31 015 Kindermishandeling

34 843 Seksuele intimidatie en geweld

33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 272 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2023

Op 25 januari jl. heeft uw Kamer het kabinet verzocht om een reactie op de aanbevelingen uit het eindrapport van de Tijdelijke Onderzoekscommissie Georganiseerd Sadistisch Misbruik van Minderjarigen (hierna: commissie Hendriks) en daarbij ook in te gaan op de uitvoering van de moties die zien op een meldpunt voor slachtoffers van sektes1,2 en 3.

Vervolgens heeft de Minister van Justitie en Veiligheid u bij gelegenheid van de aanbieding van het rapport over de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ)4 toegezegd u de gezamenlijke reactie op beide rapporten voor de zomer 2023 toe te sturen. Met deze brief komen wij, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tegemoet aan uw verzoek.

De commissie Hendriks kreeg als opdracht om een breed perspectief te bieden op het fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen met eventuele rituele kenmerken, onder meer door slachtoffers en andere betrokkenen vanuit verschillende invalshoeken aan het woord te laten komen en door aanbevelingen te doen voor hulpverlening, opsporing, een eventueel meldpunt en de werking daarvan. Een betrouwbare en valide schatting van de omvang van het fenomeen blijkt op grond van onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) niet mogelijk.5 Het onderzoek van de commissie Hendriks is gericht op het vergroten van inzicht in de verschijningsvormen, aard en context van georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen en in de wijze waarop (hulp)instanties slachtoffers beter kunnen ondersteunen. Het onderzoek van de commissie Hendriks is expliciet niet gericht op waarheidsvinding. De waarheidsvinding in strafrechtelijke casuïstiek is immers voorbehouden aan politie en het Openbaar Ministerie (OM).

Het onderzoek van de commissie Hendriks laat zien dat slachtofferverklaringen de enige directe bron voor meldingen van georganiseerd sadistisch misbruik met rituele kenmerken vormen. Vanuit andere bronnen is daarvoor geen ondersteuning gevonden. De commissie Hendriks geeft ook aan dat zaken die aan de LEBZ zijn voorgelegd juridisch problematisch zijn vanwege het gebrek aan bewijs. Uit het onderzoek komt niet naar voren dat er sprake is van enige vooringenomenheid bij de deskundigen van de LEBZ ten aanzien van slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik met eventuele rituele kenmerken. De commissie Hendriks concludeert dat georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen met rituele kenmerken op basis van de onderzoeksresultaten onaannemelijk is. Wel acht de commissie het bestaan van georganiseerd, gewelddadig misbruik van minderjarigen waarschijnlijk.

Het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Landelijke Eenheid van de politie (TBKK-LE) heeft onder leiding van het Landelijk Parket naar aanleiding van aanhoudende beweringen over het bestaan van door Argos getoonde zaken van georganiseerd sadistisch (ritueel) misbruik van minderjarigen uitvoerig onderzoek gedaan. Op basis van dit onderzoek is georganiseerd sadistisch (ritueel) misbruik zoals dat in de uitzendingen van Argos naar voren wordt gebracht niet vastgesteld. Feiten die als ondersteunend voor het bestaan van een dergelijk netwerk/een dergelijk misbruik werden meegegeven in de uitzendingen van Argos, zijn (deels) aantoonbaar onjuist of worden niet door feiten ondersteund.

Het onderzoek naar de LEBZ door Breuer&Intraval in opdracht van het WODC laat zien dat de politie en het OM met de LEBZ beschikken over een expertisecentrum dat adviseert in complexe zedenzaken en daarnaast zorgt voor de kennisopbouw en -deling. Uit de onderzoeken van de commissie Hendriks en Breuer&Intraval komt naar voren dat de LEBZ de kennis en expertise heeft voor een goede taakuitvoering, dat de rapporten zorgvuldig worden samengesteld, dat de procedures goed navolgbaar zijn en dat de conclusies logisch uit de analyse volgen.

Het onderzoek van Breuer&Intraval geeft aanbevelingen voor de communicatie en transparantie over de LEBZ en vormt daarmee een belangrijke aanvulling op het rapport van de commissie Hendriks.

Beide onderzoeken geven goede handvatten om valide en betrouwbare informatie te kunnen krijgen over het fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen met rituele kenmerken en daarmee het zicht op het mogelijke bestaan van dit fenomeen te kunnen vergroten. In de onderzoeken worden aanbevelingen gedaan om de meldings- en aangiftebereidheid en de opsporing op dit terrein te versterken. Een goed bereikbaar meldpunt voor sadistisch misbruik met rituele kenmerken zal de drempel om hulp te zoeken en incidenten te melden, volgens de onderzoekers, kunnen verlagen.

