30 895 Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

I VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 april 2010

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu / Wonen, Wijken en Integratie1 heeft in haar vergadering van 26 januari 2010 het Drinkwaterbesluit besproken. Het besluit is bij twee fracties aanleiding geweest tot enkele vragen die in de brief aan de minister d.d. 28 januari 2010 zijn opgenomen.

De minister heeft op 21 april 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu / Wonen, Wijken en Integratie,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Den Haag, 28 januari 2010

In de commissievergadering van 26 januari is het Drinkwaterbesluit aan de orde geweest. Het besluit is bij twee fracties aanleiding geweest tot het stellen van vragen.

CDA

1.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de hoogte van de vermogenskostenvergoeding in de ontwerp-amvb nog onduidelijk blijft. Bij het debat over de nieuwe Drinkwaterwet heeft deze fractie aangedrongen op óf het niet hanteren van een maximum solvabiliteitseis, óf het zo ruim mogelijk bepalen van de maximale solvabiliteitsgrens. U hebt in elk geval het laatste toegezegd in het debat aan de Kamer. Deze leden dringen aan op helderheid voor de gehele sector. Verder merken deze leden op dat bij de vermogenskostenvergoeding in het Drinkwaterbesluit de invulling van de variabelen/coëfficiënten ontbreekt. Hun inziens is het voorbeeld in de nota van toelichting qua hoogte niet toereikend.

2.

Blijkens de tekst van de amvb lijkt u geen extra prestatie-indicatoren in de prestatievergelijking (benchmark) op te nemen. U voegt nieuwe prestatie-indicatoren toe aan het Drinkwaterbesluit: kwaliteitsbewaking, druk in het distributienet, lek- en spuiverliezen, duurzaamheid van het inkoopbeleid, investeringen in O&O en informatie over vermogensopbouw, reserves en uitkeringen aan aandeelhouders. Hiermee wordt de huidige focus van de benchmark gericht op klant en output verlaten, aldus deze leden. Kunt u dit bevestigen?

3.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de keuze van onthardingstechnieken onnodig wordt beperkt in het voorstel Drinkwaterbesluit. Verder stellen deze leden in dit kader vast dat er geen relatie is tussen de concentratie magnesium in drinkwater en het voorkomen van hart- en vaatziekten. Eventueel kunnen mensen zelf kiezen voor extra magnesium met tabletten of ander voedsel.

4.

Bent u het met de leden van de CDA-fractie eens dat vanaf systemen met 10m3 warm tapwater capaciteit per dag (of 25 aansluitingen) collectieve watervoorzieningen een monitoringprogramma waterkwaliteit zouden moeten hebben?

PvdA

1.

Kunt u aangeven op welke wijze voorkomen kan worden dat commerciële en publieke geldstromen bij de drinkwaterbedrijven door elkaar gaan lopen en dat er mogelijk publiek geld weglekt door deelname in commerciële bedrijven, sponsoring of anderszins? De leden van de PvdA-fractie constateren dat het Drinkwaterbesluit hierbij geen nadere criteria stelt. Waarom niet?

2.

De leden van de PvdA fractie nemen met instemming kennis van de toelichting op de verhouding tussen de Drinkwaterwet en de Warmtewet, waarbij u aangeeft dat als er op het punt van de gezondheidsaspecten tegenstrijdigheid zou ontstaan tussen de Warmtewet en de Drinkwaterwet, dat dan de Drinkwaterwet als lex specialis zal worden beschouwd en voorgaat. Dat neemt de zorgen van de leden van de PvdA-fractie weg, omdat de voorschriften vanuit de Drinkwaterwet een betere borging voor het gezondheidsbelang bij drinkwater bieden. Desalniettemin zien zij in het Drinkwaterbesluit zelf hier niets over terug. Kunt u aangeven op welke wijze de bedoelde lex specialis nu formeel en juridisch is verankerd?

3.

Tot slot hebben deze leden kennis genomen van een brief d.d. 12 januari 2010 van Nefyto (branchevereniging gewasbeschermingsmiddelenindustrie). Daarin worden enkele inhoudelijke bezwaren tegen het Drinkwaterbesluit genoemd, die betrekking hebben op de norm die Nederland stelt voor stoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Kunt u op deze brief een reactie formuleren en daarbij vooral ingaan op de motivering voor de gekozen norm? Kunt u tevens aangeven of deze norm verder gaat dan de Europese richtlijnen van Nederland vragen? Deze leden zijn er overigens niet meteen van overtuigd dat een strengere norm verkeerd zou zijn, maar horen wel graag uw motivatie daarbij.

De fracties van CDA en PvdA wachten met belangstelling uw antwoorden af.

De Voorzitter van de vaste commissie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie,

M. C. Meindertsma

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2010

Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de vragen over het ontwerp-Drinkwaterbesluit, die de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie bij brief van 28 januari 2010 had toegezonden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Antwoorden op de vragen van de Eerste Kamercommissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie over de ontwerp-Drinkwaterwet

CDA

1.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de hoogte van de vermogenskostenvergoeding in de ontwerp-amvb nog onduidelijk blijft. Bij het debat over de nieuwe Drinkwaterwet heeft deze fractie aangedrongen op óf het niet hanteren van een maximum solvabiliteitseis, óf het zo ruim mogelijk bepalen van de maximale solvabiliteitsgrens. U hebt in elk geval het laatste toegezegd in het debat aan de Kamer. Deze leden dringen aan op helderheid voor de gehele sector. Verder merken deze leden op dat bij de vermogenskostenvergoeding in het Drinkwaterbesluit de invulling van de variabelen/ coëfficiënten ontbreekt. Hun inziens is het voorbeeld in de nota van toelichting qua hoogte niet toereikend.

