gezien als twee delingen naar een privé e-mailbox.

Medewerkers worden er al tijdens de onboarding bij in dienst treden en ook daarna met bewustwordingsactiviteiten op gewezen dat de privé e-mail niet gebruikt mag worden om zakelijke informatie te ontvangen of te versturen.

Vraag 72

Heeft de Belastingdienst intussen maatregelen getroffen zodat sensitieve, privacygevoelige informatie niet meer naar privémailadressen wordt gestuurd?

Antwoord 72

Zie ook de tweede alinea van het antwoord op vraag 71.

De medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane verzenden maandelijks ruim drie miljoen e-mails aan onder andere burgers en bedrijven. Aan een e-mailadres is niet te herkennen of dit een privé e-mailadres is. Anders dan alertheid van de medewerker bij het verzenden van een bericht en het niet kunnen gebruiken van webmail-toepassingen, zoals aangeboden op internet, zijn er dan ook geen maatregelen te treffen ter voorkoming van het verzenden van e-mail naar een privé e-mailadres.

In specifieke gevallen is de mogelijkheid tot het verzenden van e-mail naar e-mailadressen buiten de Belastingdienst, onmogelijk gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor data-analisten die vanuit hun rol toegang hebben tot grote gegevensverzamelingen.

Vraag 73

Welke expliciete wettelijke grondslagen bestaan er voor het gebruik van nationaliteit in de handhaving?

Antwoord 73

Mijn ambtsvoorganger heeft op 22 april 2021 (Kamerstuk 31 066, nr. 816) een overzicht aan uw Kamer doen toekomen met daarin een opsomming van wettelijke grondslagen voor het gebruik van nationaliteit in het toezicht. Indien er meer expliciete wettelijke grondslagen voor het gebruik van de nationaliteit van burgers in het toezicht worden gevonden, breng ik uw Kamer hiervan op de hoogte zoals ik op 27 januari 2022 aan uw Kamer heb toegezegd.

Vraag 74

Bestaan er expliciete wettelijke grondslagen voor het gebruik van uiterlijke kenmerken in de handhaving? Zo ja, welke zijn dat?

Antwoord 74

Nee, er bestaan geen expliciete wettelijke grondslagen voor het gebruik van uiterlijke kenmerken in de handhaving.

Vraag 75

Waarom is het werk van de CAF-teams pas op 27 januari 2021 beëindigd? Waarom zat er 3,5 jaar tussen het rapport van de Nationale ombudsman en de beëindiging van de CAF-teams?

Antwoord 75

Op 9 augustus 2017 is het rapport «Geen powerplay maar fair play» van de Nationale ombudsman (voetnoot) gepubliceerd. Dit rapport gaat over de onevenredig harde aanpak van 232 gezinnen met kinderopvangtoeslag. In dit rapport speelt het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) een zeer beperkte rol en wordt het CAF slechts één keer genoemd, namelijk als team dat ontvangen signalen over mogelijk misbruik analyseerde. In de brief van 10 juli 2020 is aan uw Kamer gemeld dat het onderhanden werk van het CAF per 3 juli 2020 is opgeschort en is toegelicht wat daarvan de reden is. Op 27 januari 2021 is gemeld dat de werkzaamheden van het CAF definitief beëindigd zijn en het CAF team is gestopt.

Vraag 76

Waar zijn de leden van de CAF-teams nu werkzaam? In hoeverre staan de leden van de CAF-teams onder verscherpt intern toezicht?

Antwoord 76

Ik doe hier geen mededelingen over.

Vraag 77

Waarom duurt het zolang voordat het onderzoek naar de werkwijze van de CAF-teams is afgerond? Kan de Kamer hierover worden geïnformeerd buiten de HVB-rapportages om, teneinde te voorkomen dat dit onderzoek ondersneeuwt in een grote brei met informatie?

Antwoord 77

Op 25 januari jl. heb ik aangekondigd dat ik het onderzoek naar de werkwijze van CAF extern laat uitvoeren. Wanneer een externe partij is geselecteerd zal ik uw Kamer via de voortgangsrapportage HVB informeren over de planning en opzet. Het is uiteraard niet mijn bedoeling uw Kamer met de HVB-rapportages onder te sneeuwen in een grote brei aan informatie.

Vraag 78

Hoe gaat de tegemoetkomingsregeling eruitzien? Hoe gaat de tegemoetkomingsregeling eruitzien voor de categorieën MSNP, kwijtschelding, persoonlijke betalingsregeling, intensief toezicht en algemene privacy-schending? Wanneer zal de tegemoetkomingsregeling beschikbaar komen?

Antwoord 78

Op 6 december 2021 zijn de contouren van een tegemoetkomingsregeling voor onterechte gevolgen van FSV-registratie met uw Kamer gedeeld. Nu de vijf onderzoeken van PwC voltooid zijn, kunnen deze contouren verder ingevuld worden. Ik betrek alle bevindingen uit de verschillende rapporten bij de vormgeving hiervan. Ik doe dat in samenspraak met uw Kamer en met inachtneming van het budgetrecht van het parlement. Zoals ik in de aanbiedingsbrief bij deze vragen heb aangegeven verwacht ik begin juni mijn voorstellen nader uiteen te kunnen zetten.

Vraag 79

Waarom is gekozen voor een steekproef van 380 casussen? Betekent dit dat gemiddeld gezien een probleem zich (114978/480=)240 keer voor moet doen voor het zichtbaar zou zijn in het rapport?

Antwoord 79

In de drie deelonderzoeken Toeslagen-Particulieren-MKB zijn 1.380 dossiers bekeken. Om volledig te achterhalen hoe iemand behandeld is door de Belastingdienst en of dit gerelateerd was aan FSV moeten de onderzoekers in meer systemen kijken dan alleen FSV. Dit kost veel tijd. Het is onmogelijk om alle dossiers van alle burgers in FSV door te lichten. In appendix C van het rapport heeft PwC een onderzoeksverantwoording gegeven waarin onder meer is ingegaan op welke uitspraken statistisch verantwoord kunnen worden gedaan op basis van de steekproef.

Vraag 80

Kunt u (op basis van de steekproef) uitgesplitst aangeven in hoeveel gevallen er sprake was van welk type bijzondere gegevens (etniciteit/nationaliteit, medische gegevens, justitieel verleden) bij de 13.000 burgers bij wie bijzondere persoonsgegevens en/of een tweede nationaliteit stond geregistreerd?

Antwoord 80

Het rapport van de AP van 29 oktober 2021 bevat een dergelijke uitsplitsing. Deze is niet op een steekproef gebaseerd en omvat bovendien de gehele FSV-populatie. In haar rapport van 29 oktober 2021 schrijft de AP dat in 1.477 registraties bij de Belastingdienst (0,3%) en 577 (1%) bij Toeslagen nationaliteit is vermeld.

Vraag 81

Waarom waren de aantekeningen over ambtshalve correcties summier? Bestaan er richtlijnen over de vastlegging van redenen voor ambtshalve correcties? Zo ja, zijn die opgevolgd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 81

De medewerkers van de directie Particulieren gebruiken een uniform behandelverslag voor de verslaglegging. PwC meldt in zijn rapport dat in 94% van de gevallen waarin onderzoek is ingesteld, een behandelverslag aanwezig is. Een mogelijke verklaring voor de door PwC opgemerkte «vaak summiere» toelichting bij ambtshalve correcties kan het ontbreken van een reactie van de belastingplichtige op het verzoek van de Belastingdienst de aftrekposten in zijn aangifte nader te onderbouwen, zijn.

Vraag 82

Kunt u het verschil tussen de volgende twee categorieën toelichten: «Bij registratie(s) van burger in FSV werd de indicatie «1x1» aangezet en is (gedeeltelijke) kwijtschelding of MSNP geweigerd, terwijl geen OGS is geconcludeerd.» en «Bij registratie(s) van burger in FSV werd de indicatie «1x1» aangezet en is daarna, na FSV-registratie, voor een andere schuld (gedeeltelijke) kwijtschelding, MSNP of persoonlijke betalingsregeling voor toeslagschuld geweigerd.»?

Antwoord 82

Bij een verzoek tot kwijtschelding, sanering of persoonlijke betalingsregeling wordt altijd getoetst op verwijtbaarheid.

De term OGS geeft bij de belastingschulden de mate van verwijtbaarheid aan en daarmee onderbouwt de inspecteur deels hoogte van de eventueel opgelegde boete. OGS bij toeslagschulden had betrekking op ontstaan van de schulden en was een reden om in de invordering geen persoonlijke betalingsregeling toe te staan. Terwijl bij belastingschulden een boete in beginsel geen reden is om een betalingsregeling te weigeren. De indicatie 1x1 heeft bij belastingschulden voor zover het ging om verzoeken tot een betalingsregeling in beginsel geen rol gespeeld. Wel als het ging om verzoeken tot kwijtschelding en Minnelijke schuldsanering. De indicatie 1x1 had bij toeslagschulden vaak tot gevolg dat er geen persoonlijke betalingsregeling werd toegestaan maar een standaard betalingsregeling was altijd mogelijk. Ook bij toeslagschulden kon een 1x1 indicatie leiden tot afwijzing bij verzoeken tot minnelijke schuldsanering.

Vraag 83

Kunt u de tabel op pagina 34–35 zonder verspringing toesturen?