Hieronder gaan wij achtereenvolgens in op de aanbevelingen uit beide onderzoeken die zien op (1) de aangifte en opsporing, (2) de LEBZ en (3) een adequate hulpverlening waaronder een meldpunt voor seksueel misbruik. Vervolgens reageren wij zoals gevraagd op de oproepen van uw Kamer om te voorzien in (4) een meldpunt voor slachtoffers van sektes en hun familieleden.

1. Aangifte en opsporing

Om een beter zicht te krijgen op zaken met kenmerken van georganiseerd sadistisch, ritueel misbruik van minderjarigen is het van belang dat slachtoffers zich ergens melden, bijvoorbeeld voor een luisterend oor en hulp of voor een aangifte van een strafbaar feit. De commissie Hendriks doet een aantal aanbevelingen die de aangiftebereidheid kunnen vergroten, onder andere door ondersteuning van slachtoffers, de samenwerking tussen de verschillende teams binnen de politie en de vergroting van de kennis en het inzicht om zaken goed te kunnen beoordelen en opvolging te kunnen geven. De kenmerken van dit fenomeen zijn divers: fysiek, seksueel, mensenhandel, binnen een (internationaal) netwerk en met religieuze of rituele uitingen. De LEBZ heeft in dat kader een belangrijke functie: deze groep deskundigen kan door de officier van justitie (OvJ) worden ingeschakeld om in een relatief vroeg stadium in dit type zaken te adviseren en de OvJ van de benodigde kennis te voorzien om deze zaken te kunnen beoordelen.

1.a. Ondersteuning van slachtoffers

De commissie Hendriks geeft aan dat het doen van aangifte van georganiseerd sadistisch misbruik voor veel slachtoffers een moeilijke aangelegenheid is. Daar noemen ze verschillende redenen voor, zoals dat het te lang geleden is en dat daders bijvoorbeeld zijn overleden, angst om niet geloofd te worden, angst om niet erkend te worden, opzien tegen de indringende verhoren, voortdurende bedreiging door daders, angst om als medeplichtige behandeld te worden, en een algemeen gebrek aan vertrouwen in politie en justitie. Als slachtoffers over hun traumatische ervaringen vertellen in een situatie die zij als onveilig en beangstigend ervaren, kan dit ook destabiliserend werken op hun psychische toestand. Extra belemmerende factoren zijn er als het slachtoffer een minderjarige is, zich in een afhankelijkheidssituatie bevindt of een psychiatrische of ontwikkelingsstoornis heeft. De commissie Hendriks geeft ook aan dat een vast contactpersoon vanuit de politie het slachtoffer kan begeleiden in het proces. Op deze wijze kan het vertrouwen van het slachtoffer in het opsporingstraject en de toegankelijkheid van het aangifteproces worden vergroot.

Reactie

De politie acht een goede ondersteuning van het slachtoffer cruciaal, niet alleen zodat het slachtoffer zich veilig voelt, maar ook voor het goede verloop van het proces van melding, aangifte en opsporing. De politie besteedt gelet hierop veel aandacht aan voorlichting en communicatie. Dit begint met een goede, zorgvuldige uitleg over de stappen vanaf het moment van melding en eventuele aangifte door het slachtoffer, over welke opsporingsinstanties of politieafdelingen daarbij betrokken (kunnen) zijn en welke (strafrechtelijke) uitkomsten te verwachten zijn. De politie maakt voor het goed informeren van slachtoffers gebruik van verschillende communicatiemiddelen, zowel mondeling als via informatiematerialen, zoals folders en filmpjes. Zorgvuldigheid in de ondersteuning is in het bijzonder van belang als het slachtoffer minderjarig is. Georganiseerd sadistisch misbruik kan seksueel van aard zijn. De politie heeft in de Politie-instructie Zeden, kinderpornografie en kindersekstoerisme 2023 opgenomen dat tijdens het eerste contact het slachtoffer informatie krijgt over de wijze waarop laagdrempelig contact kan worden opgenomen met het team Zeden en met de zedenrechercheur die de vaste contactpersoon is. Indien het slachtoffer na het uitwisselen van informatie gebruik wil maken van bedenktijd wordt direct afgesproken wie met wie contact opneemt en op welke termijn. De politie gaat in alle gevallen actief bij het slachtoffer na of er in voldoende mate voorzien is in de hulpbehoefte, bijvoorbeeld door de individuele beoordeling. De behoefte van het slachtoffer met betrekking tot contact wordt geregistreerd en eventueel alvast ingepland.

1.b. Vertrouwenspersoon

De commissie Hendriks signaleert dat slachtoffers aangeven dat zij wensen dat er iemand bij de melding of aangifte aanwezig is die zij vertrouwen en die hen kan ondersteunen.

Reactie

De politie geeft in haar reactie hierop aan dat het in beginsel mogelijk is dat een slachtoffer vergezeld wordt door een vertrouwenspersoon om het slachtoffer te ondersteunen. Deze vertrouwenspersoon kan echter niet degene zijn die als één van de eersten over het misbruik van het slachtoffer gehoord heeft. Voor het opsporingsonderzoek is het dan van belang dat deze vertrouwenspersoon (eerst) als getuige wordt gehoord. Enige terughoudendheid ten aanzien van de aanwezigheid van vertrouwenspersonen is ook noodzakelijk. Er moet voor worden gewaakt dat er onbedoeld sturing uitgaat van de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld omdat een slachtoffer zich genoodzaakt voelt om hetzelfde te vertellen als eerder in aanwezigheid van deze persoon. Daarnaast moet ervoor worden gewaakt dat de vertrouwenspersoon controle of dwang uitoefent op het slachtoffer of het slachtoffer manipuleert of misleidt. In de ervaringen van georganiseerd sadistisch misbruik zoals onderzocht door de commissie Hendriks, geven de slachtoffers aan dat het vaak om familieleden gaat en/of personen die hen hadden moeten beschermen die een rol spelen bij het misbruik of bij het niet ingrijpen daartegen. Het bovenstaande maakt dat het risico van de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon kan zijn dat het slachtoffer zich niet vrij voelt om vrijuit te spreken. Aan de voorkant is dan ook lang niet altijd goed vast te stellen of een vertrouwenspersoon een eigen belang heeft. Indien er binnen een opsporingsonderzoek aanwijzingen zijn dat er sprake kan zijn van controle, dwang, manipulatie of misleiding dan doet de politie hier onderzoek naar. Juist in dit soort zaken kan het relevant zijn om de zaak na een uitvoerig opsporingsonderzoek voor te leggen aan de LEBZ: deskundigen van de LEBZ zijn gespecialiseerd in het beoordelen van beïnvloeding. Bovendien is er expertise vanuit verschillende deskundigheidsgebieden aanwezig waaronder klinische psychologie en rechtspsychologie.

1.c Kennis en vaardigheden

De commissie Hendriks noemt dat de politiemedewerkers die aangiftes van georganiseerd sadistisch misbruik opnemen, moeten beschikken over de nodige kennis en vaardigheden.

Reactie

De politie geeft aan dat hierin wordt voorzien met de Aanwijzing Zeden, de Aanwijzing Mensenhandel en de politie-instructies. Hiermee wordt voorgeschreven dat de aangiftes alleen opgenomen worden door gecertificeerde politiemedewerkers die daarmee beschikken over gespecialiseerde kennis en vaardigheden. De politie beschikt over speciaal opgeleide verhoorders voor het horen van jonge kinderen en kwetsbare personen (met eventuele psychische problematiek). Daarnaast beschikt elke eenheid van de politie over de expertise van recherchepsychologen. In geval van het horen van een kwetsbaar persoon kan de rechercheur voorafgaand overleg voeren met de recherchepsycholoog. Bovendien wordt een verhoor met een kwetsbaar persoon volgens de richtlijnen voor auditief en audiovisueel registreren van verhoren audiovisueel opgenomen. Tijdens het verhoor kan de rechercheur gecoacht worden vanuit de regiekamer door een recherchepsycholoog.

1.d. Samenwerking tussen teams

Bij een aangifte van georganiseerd sadistisch misbruik kunnen verschillende politieonderdelen betrokken zijn, al naar gelang de aard van het misbruik. Zo kan een aangifte terechtkomen bij de regionale zedenteams of bij afdelingen die meer gespecialiseerd zijn in mensenhandel of georganiseerde misdaad. De commissie Hendriks wijst erop dat de zaken in samenwerking moeten worden opgepakt en dat er afspraken moeten worden gemaakt wie de centrale regie voert.

Reactie

De politie geeft aan dat zij per casus bekijkt in hoeverre kennis vanuit de diverse politieonderdelen zoals zeden, mensenhandel en georganiseerde misdaad gecombineerd kan worden en welk politieonderdeel in die casus de regie neemt. Aangiften met aspecten van ritueel misbruik werden in de periode van 1999 – 2016 door de politie verplicht voorgelegd aan de LEBZ. Vanaf 2016 geldt deze verplichting niet meer. Desondanks weten de zedenteams de LEBZ nog steeds voor dit type zaken te vinden, ook omdat kennis bij de LEBZ over ritueel misbruikzaken wordt gedeeld met de zedenteams. Zo is er in 2021 een onderzoek gedaan naar de door de LEBZ behandelde ritueel misbruikzaken in de periode 1999 – 2020. De politie overweegt om naar aanleiding van het rapport van de commissie Hendriks zaken met ritueel misbruik weer op te nemen in de politie-instructie als één van de criteria waarbij zaken moeten worden voorgelegd aan de LEBZ.

1.e. Registratiecode

Om een beter inzicht te krijgen in het fenomeen en voor een gerichtere opvolging in het opsporingsproces doet de commissie Hendriks de aanbeveling tot het instellen van een registratiecode in het politieregistratiesysteem met een onderscheid tussen georganiseerd sadistisch seksueel geweld en ritueel seksueel misbruik.

Reactie:

Deze aanbeveling wordt door de politie niet overgenomen. De politie registreert meldingen als strafbare feiten en niet als fenomenen. De politie is terughoudend met een extra registratiecode voor specifieke fenomenen omdat het de administratieve lasten voor de diender doet toenemen en het met extra codes steeds lastiger wordt om juist te registreren. Het is ook maar de vraag of van begin af aan duidelijk is dat het in deze melding om dit specifieke soort misbruik gaat. Daarnaast is het aantal meldingen van ritueel misbruik en sadistisch misbruik zeer beperkt. In het politieregistratiesysteem zijn drie meldingen bekend van georganiseerd sadistisch misbruik met rituele aspecten in de afgelopen acht jaar. Deze kwamen naar boven door te zoeken op woorden in de politieregistratiesystemen.

1.f. Capaciteit

Uw Kamer vraagt wat er gedaan wordt om de capaciteitstekorten bij de zedenteams, en daarmee de werkvoorraden, aan te pakken. Hierover wordt u geïnformeerd in de Halfjaarberichten over de politie. In het algemeen geldt dat de politie voortdurend werkt aan de werving en selectie van politiemedewerkers, zodat de politie kan blijven voldoen aan de taken en de uitdagingen waar zij zich voor gesteld ziet, zoals bijvoorbeeld de implementatie van het wetsvoorstel seksuele misdrijven. De politie zoekt hierbij ook naar alternatieve mogelijkheden om de vacatures te kunnen vullen en de werkvoorraad op te pakken. Bijvoorbeeld door het tijdelijk inzetten van andere rechercheurs, vrijwilligers (oud-rechercheurs) en de KMar. Maar ook door slimmer te werken bijvoorbeeld de intake en triage bij zedenzaken door andere deskundigen te laten doen.

Daarnaast is de strafrechtketen hard aan het werk met de verdere uitwerking van het Actieplan Versterken Ketenaanpak Zedenzaken om de doorlooptijden in de strafrechtketen te verbeteren. Met het Actieplan wordt ingezet op de behoefte en wens van de organisaties, om aan de voorkant van de strafrechtketen, multidisciplinair samen te werken, zodat elke zaak de beste interventie krijgt die mogelijk en geboden is.

2. Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ)

De LEBZ is een specialistisch multidisciplinair samenwerkingsverband gericht op advisering aan het OM in complexe, bijzondere zedenzaken. De deskundigen van de LEBZ verschaffen inzicht in de waarde van verklaringen en in de gedragswetenschappelijke aspecten die relevant zijn voor de bewijsvoering. Jaarlijks worden er ongeveer 26 zedenzaken voor nader advies voorgelegd aan de LEBZ. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zaken waarin sprake is van herinneringen voor het 3e levensjaar, herinneringen aan misbruik dat langer dan 8 jaar geleden heeft plaatsgevonden in combinatie met bijkomende problematiek, hervonden herinneringen of omdat er aspecten van ritueel misbruik in voor komen. De kritiek van vooringenomenheid, die onder meer naar voren komt uit interviews met vermeende slachtoffers en hulpverleners, blijkt veelal niet op basis van de eigen ervaringen te zijn gegeven, maar gebaseerd op indirecte betrokkenheid. Dit heeft ertoe geleid dat, zoals ook de commissie Hendriks in haar rapportage concludeerde, de rol van de LEBZ met betrekking tot zaken van ritueel misbruik in de media is overdreven. Onterecht is aangenomen dat de LEBZ op voorhand zaken zou tegenhouden. De commissie Hendriks concludeert dat de procedures van de LEBZ navolgbaar zijn en dat de conclusie logisch uit de analyse volgt. De zaken die de LEBZ heeft beoordeeld, waren in strafvorderlijk opzicht niet houdbaar door gebrek aan bewijs. De vragen zijn echter begrijpelijk. De LEBZ maakt onderdeel uit van de overheid en adviseert op indringende thematiek. De overheid heeft de verplichting tegenover de burger om transparant en integer te zijn in haar handelen. De politie, het OM en de LEBZ zijn zich bewust van deze verantwoordelijkheid.

