17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 578 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2019

Aanleiding

In het debat over het misbruik van WW-uitkeringen door arbeidsmigranten heb ik met uw Kamer moeten constateren dat de Tweede Kamer in het verleden vooral op hoofdlijnen is geïnformeerd over fraude in de sociale zekerheid (Handelingen II 2018/19, nr. 12, items 5 en 9). Ik heb daarom in mijn brieven van 1 oktober 2018 en 1 februari 2019 toegezegd om uw Kamer meer in detail inzage te geven in fraudefenomenen (Kamerstuk 17 050, nrs. 546 en 568). Met deze signaleringsbrief fraudefenomenen wordt daar invulling aan gegeven, als start van een andere manier van informeren en als onderdeel van een ontwikkelproces.

Doel en aanpak

Het primaire doel van deze brief is om uw Kamer tijdig te informeren over fraudefenomenen1. De kennis over (nieuwe) fraudefenomenen zit bij de uitvoerders van de sociale zekerheid. Ik heb daarom samen met de Staatssecretaris van SZW aan UWV, SVB, VNG en Inspectie SZW gevraagd om mij en daarmee ook u te informeren over fraudefenomenen. De brieven van deze organisaties vindt u in de bijlage2. Daarbij is gezocht naar een balans tussen enerzijds inzage bieden en anderzijds potentiele fraudeurs niet in de kaart spelen.

De Staatssecretaris en ik gaan graag met uw Kamer in gesprek over deze brieven en de afwegingen die in de uitvoering gemaakt moeten worden met betrekking tot de aanpak van deze fraudefenomenen. Daarbij kunnen wij ook het gesprek over eventuele wijziging van wet- en regelgeving voeren.

Wat leest u in de brieven?

De vier brieven zijn opgebouwd langs vier vaste elementen:

  • Het beleid en proces rondom fraude-indicaties. Het gaat dan om de vraag hoe berichten van mogelijk misbruik gemeld of opgemerkt worden en hoe daarmee wordt omgegaan. Het gehele proces van bijvoorbeeld een eerste (anonieme) interne melding tot en met het feitelijk opsporen van de fraudeur, wordt hierin beschreven. Tevens wordt aangegeven wanneer aanvullend onderzoek wordt gedaan.

  • Aard van de gevonden overtredingen. Er zijn grote verschillen in de uitvoering van de sociale zekerheid en de complexiteit van de verschillende wetten. Dat uit zich in een diversiteit aan frauderisico’s, die beschreven worden in de brieven.

  • Feitelijke fraudefenomenen. Het gaat hierbij om fenomenen die al langer bekend zijn, maar ook signalen die nieuw zijn en die ik vertrouwelijk met uw Kamer wil delen. De uitvoerders geven tevens aan welke maatregelen zij – indien mogelijk – nemen om de fraude tegen te gaan.

  • Beleidsaanbevelingen. De uitvoerders benoemen tegen welke knelpunten zij aanlopen bij handhaving. Om die knelpunten op te lossen, hebben zij beleidsaanbevelingen gedaan, waar ik in deze brief nader op in ga.

Vertrouwelijkheid

Transparantie is een groot goed. Ik vind het daarom belangrijk om u zo volledig mogelijk en – indien mogelijk – openbaar te informeren. Tegelijkertijd wil ik potentiële fraudeurs niet op ideeën brengen. De brieven bevatten daarom wel informatie over de aard en het type van de fraudefenomenen, maar geen gedetailleerde omschrijvingen van de modus operandi. UWV heeft ons geïnformeerd over een aantal fraudefenomenen dat in onderzoek is en passages opgenomen die zouden kunnen lezen als fraudetips. Tevens is een overzicht gegeven van onderwerpen die nog niet of zeer beperkt onderzocht zijn. Deze onderdelen zend ik uw Kamer in een aparte bijlage toe, die gedurende een half jaar vertrouwelijk ter inzage zal worden gelegd in de Tweede Kamer3. Indien gewenst is UWV graag bereid u in een besloten hoorzitting nader te informeren.

Reactie op de aanbevelingen

De brieven van UWV, SVB en gemeenten bevatten een aantal aanbevelingen en dilemma’s4. Hieronder gaan de Staatssecretaris en ik in op de punten die de uitvoerders in hun brieven hebben aangedragen.

Algemeen

In meerdere brieven wordt de toegenomen juridisering in het bestuursrecht geschetst en het ontbreken van bevoegdheden bij de uitvoeringsorganisaties om adequaat te handelen in de opsporing. Zo verzoeken onder meer gemeenten de wettelijke bevoegdheden van toezichthouders en opsporingsambtenaren bij het fraudeonderzoek te versterken en te verbeteren. Voor effectieve handhaving is toegang tot een passende opsporings- en handhavingsinstrumenten van groot belang. Naar aanleiding van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het stelselmatig observeren en de inzet van technische hulpmiddelen (waaronder cameratoezicht) niet langer toegestaan zonder wettelijke grondslag. Na de zomer sturen de Staatssecretaris en ik uw Kamer een brief rondom het thema privacy, waarin wij ons voornemen om voor deze zaken een wettelijk grondslag te gaan creëren, nader zullen uitwerken.

De brieven wijzen uit dat verschillende (handhavings-)thema’s een eigen ketenaanpak vergen en bijzondere expertise vragen. Het Rijk heeft daarbij een rol om verbindingen te leggen en waar nodig te ondersteunen. Het samenwerkingsverband Onderzoek Vermogen Buitenland (OVB) en de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) vormen daar mooie voorbeelden van.

UWV

Het signaal van UWV dat er risico’s op misbruik bestaan bij de uitvoering van de Toeslagenwet (TW) neem ik serieus. Ik hecht eraan dat uw Kamer met deze brief over dit risico wordt geïnformeerd. UWV heeft mijn ambtsvoorganger bij de invoering van de kostendelersnorm in de TW laten weten dat deze wijziging onder voorwaarden uitvoerbaar was, maar zag wel handhavingsrisico’s. In de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere socialezekerheidswetten wordt daarbij gewezen op de kostendelersnorm. Het ging dan bijvoorbeeld om het niet of niet tijdig doorgeven van relevante informatie aan UWV door de uitkeringsgerechtigde. In reactie op de uitvoeringstoets heeft mijn ambtsvoorganger laten weten dat het belangrijk is dat uitkeringsgerechtigden goed in staat moeten worden gesteld om aan hun verplichtingen te voldoen. UWV heeft toegezegd om alles in het werk te stellen om uitkeringsgerechtigden goed te informeren, opdat zij hun gewijzigde situatie correct aan UWV doorgeven en de juiste uitkering wordt verstrekt. Samen met UWV onderzoek ik om welke risico’s bij de uitvoering van de TW het precies gaat en welke aanpassingen er nodig zijn in wet- en regelgeving en/of uitvoeringspraktijk. Ik verwacht uw Kamer hierover in het najaar van 2019 nader te informeren.

Ten aanzien van de Ziektewet signaleert UWV dat het vermoeden bestaat dat zich frauderisico’s voordoen die mogelijk vergelijkbaar zijn met de risico’s op fraude in de WW. Het UWV is inmiddels een pilot is gestart om deze risico’s in beeld te brengen. Over de uitkomst van deze pilot zal ik uw Kamer eind 2019 in de brief over de stand van de uitvoering informeren. Tot slot signaleert UWV dat het voorkomt dat klanten zich onvoldoende inspannen om werk te vinden door sollicitatie-activiteiten te fingeren. Ik vind het positief dat UWV aan de slag gaat met het ontwikkelen van risicoprofielen om gerichter onderzoek te kunnen doen naar de naleving van sollicitatieverplichtingen.

Naast het signaleren van een aantal risico’s benoemt UWV ook een enkele dilemma’s. Zo heeft UWV aangegeven het beleid ten aanzien van het schorsen van de uitkering in situaties waarin de uitkeringsgerechtigde niet reageert op berichten van het UWV te willen verruimen. Ik begrijp dit en denk graag mee over aanpassingen in de uitvoeringspraktijk op dit punt. Een ander dilemma dat UWV aangeeft, is het delen van gegevens op casusniveau. In het kader van fraudebestrijding kan er met veel partijen gegevens worden uitgewisseld, uiteraard als daar een wettelijke basis voor is. Ik bespreek graag met UWV om welke specifieke knelpunten het gaat en hoe we hier een oplossing voor kunnen vinden.

SVB

De SVB geeft een tweetal beleidsaanbevelingen om de handhaafbaarheid van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) te verbeteren. In de huidige situatie kan een opgelegde terugvordering als gevolg van verzwegen vermogen in het buitenland (veelal onroerend goed) als schuld in mindering worden gebracht op datzelfde verzwegen vermogen. Hiermee kan opnieuw recht op AIO ontstaan, als hierdoor wordt voldaan aan de vermogenstoets. Dat achten wij ongewenst. Daarom heeft de Staatssecretaris een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee een dergelijke terugvordering in de toekomst niet langer in mindering mag worden gebracht op het vermogen. Voorts is het nu zo dat indien een burger met een AIO uitkering niet meewerkt aan een onderzoek naar vermogen in het buitenland, bijvoorbeeld door het niet overhandigen van een machtiging, de SVB de uitkering ten hoogste kan stopzetten. Dit in tegenstelling tot een burger die wél medewerking verleent, waarbij afhankelijk van de constateringen de uitkering met terugwerkende kracht kan worden beëindigd. Er staat op deze wijze een prikkel op niet meewerken. Wij achten dit onwenselijk en voeren een juridische analyse uit naar de mogelijkheden om deze onevenredigheid weg te nemen bij het niet voldoen aan de medewerkingsplicht.

Verder wijst de SVB op een aantal afzonderlijke risico’s. Hierover is de Staatssecretaris in gesprek met de SVB. Ten aanzien van de internationale uitvoering van de Kinderbijslag en het Kindgebonden budget worden samen met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheden bezien om het proces anders in te richten, om zo de klantgerichtheid én handhaafbaarheid te verbeteren.

Gemeenten

De Staatssecretaris ondersteunt de wens van gemeenten om een eenduidige definiëring en registratie van fraude(-signalen) te verkennen. Dat is echter allereerst een expliciete rol voor gemeenten, VNG en Divosa zelf om daarmee aan de slag te gaan. Daar waar nodig en mogelijk kan het ministerie hierbij ondersteuning bieden.

Zoals de VNG aangeeft, is integrale samenwerking en sluitende dienstverlening binnen het gemeentelijk sociaal domein van groot belang. Daarvoor is het noodzakelijk om op verschillende niveaus te ontschotten. Binnen het sociaal domein maken burgers dikwijls aanspraak op verschillende voorzieningen. Gemeenten constateren een toename in overlap tussen fraude binnen de Participatiewet, Wmo 2015 en Jeugdwet. Dat is een zorgelijke ontwikkeling die de noodzaak om integraal te werken in het sociaal domein onderstreept. Dat is echter geen aanleiding om een centrale databank vorm te geven of om de gegevens over bijvoorbeeld het persoonsgebonden budget nu op te nemen in Suwinet. Een dergelijke gegevensuitwisseling kan op een andere, meer efficiënte en privacy-verantwoorde wijze worden vormgegeven. Over het delen van kennis en gegevens in het sociaal domein is de Staatssecretaris in gesprek met gemeenten en de Minister van VWS, om te kijken wat nodig is. Daarbij moet vooral aansluiting gezocht worden bij de initiatieven die er al zijn, zoals het Toezicht Sociaal Domein (TSD) en het Programma Sociaal Domein.

Tot slot is het vakmanschap van de professional in de uitvoering essentieel voor effectieve handhaving. Dit start al bij preventie. Voor het versterken van de kennispositie en het vakmanschap rondom handhaving is een rol weggelegd voor het Kenniscentrum Handhaving en Naleving van de VNG, Divosa en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers (BvK) (onder andere middels het programma Op weg naar een lerende praktijk). Het is van belang kritisch te blijven kijken naar wat er beter kan, zonder voorbij te gaan aan wat allemaal al goed verloopt. De Staatssecretaris gaat daarom graag met gemeenten in gesprek over de best practices in de handhaving en vindt het belangrijk dat deze ervaringen onder gemeenten en met andere partijen worden gedeeld.

Vervolg

Met bijgaande eerste signaleringsbrieven hebben de uitvoerders in de sociale zekerheid een overzicht gegeven van het proces van fraudemelding tot fraudeaanpak. Fraudebestrijding in de sociale zekerheid vergt een continue aandacht op handhaving en alertheid op nieuwe fraudefenomenen. Zoals aangekondigd, stel ik voor deze brieven te benutten om het gesprek te voeren over de afwegingen die in de uitvoering worden gemaakt. Het afwegingskader dat in het kader van de maatregelen bij de WW wordt opgesteld, is hier onlosmakelijk mee verbonden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven