30 977 AIVD

Nr. 56 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2013

Uw Kamer heeft het kabinet gevraagd om uiteen te zetten hoe de wettelijke bevoegdheden van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten zich verhouden tot het zogeheten PRISM-programma of vergelijkbare methoden van informatievergaring. Bovendien heeft uw Kamer verzocht in te gaan op de brief van Bits of Freedom aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 juni jl. Hierbij informeer ik u mede namens de minister van Defensie en de minister van Veiligheid en Justitie.

Taken en bevoegdheden van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten

De taken van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) zijn vastgelegd in de artikelen 6 en 7 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). De diensten kunnen onder meer onderzoek doen naar organisaties en personen die een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat (AIVD). Ook kunnen zij onderzoek doen naar factoren die van invloed kunnen zijn op de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde voor zover de krijgsmacht daarbij betrokken is of kan worden (MIVD). Voorbeelden hiervan zijn onderzoek naar terroristische netwerken en spionageactiviteiten van buitenlandse mogendheden, en onderzoek ten behoeve van de veiligheid en de taakuitvoering van de Nederlandse krijgsmacht in operaties.

De Wiv 2002 regelt op afzonderlijke, uitputtende wijze de verwerking van gegevens door de AIVD en de MIVD, met inbegrip van persoonsgegevens (artikel 12 en verder van de Wiv 2002). De Wet bescherming persoonsgegevens is om die reden niet van toepassing op deze gegevensverwerking. De Wiv 2002 stelt expliciete eisen aan de gegevensverwerking; die is slechts toegestaan voor een welbepaald doel en moet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken van de diensten. Ook moet de verwerking op behoorlijke en zorgvuldige wijze gebeuren en in overeenstemming met de wet. Daarnaast verplicht de Wiv 2002 de hoofden van de diensten om onder meer zorg te dragen voor de geheimhouding van gegevens en van de bronnen (artikel 15 van de Wiv 2002). Artikel 17 van de Wiv 2002 legt de algemene bevoegdheid van diensten vast om ten behoeve van de taakuitvoering van de diensten aan een ieder gegevens te vragen. Er bestaat overigens geen verplichting om mee te werken aan dergelijke verzoeken; medewerking geschiedt op vrijwillige basis.

Naast de algemene bevoegdheid tot het verwerven van gegevens kunnen diensten voor hun taakuitvoering bijzondere bevoegdheden inzetten (artikel 20 en verder van de Wiv 2002). De inzet van deze bevoegdheden kan leiden tot beperking van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Om deze reden gaat aan de inzet van de bevoegdheid altijd een beoordeling vooraf of de inzet voldoet aan het noodzakelijkheids-, proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste. De artikelen 24 tot en met 27 van de Wiv 2002 beschrijven de bijzondere bevoegdheden die betrekking hebben op de verwerving van gegevens in het elektronische communicatiedomein.

PRISM

De Amerikaanse Director of National Intelligence heeft zaterdag 8 juni jl. in een factsheet toegelicht dat het programma PRISM een computersysteem is dat de Amerikaanse overheid gebruikt voor de gerichte vergaring van buitenlandse informatie van aanbieders van elektronische communicatie voor inlichtingendoeleinden1. Deze factsheet is te vinden op de website van the Office of the Director of National Intelligence (www.dni.gov ). Op dezelfde website zijn in de afgelopen dagen nog nadere feiten over het programma bekendgemaakt. De Eurocommissarissen van Justitie en van Binnenlandse zaken, Reding en Malmström, hebben tijdens een gesprek met de Amerikaanse Minister van Justitie Holder van hem de toezegging gekregen dat de Verenigde Staten de EU nader zullen informeren over PRISM en vergelijkbare programma’s. Hiertoe wordt een expertgroep opgezet die zich ook zal buigen over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De AIVD en de MIVD gebruiken het computerprogramma PRISM niet. De AIVD en de MIVD hebben geen onbelemmerde, onbeperkte toegang tot het internetverkeer en het mobiele telefoonverkeer, ook niet via buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In het kader van de samenwerking met diensten in andere landen kunnen de AIVD en de MIVD wel gegevens uitwisselen. Artikel 59 van de Wiv 2002 beschrijft de kaders hiervoor. De mate van samenwerking met een buitenlandse dienst wordt onder meer bepaald door de democratische inbedding van de dienst en het respect voor de mensenrechten in het desbetreffende land, de betrouwbaarheid en de professionaliteit van de betrokken dienst en het operationele belang van de samenwerking. Het is de AIVD en de MIVD niet toegestaan diensten in andere landen verzoeken te doen die op grond van de Wiv 2002 niet zijn toegestaan. Het is overigens niet gebruikelijk dat diensten elkaar op de hoogte stellen van de eigen bronnen en de modus operandi. De wijze waarop specifieke gegevens zijn verkregen, wordt doorgaans niet gedeeld.

De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) ziet toe op de rechtmatigheid van de inzet van bevoegdheden door de diensten. De CTIVD heeft in de loop der jaren ook onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de inzet van de bijzondere bevoegdheden, waaronder artikel 25 en 27 van de Wiv 2002. Deze rapporten zijn openbaar. De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie hebben deze rapporten met hun reactie aan de Staten-Generaal aangeboden2.

Bescherming persoonlijke levenssfeer

Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is in Nederland stevig verankerd, onder meer in de Grondwet en in het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet erkent het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en schrijft voor dat inbreuken daarop bij of krachtens een wet in formele zin moeten zijn geregeld. Artikel 8 van het EVRM eist dat inbreuken op de persoonlijke levenssfeer door de overheid moeten zijn voorzien in de wet en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving op grond van een aantal nader aangegeven gronden, waaronder het belang van de nationale veiligheid. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vormde een belangrijk uitgangspunt bij de totstandkoming van de Wiv 2002. Daarbij is naar een evenwicht gezocht tussen enerzijds het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds het belang van de nationale veiligheid en de noodzaak om in dat kader bepaalde bevoegdheden te kunnen uitoefenen die een beperking van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer inhouden. De Wiv 2002 voldoet aan de voorwaarden in de Grondwet en het EVRM en biedt daarmee een toereikende juridische grondslag voor de bijzondere bevoegdheden die erin zijn opgenomen. Naar aanleiding van de motie Elissen/Çörüz2 wordt thans een evaluatie van de Wiv 2002 uitgevoerd. Het rapport van de Evaluatiecommissie Wiv 2002 wordt september 2013 verwacht.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstuk 29 924, nrs. 29,74 en 86

Naar boven