31 066 Belastingdienst

Nr. 960 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2022

Bij brief van 26 januari 2022 heeft de vaste commissie voor Financiën twee vragen gesteld naar aanleiding van mijn brief van 25 januari 2022 jl. over een tweetal rapporten van PwC over FSV (Kamerstuk 31 066, nr. 957).

De eerste vraag van de Commissie is welke conceptrapporten voor de datum van het op 9 december 2021 gevoerde commissiedebat «Fraudeopsporing door de Belastingdienst» bij de Belastingdienst bekend waren. Ik heb op 25 januari jl. twee rapporten van PwC aan uw Kamer gestuurd. Het eerste rapport over de effecten van FSV voor burgers die door de directie Particulieren geregistreerd zijn, het tweede rapport over de deling van gegevens uit FSV met externe partijen. Van beide rapporten heeft de Belastingdienst één concept ontvangen voorafgaande aan het definitieve rapport. Het concept over het onderzoek naar de effecten van FSV voor burgers die door de directie Particulieren geregistreerd zijn, is op 13 december 2021 ontvangen. Het concept over de deling van gegevens uit FSV met externe partijen op 20 december 2021. Tijdens het Commissiedebat op 9 december 2021 (Kamerstuk 31 066, nr. 948) waren er nog geen conceptrapporten met de Belastingdienst gedeeld.

Gedurende het onderzoek is er zes keer een voortgangsoverleg geweest tussen de Belastingdienst en PwC over het onderzoek over de effecten van FSV voor burgers die door de directie Particulieren geregistreerd zijn. Vijf van deze overleggen waren voorafgaande aan de ontvangst van het conceptrapport.

De conceptversies van de beide onderzoeken zijn ter controle op feitelijke onjuistheden voorgelegd aan de begeleidingscommissie en de opdrachtgever (binnen de Belastingdienst) van het onderzoek, waarbij de begeleidingscommissie en de opdrachtgever de mogelijkheid hebben gehad om vragen te stellen en feitelijk commentaar aan te leveren. PwC heeft vervolgens beoordeeld welke opmerkingen zij wel en welke zij niet verwerken. Dit is ook vastgelegd. Daarna heeft PwC de onderzoeken definitief vastgesteld. Het rapport over de effecten van FSV voor burgers die door de directie Particulieren geregistreerd zijn, is op 22 december 2021 vastgesteld door PwC. Het rapport over de deling van gegevens uit FSV met externe partijen is door PwC vastgesteld op 19 januari 2022. Nadat beide onderzoeken op de genoemde data zijn vastgesteld ben ik over beide onderzoeken op 21 januari 2022 geïnformeerd. Vervolgens heb ik op 25 januari 2022 de rapporten naar uw Kamer gestuurd.

Ten tweede verzoekt de Commissie om aan te geven welke informatie met het Openbaar Ministerie is gedeeld. In het bijzonder gaat het daarbij om gegevens van vrijgesproken personen die toch zijn meegenomen in de FSV en justitiële gegevens die zijn gedeeld van personen die zijn vrijgesproken.

Ik kan deze vraag nog niet beantwoorden. PwC heeft op 20 januari 2022 de data van het onderzoek aan de Belastingdienst overgedragen. De Belastingdienst zal deze data onderzoeken en contact opnemen met het Openbaar Ministerie over de mensen van wie gegevens uit FSV zijn gedeeld en over uw specifieke vraag of er informatie is gedeeld aangaande vrijgesproken personen. Momenteel is de Belastingdienst bezig met het maken van de juiste procedure om (een beperkt aantal) medewerkers toegang te geven tot de gegevens van PwC. Daarna zal de Belastingdienst nader onderzoek doen zodat de mensen om wie dit gaat conform motie van het lid Marijnissen1 kunnen worden geïnformeerd over wat er is gebeurd, met welke organisatie deze gegevens zijn gedeeld en of dit proactief of reactief was vanaf de kant van de Belastingdienst. De Belastingdienst zal ook de betrokken organisaties informeren. Ik zal u in de volgende kwartaalrapportage Herstellen, Verbeteren en Borgen (HVB) in maart nader informeren over de uitvoering hiervan.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Kamerstuk 28 362, nr. 41. Zoals eerder door mijn ambtsvoorganger aangegeven geldt wel een uitzondering voor mensen waarbij het informeren gevolgen kan hebben voor de veiligheid van anderen en voor situaties waarin de (fiscaal)-juridische, toezicht- of opsporingsbelangen zwaarder wegen dan het informeren over de registratie.

Naar boven