Antwoord 83

De gevraagde tabel is als bijlage25 bijgesloten.

Vraag 84

Is de Belastingdienst, gelet op het feit dat PwC de Belastingdienst aanraadt om een andere analyse te doen op de totale omvang en wijze van gegevensdeling met derden, bereid dit onderzoek te doen?

Antwoord 84

Zoals in mijn reactie op het rapport van 25 januari jl. toegezegd laat ik deze analyse uitvoeren.

Vraag 85

Klopt het dat niet mee is genomen als Belastingdienstmedewerkers gegevens uit FSV vanuit hun eigen Belastingdienstmailadres hebben gedeeld in plaats van uit de postbus? Is er reden om te vermoeden dat dit nog veel vaker heeft plaatsgevonden?

Antwoord 85

Dit klopt. Zie ook mijn antwoord op vraag 69. Helaas valt niet uit te sluiten dat er meer gegevensverstrekking heeft plaatsgevonden. Zoals mijn voorganger op 25 november 2021 schreef blijven er onvermijdelijk dingen die de onderzoekers niet kunnen uitsluiten of aantonen, bijvoorbeeld of een individuele medewerker ooit telefonisch informatie heeft doorgegeven.

Vraag 86

Is het voorgekomen dat gegevens indirect gedeeld zijn met een derde partij die nog niet in bezit was van die gegevens? Welk type derde partijen zijn dat geweest?

Antwoord 86

PwC geeft hierover in het rapport aan dat het indirect delen van informatie 124 keer is waargenomen. Dit betreffen volgen PwC e-mailberichten waarin informatie uit FSV is gedeeld met derde partijen, doordat deze mede geadresseerd waren bij de opvolging van een melding door een Belastingdienstmedewerker. Dit kon bijvoorbeeld voorkomen wanneer een belastingdienstmedewerker de tipgever bedankte voor de melding en in hetzelfde bericht een collega vraagt het signaal op te nemen in FSV, daarbij is de externe partij nog in de mailwisseling opgenomen. Daarnaast kwam het voor dat er een verwijzing naar FSV was opgenomen in een interne e-mailconversatie onder een bericht aan een derde partij.

Vraag 87

Is over het algemeen de richtlijn T+5 jaar wel gevolgd, waardoor een FSV-registratie maximaal zes jaar impact kon hebben op een te goeder trouw handelende burger?

Antwoord 87

Het intensief toezicht door de directie Particulieren werd uitgevoerd naar aanleiding van de risicoselectie aan de Poort en de eventueel daaruit volgende toekenning van een AKI-code 1043 of 1044. Vanaf de start van FSV tot begin 2018 is de toekenning van een AKI-code 1043 of 1044 ook geregistreerd in FSV, maar de uitworp van een aangifte voor intensief toezicht is niet het gevolg van FSV-registratie.

PwC vermeldt in zijn rapportage (o.a. blz, 14, voetnoot 17) dat hij vanuit data-analyse op de AKI-data bij 26 burgers heeft waargenomen dat de AKI-code 1043/1044, opgelegd bij de risicoselectie aan de Poort, langer dan T+5 jaar actief is geweest. Deze 26 burgers vormen minder dan 0,1% van de totaalpopulatie van circa 115.000 burgers in het onderzoek naar FSV-registraties door Particulieren.

Vraag 88

Klopt het dat nationaliteit niet een van de stratificatievariabelen is in de steekproef?

Antwoord 88

Dit klopt.


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 807.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 957.

X Noot
3

Bijvoorbeeld Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 957.

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 851.

X Noot
8

Kamerstuk 31 066, nr. 957.

X Noot
9

Kamerstuk 31 066, nr. 977.

X Noot
10

Kamerstuk 31 066, nr. 957.

X Noot
11

Kamerstuk 31 066, nr. 807.

X Noot
12

Kamerstuk 31 066, nr. 915.

X Noot
13

Kamerstuk 31 066, nr. 957.

X Noot
14

Kamerstuk 28 362, nr. 55.

X Noot
15

Kamerstuk 31 066, nr. 992.

X Noot
16

Kamerstuk 31 066, nr. 924.

X Noot
17

Kamerstuk 31 066, nr. 958.

X Noot
18

Kamerstuk 31 066, nr. 957.

X Noot
19

Kamerstuk 31 066, nr. 977.

X Noot
20

Kamerstuk 31 066, nr. 977.

X Noot
21

Kamerstuk 31 066, nr. 977.

X Noot
22

Kamerstuk, 31 066, nr. 972.

X Noot
23

Kamerstuk 31 066, nr. 977.

X Noot
24

Kamerstuk 31 066, nr. 977.

X Noot
25

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven