30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2013

Op 14 maart jl. heeft uw Kamer met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een Algemeen Overleg gehouden over discriminatie-onderwerpen (Kamerstuk 30 950, nr. 57). Tijdens dit Algemeen Overleg heeft lid Segers (ChristenUnie) gevraagd naar de dreiging en het dreigingsniveau ten aanzien van de joodse gemeenschap in Nederland en de beveiliging van joodse instellingen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw vraag naar mij doorgeleid. Met deze brief voldoe ik aan de toezegging u hierover nader te informeren. Recent heb ik ten aanzien van dit onderwerp een brief verzonden (Kamerstuk 30 950, nr. 46) waarin ik aangeef dat bij alle betrokken partijen en mijzelf het vertrouwen bestaat dat er lokaal voldoende aandacht is voor de veiligheid van de joodse gemeenschap. Er bestaat voor mij op dit moment geen aanleiding om op het in de brief uitgedragen standpunt terug te komen.

In mijn brieven van 13 maart jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 216 en 217) over Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 32 heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid aangekondigd dat het algemene dreigingsniveau in Nederland werd verhoogd van «beperkt» naar «substantieel». Het is belangrijk om hierbij aan te geven dat het algemene dreigingsbeeld in Nederland in het DTN los dient te worden gezien van de gerichte en concrete beveiligingsmaatregelen die gelden voor bedreigde personen, objecten en diensten. Het hiervoor geldende Stelsel Bewaken en Beveiligen is voldoende ingericht om flexibel te kunnen reageren op de dagelijkse actualiteit en kijkt breder dan alleen dreiging vanuit terrorisme.

Beveiligingsmaatregelen worden getroffen op basis van dreiging en risico. Het vaststellen van het dreigingsniveau wordt gedaan op een zo objectief mogelijke wijze door daartoe gespecialiseerde professionals en diensten. Over concrete dreiging worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. Indien dreiging en risico hiertoe aanleiding geven, worden op lokaal of op rijksniveau de nodige (beveiligings-)maatregelen getroffen.

De veiligheidssituatie rond joodse instellingen blijf ik actief monitoren, zoals ook aangegeven in mijn brief van 23 november 2012 (Kamerstuk 30 950, nr. 46). Gemeenten en politie hebben verder aangegeven dat, ook zonder concrete dreiging, er extra aandacht is voor de veiligheid rond joodse instellingen. Naast de ambtelijke contacten die er periodiek zijn, spreek ik (in navolging van mijn werkbezoeken) dit najaar ook weer met de joodse gemeenschap.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven