30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 157 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2018

Tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken heeft het lid Van der Staaij een motie ingediend (Kamerstuk 35 000 V, nr. 37) met het verzoek dat de regering steun verleent aan het binnen de EU overnemen van de definitie van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) van antisemitisme tijdens een High Level Conference over antisemitisme in Wenen op 21 november. Zoals toegezegd, ga ik in deze brief nader in op deze motie.

Nederland hecht groot belang aan de bestrijding van antisemitisme. Zoals in het regeerakkoord van dit kabinet gesteld (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), kan een democratische samenleving alleen functioneren als we een grens trekken daar waar vrijheden van de ander worden bedreigd, als iedereen meedoet en discriminatie wordt bestreden. Ook in de EU onderstreept Nederland dit punt in diverse fora, onder meer via de EU High Level Group on combating racism, xenophobia, and other forms of intolerance.

Het kabinet is terughoudend ten aanzien van een aparte aanpak voor specifieke religieuze groepen. Nederland verdedigt internationaal het recht van individuen om de eigen religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven, om een theïstische, non-theïstische of atheïstische levensovertuiging te hebben, om van geloof te kunnen veranderen of om niet te geloven. Het kabinet staat daarom een generieke aanpak van alle discriminatiegronden voor, waarbij specifieke maatregelen uiteraard worden ingepast indien daar noodzaak toe bestaat. Op nationaal vlak wordt bijvoorbeeld ingezet op specifieke maatregelen zoals beschreven in het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie (bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 84).

In dat kader heeft het kabinet de internationale IHRA-werkdefinitie van antisemitisme eerder ondersteund als niet-juridisch bindende werkdefinitie van en voor de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Als deze motie dezelfde lijn voorstaat, namelijk steun voor de IHRA-werkdefinitie van antisemitisme als niet-juridisch bindende definitie, dan is dit ondersteuning van beleid. Daarmee is het advies over de motie om het oordeel aan de Kamer te laten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven