30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 239 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2021

Uw Kamer heeft om een schriftelijke reactie gevraagd naar aanleiding van het bericht in het Nederlands Dagblad dat moslims in Europa het slachtoffer zouden zijn van discriminatie door het Europees contraterrorisme-beleid. Dit bericht is tevens besproken tijdens het mondelinge vragenuur met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) op 9 februari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 54, Mondelinge Vragenuur). In deze brief ga ik hier, mede namens de Minister van BZK, verder op in.

In het bericht wordt een handleiding van Amnesty International en Open Society Foundations aangehaald. Volgens deze handleiding worden in de internationale strijd tegen terrorisme moslims etnisch geprofileerd en onevenredig onderworpen aan toezicht, beperkingen van hun bewegingsvrijheid, arrestatie en uitzetting. Het kabinet heeft kennis genomen van deze Human Rights Guide for Researching Racial and Religious Discrimination in Counter-Terrorism in Europe en ziet deze als een waardevolle handreiking voor mensen die werken op het gebied van mensenrechten en/of zich in zetten om discriminatie tegen te gaan.

Het kabinet wil allereerst benadrukken dat alle vormen van discriminatie en racisme absoluut onacceptabel zijn. In deze brief wil ik dan ook uiteenzetten op welke wijze het kabinet discriminatie en racisme in de samenleving, maar ook binnen de overheid, wil voorkomen en bestrijden. Daarna ga ik in op het contraterrorisme-beleid.

De brede aanpak van het kabinet van racisme en discriminatie ziet mede toe op de aanpak van moslimdiscriminatie. Deze brede aanpak is gericht op meerdere gronden en maatschappelijke terreinen waar discriminatie voorkomt, zoals de arbeidsmarkt, het onderwijs, de woningmarkt en de zorg. In een brief van 11 november 2020 geeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van BZK, aan welke specifieke inzet hij extra gaat doen om moslimdiscriminatie tegen te gaan.1

In de reactie op het rapport «Ongekend onrecht» heeft het kabinet specifieke maatregelen aangekondigd om discriminatie door de overheid te voorkomen, signalen van discriminatie op te pakken en vooroordelen te herkennen.2 Daarbij is expliciet een versterkte rol voorzien voor het College voor de rechten van de mens en de gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen om te oordelen over klachten over discriminatie en slachtoffers juridisch en emotioneel bij te staan.

Om racisme en discriminatie, ook door overheidshandelen, terug te dringen zijn verder een gecoördineerde aanpak vanuit de overheid en onderzoek van belang. In een brief van 9 december 2020 heeft de Minister van BZK aangekondigd een verkenning uit te laten voeren naar een Nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme. 3 Deze verkenning is op 10 maart jl. naar uw Kamer gezonden.4 Voor de zomer zal u geïnformeerd worden over het vervolg. Daarnaast zal in 2021 een Staatscommissie Discriminatie en Racisme worden ingesteld, die onder meer uitvoering zal geven aan een brede doorlichting van de overheid op discriminatie en etnisch profileren.

Ten aanzien van het tegengaan van terrorisme hanteert het kabinet een integrale aanpak die zich over verschillende interventiegebieden uitstrekt.5 Deze aanpak wordt ingezet op alle vormen van extremisme, onafhankelijk van ideologische signatuur. Gelet op het grensoverschrijdende karakter van de dreiging, is deze inzet zowel nationaal als internationaal en is het kabinet sterk voorstander van Europese samenwerking in dit kader. Daarmee staat het kabinet positief ten opzichte van de door Amnesty in de handleiding aangehaalde terrorismebestrijdingsagenda van de Europese Commissie, waarmee eveneens een brede aanpak van extremisme wordt beoogd. Ik verwijs graag naar het BNC fiche, waarin de contraterrorisme-agenda en het Nederlandse standpunt verder zijn uitgewerkt.6

In de handleiding wordt ten aanzien van het Nederlandse contraterrorisme-beleid specifiek gewezen op discriminatie van mensen met een dubbele nationaliteit in het kader van het intrekken van Nederlanderschap. Zoals de Staatssecretaris van BZK heeft aangegeven tijdens het mondelinge vragenuur van 9 februari jl. gelden voor de intrekking van Nederlanderschap conform de Rijkswet op Nederlanderschap zeer strenge voorwaarden. In elke intrekkingszaak vindt een individuele afweging plaats. Het internationale recht biedt bescherming tegen staatloosheid. Intrekking van het Nederlanderschap is alleen mogelijk als betrokkene naast het Nederlanderschap nog een andere nationaliteit heeft. Hierdoor ontstaat een gerechtvaardigd onderscheid tussen Nederlanders met enkelvoudige nationaliteit en Nederlanders met een meervoudige nationaliteit. Dit onderscheid wordt in het internationale recht ook expliciet geaccepteerd, zoals in het Europees verdrag inzake nationaliteit. Dat de intrekking van het Nederlanderschap niet discriminatoir is, is ook expliciet bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.7

Ten aanzien nieuwe terrorisme-wetgeving in Nederland worden door de Raad van State in de toets op proportionaliteit en effectiviteit, altijd de aspecten van grond- en mensenrechten meegenomen.

Tot slot. Het kabinet ziet het als zijn taak om de democratische rechtsorde en alle grondwettelijke vrijheden die burgers toekomen te beschermen. Aanpak van discriminatie en racisme is noodzakelijk om fundamentele gelijk- en volwaardigheid voor alle Nederlandse burgers te garanderen. Zonder de inachtneming van grond- en mensenrechten, zoals het discriminatieverbod, kan het contraterrorisme-beleid nooit proportioneel en gerechtvaardigd zijn. Het kabinet staat voor de grondrechten van álle Nederlandse burgers, ongeacht afkomst of religie.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 30 950, nr. 214.

X Noot
2

Kamerstuk 35 510, nr. 4, p. 14–17.

X Noot
3

Kamerstuk 30 950, nr. 216.

X Noot
4

Kamerstuk 30 950, nr. 218.

X Noot
5

Kamerstuk 27 925, nr. 436.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 3039.

X Noot
7

ECLI:NL:RVS:2020:3045.

Naar boven