2.1 Verduidelijking procedures, voorlichting, uitleg

Uit het onderzoek van Breuer&Intraval blijkt dat de LEBZ doet wat beoogd is: het objectiveren van verklaringen en bewijsvoering in bijzondere zedenzaken. Eveneens concluderen onderzoekers dat de LEBZ-coördinatoren en adviseurs beschikken over de juiste kennis, expertise en inzichten. Wel zouden de interne procedures verduidelijkt kunnen worden en kunnen politie en OM meer openheid en uitleg bieden over de (smalle) taak die de LEBZ heeft om onduidelijkheid en misinterpretaties te voorkomen. Het advies aan OM en politie is om te investeren in samenwerking en communicatie. Ook de commissie Hendriks benadrukt het belang van goede voorlichting en communicatie richting slachtoffers in deze zaken. De commissie Hendriks concludeert verder dat wanneer besloten wordt om niet tot vervolging over te gaan wegens een gebrek aan controleerbare feiten, dit besluit door de OvJ op een heldere en genuanceerde wijze dient te worden besproken met de melder.

Reactie

De politie en het OM hebben aangegeven dat zij de bevindingen uit het onderzoek van Breuer&Intraval herkennen en deze ter harte nemen. Een externe evaluatie van de LEBZ gericht op capaciteit en werkverdeling wordt op dit moment niet opportuun geacht.

De aanbevelingen uit het onderzoek van Breuer&Intraval om de interne procedures van de LEBZ te verbeteren, zijn door de politie overgenomen. Er is kritisch gekeken naar de werkwijze en het werkproces van de LEBZ en aanpassingen worden doorgevoerd.

De OvJ kan het LEBZ-advies, en de rol die dit heeft gehad in de besluitvorming, in een afrondend gesprek met de aangever bespreken. Het OM beslist of er wel of niet voldoende bewijs is en of er wordt overgegaan tot vervolging. Hierover wordt het slachtoffer door het OM geïnformeerd. Bij het OM zijn in zaken van seksueel misbruik veelal de slachtoffercoördinatoren betrokken als persoonlijk eerste aanspreekpunt. In zaken waarin uiteindelijk geen vervolging wordt ingesteld door het OM, kan ook het Informatiepunt Slachtoffers aanspreekpunt zijn. Indien een slachtoffer het in zijn eigen zaak niet eens is met de beslissing van de OvJ is er de mogelijkheid van een artikel 12 procedure. Het LEBZ-rapport zal dan in het strafdossier worden opgenomen. Het slachtoffer kan ook gebruik maken van zijn recht tot inzage in het strafdossier.

2.2 Expertise en kennisdeling

De LEBZ heeft naast de taak om te adviseren in complexe zedenzaken ten aanzien van de vervolgingsbeslissing en/of om nadere opsporingsadviezen te geven ook de taak om expertise te ontwikkelen en kennis te delen. De LEBZ zorgt voor het (laten) doen van wetenschappelijk onderzoek op actuele thema’s die verband houden met de door de LEBZ behandelde zaken. De bevindingen worden in wetenschappelijke tijdschriften en/of in jaarverslagen gepubliceerd. De LEBZ heeft in 2022 zijn laatste onderzoeksrapport over de periode 2008–2020 opgeleverd over de werkwijze van de LEBZ en de behandelde zaken.6 In de (jaar)verslagen (2001, 2003, 2008, 2022) van de LEBZ wordt voor het bredere publiek inzichtelijk gemaakt wat de bijzonderheid is van de zedenzaken die zij behandelt. In alle (jaar)verslagen is de LEBZ transparant geweest over het kleine aantal ritueel misbruikzaken die ze behandelt. In 2021 is er een aparte publicatie uitgebracht specifiek over de door de LEBZ behandelde ritueel misbruikzaken (Ter Beek & Nierop, 2021)7.

Reactie

De politie onderschrijft de aanbeveling van de commissie Hendriks en uit het onderzoek van Breuer&Intraval dat de kennis van zedenrechercheurs over de LEBZ geborgd moet zijn. Vanuit verschillende eenheden is een zedenrechercheur betrokken als deskundige in de LEBZ waardoor er een directe verbinding is tussen de LEBZ en zedenteams en kennis en inzichten worden gedeeld. In het kader van kennisoverdracht heeft op 22 mei jl. de vakdag van de LEBZ plaatsgevonden. Ook worden er vanuit het coördinatiepunt van de LEBZ regelmatig presentaties gegeven o.a. op de landelijke zedendag. De politie bekijkt thans op welke wijze we de bekendheid verder kunnen verbeteren. De politie is in gesprek met de politieacademie om de LEBZ beter in de opleiding te integreren.

3. Adequate hulpverlening waaronder een meldpunt voor seksueel misbruik

De aanbevelingen uit het rapport van de commissie Hendriks zien in de kern op het inrichten van een laagdrempelig, goed bereikbaar landelijk meldpunt voor seksueel misbruik met specifieke kennis over georganiseerd sadistisch misbruik, onder verantwoordelijkheid van de overheid en met focus op hulpverlening. Het kabinet acht het van belang dat slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik hun ervaringen kunnen delen, passende hulp krijgen en de weg weten te vinden naar de politie. Op deze wijze kan ook de kennis over en het inzicht in het fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen worden vergroot.

Reactie

De opvolging van de aanbevelingen van de commissie Hendriks kan niet los worden gezien van het traject dat is ingezet door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op 20 maart jl. heeft hij, mede namens de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, de Minister voor Rechtsbescherming, en in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een beleidsreactie op het onderzoeksrapport «Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties» naar uw Kamer verzonden.8 De opvolging van het onderzoek naar laagdrempelige hulp kan volgens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet los worden gezien van de aanbevelingen die zijn gedaan in het eindrapport van de commissie Hendriks, die aanbevelingen doet voor de verbeteringen van hulpverlening aan slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik en ook constateert dat het voor deze slachtoffers niet altijd duidelijk is waartoe ze zich het beste kunnen richten.

In de uitwerking van het onderzoek naar laagdrempelige hulp heeft de Staatssecretaris van VWS drie verbeterpunten geïdentificeerd die hij als volgt oppakt. Ten eerste laat hij een handreiking opstellen om te bevorderen dat het aanbod van organisaties die laagdrempelige hulp bieden, beter aansluit bij de behoeften van slachtoffers en plegers. Deze handreiking wordt gebaseerd op inzichten die in het onderzoek naar voren komen. Dit traject start in september en wordt naar verwachting voor het einde van het jaar afgerond. Daarnaast wordt de wenselijk- en haalbaarheid om een centrale entree te organiseren, onderzocht. Er wordt de komende maanden met de VNG en de betrokken ketenpartners gesproken over hoe dit vraagstuk opgepakt kan worden. De uitkomst van dit traject raakt aan de huidige organisatie van laagdrempelige hulpdiensten. Er wordt hierbij gekeken op welke wijze versnippering kan worden voorkomen. Daarnaast wordt onderzocht of er overlap of hiaten zijn in het hulpaanbod. Tenslotte, omdat in het onderzoek naar voren kwam dat de huidige bewegwijzering in het hulplandschap onvoldoende duidelijk is, wordt er aansluitend voor gezorgd dat slachtoffers en plegers weten waar ze terecht kunnen

Een laagdrempelig, goed bereikbaar landelijk meldpunt voor seksueel misbruik met specifieke kennis over georganiseerd sadistisch misbruik, zoals geadviseerd door de commissie Hendriks, zou een telefonische hulplijn en chat moeten hebben, waar het liefst 24/7 mensen hun verhaal kunnen doen, desgewenst anoniem. Ook noemt de commissie Hendriks het belang van goede registratie en toegankelijkheid voor minderjarigen bij dat meldpunt. De commissie benoemt verder dat een apart meldpunt voor enkel georganiseerd sadistisch misbruik onwenselijk is, omdat het meldpunt dan te klein zou worden. Ook is er dan geen inbedding waarbij andere expertise geraadpleegd kan worden en bijvoorbeeld tunnelvisie kan worden voorkomen. In de opvolging van het onderzoek naar laagdrempelige hulp wordt in de gesprekken met de betrokken hulporganisaties bezien welke mogelijkheden er zijn om in het aanbevolen meldpunt voor georganiseerd sadistisch misbruik te voorzien binnen het huidige aanbod. Dit omdat het belangrijk is dat slachtoffers de juiste hulp en zorg krijgen. Slachtoffers kunnen overigens nu al terecht op plekken waar hulp en kennis is over seksueel misbruik in het algemeen, in het bijzonder bij de Centra Seksueel Geweld.

Uw Kamer heeft verder in dit kader nog verzocht uit te zoeken waarom men het in Duitsland verstandig achtte een specifiek meldpunt voor georganiseerd ritueel misbruik op te richten. Opgemerkt moet worden dat het in Duitsland gaat om een meldpunt voor kwesties met betrekking tot seksueel geweld tegen kinderen en jongeren, waar kennis van georganiseerd seksueel ritueel misbruik is ondergebracht. Zoals genoemd in het onderzoeksrapport van de commissie Hendriks is Duitsland het enige land ter wereld waar ervaring is opgedaan met een meldpunt dat ook specifiek aandacht besteedt aan ritueel misbruik. De reden hiervoor was dat er bij het oprichten van de Unabhängige Beauftragte für Fragen des sexuellen Kindesmissbrauchs vanaf het begin een relatief groot aantal meldingen over ritueel misbruik binnenkwam. De commissie Hendriks doet een aantal aanbevelingen waarbij wordt gesuggereerd naar elementen uit de Duitse aanpak te kijken, zoals de wijze waarop ervaringsdeskundigen worden betrokken. Dit zal in de opvolging van het onderzoek naar laagdrempelige hulp worden meegenomen.

