30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2011

U heeft gevraagd om een kabinetsreactie op en een actueel beeld van incidenten rond antisemitisme voorafgaand aan het AO Antisemitisme op 2 februari. Deze brief is een reactie op uw verzoek.

Actueel beeld

In de monitor rassendiscriminatie die het toenmalige kabinet op 1 juli 2010 naar u stuurde (Kamerstukken II, 2010–2011, 30 950, nr. 18) is een beeld geschetst van (onder andere) het aantal antisemitische incidenten en klachten in de periode 2006–2008, met een kleine uitloop naar 2009. Op 13 september 2010 ontving u daarnaast Poldis 2009, het Landelijk Criminaliteitsbeeld Discriminatie van de politie over de door de politie geregistreerde antisemitische incidenten in 2009 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 123 VII, nr. 74).

Het kabinet baseert zich in zijn beleid op de jaarlijkse cijfers van Poldis en de antidiscriminatievoorzieningen. Deze zijn pas later dit jaar beschikbaar. Mede op basis van deze cijfers kan een betrouwbaar beeld worden gegeven en kunnen conclusies worden getrokken over de ontwikkelingen en (eventueel) te nemen maatregelen.

Kabinetsreactie

In de cijfers wordt niet de gevoelswaarde van antisemitische incidenten of discussies over de toekomst van joden in Nederland uitgedrukt. Ze tonen niet de gevoelens van onveiligheid en «er niet bij horen» die leven onder joodse Nederlanders. Het kabinet neemt in antwoord op die gevoelens met kracht afstand van het beeld dat mensen naar elders zouden moeten vertrekken, omdat overheid en samenleving niet langer in staat zijn om voldoende bescherming te bieden. Dat is niet het geval en mag nooit het geval zijn.

Alle vormen van discriminatie, waaronder antisemitisme worden door het kabinet verworpen. Dat kan niet genoeg benadrukt worden. In dat licht heeft het kabinet mede in reactie op de moties Van der Staaij c.s. (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 123 VI, nr. 111) en Voordewind c.s. (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 123 VI, nr. 113) het actieprogramma bestrijding van discriminatie opgesteld dat u samen met de cijfers van Poldis 2009 is toegezonden (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 123 VII, nr. 74).

Het actieprogramma is gericht op bestrijding van discriminatie in het algemeen en antisemitisme in het bijzonder. In het actieprogramma is aandacht voor lokale aanpak, melding en aangifte, registratie en inzicht, opsporing en vervolging van discriminatie en onderwijs en voorlichting over discriminatie. Het actieprogramma is op dit moment volop in uitvoering. Ik wijs u in dat verband bijvoorbeeld op het onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot de regeling en uitvoering van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, waarover u onlangs bij brief van 17 december 2010 bent geïnformeerd (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 439, nr. 18). Verder zal de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uw Kamer op korte termijn een brief sturen over sociale veiligheid in het onderwijs. Daarin wordt u onder andere geïnformeerd over de voortgang van de verplichte registratie van agressie- en geweldsincidenten op scholen (waaronder discriminatie).

In het spoeddebat over incidenten bij moskeeën op 4 november jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2010–2011, nr. 18, blz. 24–38) heeft de minister van Veiligheid en Justitie toegezegd om het actieprogramma nog eens te bekijken en indien nodig aan te scherpen. Het kabinet vindt het nog steeds belangrijk om kritisch te kijken of de aanpak verder verbeterd kan worden. Hierover heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 24 januari jl. met het Centraal Joods Overleg (CJO) gesproken en hierover zal hij met het CJO in gesprek blijven.

Het kabinet vindt dat de aandacht voor discriminatie niet mag verslappen. Het zal u de brief over de uitvoering van het actieprogramma en de eventuele aanscherping daarvan in de eerste helft van 2011 toezenden, evenals het Landelijk Criminaliteitsbeeld Discriminatie 2010.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven