30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nr. 51 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2019

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 25 september 2019 inzake de opzet beleidsdoorlichting artikel 11 begroting SZW en evaluatie Wet SUWI (Kamerstuk 30 982, nr. 48).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 oktober 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord

Vraag 1

Wordt in de evaluatie ook expliciet aandacht besteed aan de sturingsinformatie en mogelijke formulering van beleidsdoelen voor in de begroting, wat sturing kan vergemakkelijken?

Antwoord vraag 1

In het naar voren gehaalde deel van de evaluatie Wet SUWI «sturing en toezicht» wordt expliciet gekeken naar de aansturing SZW-UWV-SVB, waarvan de onderlinge informatie-uitwisseling een belangrijk onderdeel omvat. In de algehele beleidsdoorlichting en evaluatie is ook nog de volgende subvraag opgenomen: In welke mate sluiten de huidige prestatie indicatoren (KPI’s) van de ZBO’s aan bij de realisatie van de gewenste doelen? En wat betekent dat voor de mate van realisatie van deze doelen?

Vraag 2

Wordt in de evaluatie ook expliciet aandacht besteed aan de ervaring van de gebruikers van de diensten van de uitvoeringsorganisaties?

Antwoord vraag 2

Ja. «Klantgerichtheid» is een centraal onderwerp binnen het onderzoek. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd om inzichten uit cliëntenrapportages mee te nemen binnen het onderzoek. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de Klantenenquêtes WW, WIA, WAJONG (Inspectie SZW) en rapportages van de LCR.

Aanvullend staat de «klant» bijvoorbeeld centraal in de volgende subvragen1:

  • Wordt er bij de dienstverlening van het UWV en SVB voldoende rekening gehouden met de digivaardigheden van de klant?

  • In hoeverre is de werkgeversdienstverlening verbeterd in de afgelopen 5 jaar en wat zijn de oorzaken daarvan?

  • Hoe vullen UWV en SVB cliëntenparticipatie in en in welke mate draagt dat bij aan een effectieve dienstverlening?

Vraag 3

Hoeveel fte zijn binnen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) specifiek belast met het opsporen van systematische fraude en wat is de werkwijze?

Antwoord vraag 3

Het opsporen van systematische fraude gebeurt bij UWV door het uitvoeren van themaonderzoeken. Op peildatum 1 september 2019 waren circa 128 fte belast met deze taak. In de UWV-rapportage Meldingen en Fraudefenomenen, die ik op 28 juni 2019 bij de signaleringsbrief fraudefenomenen (Kamerstuk 17 050, nr. 578) aan uw Kamer heb gestuurd, staat de werkwijze rondom themaonderzoeken in detail beschreven.

Vraag 4

Kunt u aangeven hoe het aantal fte dat specifiek is belast met het opsporen van systematische fraude zich de afgelopen 15 jaar ontwikkeld heeft bij het UWV?

Antwoord vraag 4

In onderstaande tabel staat het aantal fte dat belast is met de opsporing van systematische fraude per jaar voor de periode 2015 – september 2019. Van de eerdere jaren heeft het UWV geen gegevens hierover beschikbaar.

Jaar

Bezetting in FTE

2015

88,18

2016

99,69

2017

107,42

2018

100,15

2019 t/m maand 9

128,05

Vraag 5

Welke onderzoeksmethoden en -technieken gaan worden gebruikt?

Antwoord vraag 5

Dit is nog niet bekend, omdat op dit moment de Europese Aanbesteding van de opdracht nog loopt. De planning is dat aan het eind van het jaar de opdracht wordt gegund aan het onderzoeksbureau dat het beste aanbod doet. In dit aanbod beschrijft het onderzoeksbureau welke onderzoeksmethoden en -technieken gehanteerd zullen worden. In het beschrijvend document van de Europese Aanbesteding, waarin de opdracht geformuleerd staat, wordt hier wel het over gezegd: «De beleidsdoorlichting en evaluatie wordt zoveel mogelijk gebaseerd op bestaand materiaal (zoals jaarplannen, jaarverslagen en andere documenten uit de P&C-cyclus van UWV en SVB en daarnaast andere documenten die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd, zoals de beleidsdoorlichting en evaluatie 2007–2014, de Stand van de uitvoering, Monitor Fraudewet en handhavingsonderzoeken). Waar er onvoldoende materiaal is om de onderzoeksvragen te beantwoorden, dient aanvullend onderzoek te worden gedaan (literatuurstudie, data-analyses, interviews, e.d.)».

Vraag 6

Kunt u aangeven op welke wijze inzicht wordt verkregen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid van de uitvoering (artikel 11) en de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI)? Hoe worden de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid geoperationaliseerd in de beleidsdoorlichting?

Antwoord vraag 6

Dit is nog onbekend, op dit moment loopt de aanbesteding van het onderzoek. Om meer inzicht te krijgen in de doelmatigheid van de uitvoering zal in opdracht van het Ministerie van SZW een apart onderzoek gaan lopen op dit onderwerp. Ter voorbereiding op de beleidsdoorlichting is wel een figuur ontwikkeld waarin een aanzet wordt gegeven om de beleidsdoelen te operationaliseren2.

Vraag 7

Hoe anders wordt de komende beleidsdoorlichting ingericht dan de vorige beleidsdoorlichting van artikel 11 en Wet SUWI uit december 2015 (Kamerstuk 30 982, nr. 26), zodat nu wel grotendeels informatie kan worden gegeven over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid?

Antwoord vraag 7

Op dit moment loopt de aanbesteding, zie vraag 6. Het plan is dat er een apart onderzoek naar doelmatigheid komt.

Vraag 8

Hoe verhoudt deze beleidsdoorlichting zich tot de aankondiging van het kabinet in de Miljoenennota om een analyse te doen van de uitvoeringsorganisaties? Is dit wat in de brief bedoeld wordt met «de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Zelfstandig Bestuursorganen (ZBO's) (artikel 39 Kaderwet ZBO's)? Zo nee, wat wordt er met dat artikel bedoeld?

Antwoord vraag 8

De beleidsdoorlichting en de evaluatie focust op het SUWI-stelsel en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoeringsorganisaties. Dit sluit aan op artikel 39 van de Kaderwet zbo’s waarin is vastgelegd dat elke 5 jaar een verslag aan uw Kamer wordt gestuurd ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van zelfstandige bestuursorganen. De analyse die in de Miljoenennota wordt genoemd is breder en sluit aan op de zienswijze van het kabinet dat extra aandacht nodig is om zeker te stellen dat de uitvoering goede randvoorwaarden heeft en blijft houden om haar werk te doen. In dat licht start een probleemanalyse bij vier grote uitvoeringsorganisaties (UWV, SVB, Belastingdienst en DUO). De informatie uit deze analyse zal betrokken worden bij de beleidsdoorlichting en evaluatie.

Vraag 9

Wordt in de evaluatie meegenomen welke invloed de complexiteit van de materiewetten heeft op de uitvoering?

Antwoord vraag 9

Dit is niet expliciet opgenomen als aparte onderzoeksvraag in de beleidsdoorlichting en evaluatie. In de evaluatie van sturing en toezicht wordt wel in den brede gekeken naar de juiste randvoorwaarden voor een werkbare en effectieve uitvoering. Dit omvat onder meer het verschaffen van duidelijke en concrete opdrachten. Het is ook mogelijk dat het onderwerp bij de onderzoeksbevindingen naar voren komt bij de centrale onderzoeksvraag «In hoeverre is de uitvoering van de socialezekerheidswetgeving binnen het huidige SUWI-stelsel rechtmatig, doelmatig, doeltreffend en klantgericht?.

Vraag 10

Hoe wordt de relatie met relevante derde partijen zoals de Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), et cetera meegenomen in de evaluatie?

Antwoord vraag 10

De relatie met derde partijen wordt expliciet meegenomen met de volgende subvraag van de beleidsdoorlichting en evaluatie: «In welke mate is er sprake van effectieve samenwerking binnen en buiten het SUWI-stelsel bij de realisatie van de SUWI-doelen? Hoe is de samenwerking georganiseerd, welke knelpunten zijn er en hoe kunnen deze weggenomen worden?3.

Vraag 11

Hoe wordt de relatie met werkgevers binnen de SUWI-keten meegenomen in de evaluatie?

Antwoord vraag 11

Het onderwerp krijgt aandacht bij de subvraag: «In hoeverre is de werkgeversdienstverlening verbeterd in de afgelopen 5 jaar en wat zijn de oorzaken daarvan?». Daarnaast is het aannemelijk dat de relatie met werkgevers terug komt bij de beantwoording van de centrale onderzoeksvragen (met name die over klantgerichtheid) op het deelthema uitvoering en inrichting.

Vraag 12

Op welke wijze wordt de genoemde samenwerking en overdracht tussen de uitvoeringsorganisaties en het gedecentraliseerde domein geborgd in de onderzoeksvragen en -opzet?

Antwoord vraag 12

De relatie tussen de uitvoeringsorganisaties en het gedecentraliseerd domein wordt geborgd door de formulering van de volgende subvragen bij de beleidsdoorlichting en evaluatie:

  • «In welke mate is er sprake van effectieve samenwerking binnen en buiten het SUWI-stelsel bij de realisatie van de SUWI-doelen? Hoe is de samenwerking georganiseerd, welke knelpunten zijn er en hoe kunnen deze weggenomen worden?»

  • «Hoe verhoudt de uitvoeringsstructuur van het SUWI-stelsel zich tot de decentralisaties binnen het sociaal domein? Doen zich hier knelpunten voor? Wat betekent dat voor de realisatie van de SUWI-doelen?»

Vraag 13

Is bij de onderzoeksvraag over de aansturing van het stelsel ook aandacht voor de financiering van het stelsel?

Antwoord vraag 13

Ja. Eén van de deelvragen bij het onderzoek naar sturing en toezicht is: «Hoe functioneert de aansturing van de zbo’s door SZW en is dit volgens de onderzoekers werkbaar en effectief? Zijn hierin verbeteringen mogelijk?». In de onderzoeksopzet valt te lezen dat het bij sturing (door zowel opdrachtgever als eigenaar) onder meer gaat om «het tijdig betrekken van de zbo’s bij beleidsvorming, het verschaffen van duidelijke en concrete opdrachten en het waarborgen van voldoende middelen voor de uitvoering ervan.»

Vraag 14

Hoe verhouden de centrale onderzoeksvragen zich tot de doelstelling van artikel 11 van de SZW-begroting, anders dan dat de concepten uit deze doelstelling letterlijk herhaald worden?

Antwoord vraag 14

Artikel 11 van de SZW-begroting heeft betrekking op de financiering van de uitvoeringsorganisaties om «een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van sociale zekerheidsregelingen» te realiseren. De onderzoeksvraag «In hoeverre is de uitvoering van de socialezekerheidswetgeving binnen het huidige SUWI-stelsel rechtmatig, doelmatig, doeltreffend en klantgericht?» richt zich nadrukkelijk op de bijdrage die de uitvoeringsorganisaties leveren aan de realisatie van de doelen van het begrotingsartikel.

Vraag 15

Op welke wijze besteedt het onderzoek aandacht aan de reeds bekende problemen in de informatie-uitwisseling tussen bijvoorbeeld UWV en andere overheidsorganisaties zoals de Belastingdienst?

Antwoord vraag 15

Zie antwoord vraag 5 en 10. Op dit moment loopt de aanbesteding nog.

De relatie met derde partijen wordt expliciet meegenomen bij de beantwoording van de volgende subvraag: «In welke mate is er sprake van effectieve samenwerking binnen en buiten het SUWI-stelsel bij de realisatie van de SUWI-doelen? Hoe is de samenwerking georganiseerd, welke knelpunten zijn er en hoe kunnen deze weggenomen worden?». Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de samenwerking bij gegevensuitwisseling.

Vraag 16

Geeft het antwoord op de onderzoeksvragen een momentopname of een beeld over de gehele vijfjaarsperiode?

Antwoord vraag 16

Doel van de beleidsdoorlichting en evaluatie is om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van zowel het SUWI-stelsel als de betrokken uitvoeringsorganisaties over de periode 2015–2020.

Vraag 17

Wat is de gehanteerde definitie van klantgericht? Welk(e) klanttype(s) of klantprofiel zijn daarbij leidend?

Antwoord vraag 17

Dit is nog niet bekend, de aanbesteding loopt nog (zie ook vraag 2).

Vraag 18

In hoeverre heeft het externe bureau dat de beleidsdoorlichting en evaluatie mag gaan doen ruimte om zelf de doelmatigheid en doeltreffendheid te beoordelen, waarbij eventueel een kader of vertrekpunt voor de evaluatiewijze van tevoren kan worden meegegeven of voorgelegd?

Antwoord vraag 18

Het externe bureau wordt gevraagd om zelf een beoordeling te geven van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het SUWI-stelsel en de uitvoeringsorganisaties. Het kader of vertrekpunt voor de evaluatiewijze ligt in de bestaande wet- en regelgeving. In samenspraak met de interne begeleidingscommissie en klankbordgroep (waarin relevante stakeholders plaats hebben) wordt daarbij gezocht naar een kader dat aansluit bij de uitvoeringspraktijk.

Vraag 19

Zijn vanuit het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ook de cliëntenraad en de ondernemingsraad betrokken?

Antwoord vraag 19

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) heeft zitting in de klankbordgroep. In de LCR hebben vertegenwoordigers zitting van centrale cliëntenraden bij UWV en SVB. De UWV en SVB zitten in de klankbordgroep. De ondernemingsraad van het UWV en de SVB zijn niet apart betrokken.

Vraag 20

Waarom is ervoor gekozen om werkgevers alleen via de Stichting van de Arbeid in de klankbordgroep te betrekken?

Antwoord vraag 20

De Stichting van de Arbeid is binnen de klankbordgroep door drie personen vertegenwoordigd: 1) een vertegenwoordiger van de FNV, 2) een vertegenwoordiger van VNO-NCW en 3) een bureaumedewerker die schakelt met de andere leden van de Stichting van de Arbeid. De werkgever is dus via de VNO-NCW expliciet vertegenwoordigd.

Vraag 21

Hoe is geborgd dat het perspectief van kleine werkgevers en burgers die met de SUWI-keten in aanraking komen onderdeel uitmaakt van de evaluatie?

Antwoord vraag 21

Een centraal onderwerp bij de centrale onderzoeksvragen binnen de beleidsdoorlichting en evaluatie is «klantgerichtheid», dit borgt het perspectief van werkgevers en burgers binnen de beleidsdoorlichting en evaluatie. Aanvullend staan de perspectieven eveneens centraal in de volgende subvragen:

  • Wordt er bij de dienstverlening van het UWV en SVB voldoende rekening gehouden met de digivaardigheden van de klant?

  • In hoeverre is de werkgeversdienstverlening verbeterd in de afgelopen 5 jaar en wat zijn de oorzaken daarvan?

  • Hoe vullen UWV en SVB cliëntenparticipatie in en in welke mate draagt dat bij aan een effectieve dienstverlening?

Vraag 22

Welke objectieve criteria zijn bepalend voor de keuze van het onafhankelijk onderzoeksbureau dat wordt aanbesteed?

Antwoord vraag 22

Bij de Europese aanbesteding worden de volgende gunningscriteria gehanteerd4:

  • Kwaliteit begrip van de beleidscontext

  • Kwaliteit onderzoeksopzet

  • Kwaliteit projectteam

  • Kwaliteit planning en risicoanalyse

  • Prijs.

Vraag 23

Op basis van welke criteria zijn de betrokken experts (Koning en Van Thiel) gekozen en benaderd? Is overwogen om drie in plaats van twee experts te betrekken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom dan toch twee?

Antwoord vraag 23

Gebruikelijk is het betrekken van één expert. Bij deze beleidsdoorlichting en evaluatie is gekozen voor twee experts om de expertise die behoort bij de brede scope van het onderzoek te borgen: (1) kennis van het sociale zekerheidsstelsel en (2) kennis over de doelmatigheid en doeltreffendheid van uitvoeringsorganisaties (zbo’s). Het betrekken van een derde expert is niet overwogen, omdat dit inhoudelijk niet noodzakelijk is.

Vraag 24

Worden behalve de twee onafhankelijke deskundigen en de geformeerde klankbordgroep ook cliënten bij de beleidsdoorlichting en evaluatie betrokken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van klachtenrapportages, cliëntonderzoeken en verslagen van de ombudsman (indien die er zijn)?

Antwoord vraag 24

Ja, zie ook vraag 2 en 21.

Vraag 25

Kunt u toelichten en verhelderen dat de beleidsdoorlichting wordt gecombineerd met de wetsevaluatie, maar toch een ander tijdpad doorloopt?

Antwoord vraag 25

Gezien de inhoudelijk overlap is er voor gekozen om de beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering en de evaluatie Wet SUWI te combineren. De beleidsdoorlichting en evaluatie moeten resulteren in één beleidsrapportage die uiterlijk 2021, samen met de kabinetsreactie, naar de Kamer wordt gestuurd. Daarmee is er mijns inziens geen sprake van een ander tijdpad.

Vraag 26

In hoeverre wordt in de beleidsdoorlichting expliciet aandacht gegeven aan de vraag welke beleidsopties mogelijk zijn bij een besparing van 20%, zoals bedoeld in vraag 15 van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)?

Antwoord vraag 26

Deze vraag wordt expliciet meegenomen bij de beleidsdoorlichting en evaluatie. Er is als subvraag geformuleerd: «Welke beleidsopties zijn mogelijk in het geval dat er significant minder (-20%) resp. meer (+20%) middelen beschikbaar zijn?»


X Noot
1

De subvragen zijn te vinden in het beschrijvend document Beleidsdoorlichting artikel 11 uitvoering en evaluatie Wet SUWI 2015–2020 dat gepubliceerd is voor de Europese Aanbesteding van de opdracht. Te vinden op: https://www.tenderned.nl/tenderned-tap/aankondigingen/174024 (aanbestedingsdocument nr. 16)

X Noot
2

Zie figuur 2 van het beschrijvend document Beleidsdoorlichting artikel 11 uitvoering en evaluatie Wet SUWI 2015–2020 (p. 11), te vinden via: https://www.tenderned.nl/tenderned-tap/aankondigingen/174024

X Noot
3

Zie figuur 2 van het beschrijvend document Beleidsdoorlichting artikel 11 uitvoering en evaluatie Wet SUWI 2015–2020 (p. 11), te vinden via: https://www.tenderned.nl/tenderned-tap/aankondigingen/174024

X Noot
4

Een verdere uitwerking is te vinden in het beschrijvend document Beleidsdoorlichting artikel 11 uitvoering en evaluatie Wet SUWI 2015–2020 (p. 25–27), op te halen via: https://www.tenderned.nl/tenderned-tap/aankondigingen/174024

Naar boven