4. Meldpunt voor slachtoffers van sekten en hun familieleden

Uw Kamer heeft tevens gevraagd hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat de door uw Kamer aangenomen moties van de leden Van Nispen (SP) en Van Wijngaarden (VVD) worden uitgevoerd. Deze moties roepen de regering op te voorzien in een meldpunt voor slachtoffers van sekten en hun familieleden binnen de bestaande structuur zodat zij geholpen en zo nodig doorverwezen kunnen worden, en waar de signalen over sekten samenkomen zodat de aanpak van sekten kan worden verbeterd. U geeft aan dat de oprichting van dit meldpunt uitdrukkelijk niet vermengd moet worden met de aanbevelingen rondom het inrichten van een laagdrempelig en goed bereikbaar meldpunt voor seksueel misbruik met specifieke kennis over georganiseerd sadistisch misbruik. Ook is opgeroepen tot het aanpakken van knelpunten bij de politie in de huidige aanpak van sekten.9 10

Reactie

Het kabinet onderkent dat binnen Nederland sektarische bewegingen en andere dwingende, vaak gesloten, groeperingen zijn waarbinnen misstanden waaronder strafbare feiten plaatsvinden. Ook slachtoffers van misstanden binnen deze groeperingen moeten kunnen rekenen op goede hulp en ondersteuning als zij een melding of aangifte doen. Hetzelfde geldt voor naasten of anderen die zich zorgen maken wanneer hun naaste slachtoffer is of dreigt te worden van een misstanden binnen een gemeenschap. Het kabinet is van mening dat het bestaande netwerk van politie, hulporganisaties en gemeenten de basis vormt voor de hulp aan deze slachtoffers. Wel moet binnen het bestaande hulpaanbod meer herkenbaar worden ingezet op deze groep en expertise worden opgebouwd zodat de context waarbinnen deze slachtoffers zich bevinden wordt begrepen en zij passende hulp en/of ondersteuning kunnen krijgen.

Als het gaat om een melding of aangifte van strafbare feiten kan een slachtoffer altijd terecht bij de politie. De politie is goed in staat misstanden adequaat aan te pakken. Zij hanteert een aanpak waarbij maatwerk wordt geleverd aan slachtoffers en aangevers van misstanden en strafbare feiten, waaronder het koppelen aan een slachtofferadvocaat en hulpverleningstrajecten. Daarbij komt dat binnen de politie, indien het gaat om strafbare feiten, direct de link wordt gelegd naar de opsporing, zoals bijvoorbeeld financiële of seksuele uitbuiting, zonder dat daarbij problemen zijn met het uitwisselen van (noodzakelijke) gegevens. De politie is een van de samenwerkingspartners in het verband van de Regionale Informatie en Expertise Centra’s (RIEC’s) alwaar gezamenlijk met andere partners waaronder gemeenten, OM, FIOD en Belastingdienst wordt opgetrokken en informatie over strafbare feiten wordt gedeeld om misstanden vroegtijdig te herkennen en aan te pakken.

Om de voorwaarden in kaart te brengen waar goede hulpverlening aan deze groep slachtoffers en hun naasten aan moet voldoen, zijn verkennende gesprekken gevoerd met ervaringsdeskundigen, professionals, wetenschappers en hulporganisaties zoals Fier en Slachtofferhulp, waar slachtoffers in de basis al terecht kunnen. Uit de gesprekken blijkt dat ook voor slachtoffers van sekten geldt dat zij, conform de uitkomsten van het onderzoeksrapport «Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties», behoefte hebben aan hulpverlenende instanties die kennis hebben van de achtergrond en context van het probleem waarvoor zij zich hebben gemeld. In dat kader kan ook lotgenotencontact waardevol zijn. Daarnaast is laagdrempelige bereikbaarheid via telefoon of chat, desgewenst anoniem, van belang en mogelijkheden om vanuit het eerste contact direct te kunnen worden doorverbonden naar meer gespecialiseerde hulp. Naast behoefte aan psychosociale hulp, geven slachtoffers aan soms ook behoefte te hebben aan praktische hulp bij het weer op orde krijgen van hun leven nadat zij een sekte hebben verlaten.

De komende periode zal op basis van deze inzichten worden bezien bij welke bestaande organisatie en op welke wijze de hulp aan slachtoffers van sekten steviger en meer herkenbaar kan worden ingebed. Het kabinet kiest nadrukkelijk niet voor het oprichten van een nieuw meldpunt, omdat zo een organisatie onvoldoende omvang heeft om effectief te zijn, niet kan putten uit bestaande samenwerkingsstructuren en zorgt voor verdere versnippering van het zorglandschap. Wel wordt bezien in hoeverre werkbare elementen uit het model dat het Belgische kennisplatform Informatie- en Adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties hanteert, waarnaar u verwijst in Kamervragen van 12 mei over de sekte La Luz Del Mundo11, bruikbaar zijn in de Nederlandse context. Tevens worden relevante uitkomsten van het lopende WODC-onderzoek naar uitsluiting door religieuze gemeenschappen meegenomen en wordt de samenhang met de voornoemde handreiking uit het traject laagdrempelige hulp gewaarborgd. Het streven is uw Kamer aan het einde van dit jaar te informeren over de wijze waarop de hulp aan slachtoffers van sekten wordt georganiseerd.

Naast het verstevigen van de bestaande hulpverlening, is de Minister voor Rechtsbescherming in overleg met het Fonds Slachtofferhulp over de mogelijkheden om content en verwijzingen te plaatsen op de website slachtofferwijzer.nl, waarin slachtoffers van sekten en hun omgeving herkenning kunnen vinden en waar betrouwbare informatie en een overzicht van het beschikbare hulpaanbod makkelijk vindbaar is. Daarmee kunnen op korte termijn al stappen worden gezet in het vergroten van de herkenbaarheid voor deze slachtoffers in het hulpaanbod. Op de website slachtofferwijzer.nl, die sinds 2012 beschikbaar is, kunnen slachtoffers, hun naasten, hulpverleners en geïnteresseerden informatie vinden over praktische, juridische, emotionele en financiële hulpverlening van verschillende instanties. De site wordt door ongeveer 45.000 unieke bezoekers per maand bezocht.

Overigens merken wij in het kader van het vergroten van de herkenbaarheid voor slachtoffers op dat het gebruik van de term «sekte» weliswaar gangbaar is, maar niet altijd recht lijkt te doen aan de onderlinge verscheidenheid van dergelijke groeperingen waarbinnen mistanden kunnen voorkomen als beïnvloeding, manipulatie, dwang en/of uitbuiting. Er bestaat onder wetenschappers discussie over de precieze betekenis van de term sekte en de berichtgeving in de media lijkt zich te concentreren op de meer sensationele verhalen die bij deze groeperingen voorkomen. Dit kan een belemmering zijn voor het aankaarten van misstanden door slachtoffers en naasten, omdat zij zich hier niet in herkennen. Bovendien kan het niet bevorderlijk zijn voor het serieus nemen van misstanden binnen deze groeperingen door instanties. Om een accuraat beeld te schetsen van de situatie en de herkenbaarheid voor slachtoffers en naasten te vergroten, is het nodig dat terminologie aansluit en kan een andere term mogelijk meer passend zijn. Dit bespreken wij momenteel met de professionals, wetenschappers en hulporganisaties.

Tot slot

De schokkende ervaringen van (minderjarige) slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik waarover in media wordt bericht, veroorzaken onbehagen en wantrouwen in de samenleving. Dit wantrouwen leidt ook tot afbreuk van het vertrouwen in het functioneren van onze instituties en in het functioneren van onze rechtsstaat. Het kabinet wil dan ook alles in het werk stellen om inzicht in dit fenomeen te kunnen vergroten. Met de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Hendriks en van de onderzoekers van Breuer&Interval worden de goede stappen gezet. Wij verwachten dat met het beter organiseren van herkenbare en laagdrempelige hulp en de verbeteringen in de processen bij politie en OM slachtoffers zich zullen melden en zich beter geholpen zullen voelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstuk 31 015, nr. 189,

X Noot
2

Kamerstuk 35 570 VI, nr. 54

X Noot
3

Kamerstuk 33 552, nr. 100

X Noot
4

Kamerstuk 34 843, nr. 69

X Noot
6

Ter Beek, M & Nierop, N. (2022). Het beoordelen van complexe zedenzaken door de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) – periode 2008 – 2020. Cahiers Politiestudies, 2(63), 131 – 159.

X Noot
7

Ter Beek. M. & Nierop, N. (2021). Beschuldigingen van ritueel misbruik. Expertise en Recht, 5, 190–199.

X Noot
8

Kamerstuk 28 345, nr. 261

X Noot
9

Kamerstuk 35 570 VI, nr. 54

X Noot
10

Kamerstuk 33 552, nr. 100

X Noot
11

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3067

Naar boven