Antwoord

Het vaststellen van de vermogenskostenvoet als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Drinkwaterwet is een tweejaarlijks terugkerende activiteit. De waarden van de variabelen genoemd in bijlage C zijn niet statisch, maar kunnen worden beïnvloed door ontwikkelingen op de financiële markt. In het Drinkwaterbesluit is dit daarom niet nader ingevuld. Ik kan me echter voorstellen dat behoefte is aan een nadere duiding van de wijze waarop de vermogenskosten met gebruik van bijlage C, en de daarin voorkomende variabelen, bepaald zullen worden. Ik zal daartoe uitgangspunten formuleren en vastleggen in beleidsregels. Uiteraard zal ik desgewenst de expertise van de NMa benutten.

2.

Blijkens de tekst van de amvb lijkt u geen extra prestatie-indicatoren in de prestatievergelijking (benchmark) op te nemen. U voegt nieuwe prestatie-indicatoren toe aan het Drinkwaterbesluit: kwaliteitsbewaking, druk in het distributienet, lek- en spuiverliezen, duurzaamheid van het inkoopbeleid, investeringen in O&O en informatie over vermogensopbouw, reserves en uitkeringen aan aandeelhouders. Hiermee wordt de huidige focus van de benchmark gericht op klant en output verlaten, aldus deze leden. Kunt u dit bevestigen?

Antwoord

De prestatievergelijking heeft verschillende functies, waaronder het verschaffen van inzicht voor de klant over het functioneren van hun drinkwaterbedrijf. Over de in de vraag genoemde onderwerpen het volgende. Druk in het distributienet is bij uitstek gericht op de klant. Verminderde druk kan immers direct merkbaar zijn voor de klant. Informatie over lekverliezen kan relevant zijn voor de staat van onderhoud van het transport- en distributienet. Onderzoek en ontwikkeling is als aspect expliciet opgenomen in artikel 39, eerste lid, van de Drinkwaterwet op verzoek van de Tweede Kamer2. Dit aspect is weliswaar niet direct gericht op de klant, maar is wel van belang voor de ontwikkeling van de sector in het kader van een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Duurzaam inkopen vormt een belangrijk onderwerp in het streven naar een duurzame samenleving. De vermogensopbouw, reserves en dividenduitkering zijn niet genoemd als prestatie-indicator voor kostenefficiëntie, maar als informatie die in de rapportage over de prestatievergelijking moet zijn opgenomen. Deze informatie acht ik voor belanghebbenden relevant.

Dergelijke informatie is ook uit het jaarverslag te halen, maar door het op te nemen in het verslag van de prestatievergelijking wordt het meer toegankelijk en wordt een completer beeld van de bedrijven gegeven.

3.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de keuze van onthardingstechnieken onnodig wordt beperkt in het voorstel Drinkwaterbesluit. Verder stellen deze leden in dit kader vast dat er geen relatie is tussen de concentratie magnesium in drinkwater en het voorkomen van hart- en vaatziekten. Eventueel kunnen mensen zelf kiezen voor extra magnesium met tabletten of ander voedsel.

Antwoord

In de Nota van Toelichting op Bijlage A tabel IIIa is aangegeven dat de technieken zo gekozen worden dat de concentratie van magnesium, dat van nature in het water aanwezig is, niet verandert. Indien nodig kan via een nabehandeling het magnesiumgehalte worden aangevuld. In principe worden technieken dan ook niet uitgesloten. In voorkomende gevallen kan een minimum niveau voor het magnesiumgehalte worden vastgesteld. De discussie over de relatie van de hardheid van drinkwater en de kans op hart- en vaatziekten is al enkele decennia oud. In een recent WHO document3 wordt gesteld dat de consumptie van drinkwater met een laag gehalte aan mineralen (calcium en magnesium) ongewenst is omdat het mineralen aan het lichaam onttrekt. Tevens zal drinkwater met een laag gehalte aan mineralen negatieve gevolgen hebben voor metalen leidingen. In Nederland vindt op de meeste locaties waar het water van nature een hoge hardheid heeft, inmiddels ontharding plaats. In een nog uit te brengen publicatie (van KWR in samenwerking met de Universiteit van Maastricht) blijkt ondermeer dat een klein deel van de Nederlandse bevolking profijt kan hebben van extra inname van magnesium via drinkwater.

4.

Bent u het met de leden van de CDA-fractie eens dat vanaf systemen met 10 m3 warm tapwater capaciteit per dag (of 25 aansluitingen) collectieve watervoorzieningen een monitoringprogramma waterkwaliteit zouden moeten hebben?

Antwoord

In het Waterleidingbesluit geldt op dit moment de verplichting om bij een levering van gemiddeld meer dan 30 m3 warm tapwater per dag een meetprogramma op te stellen en uit te voeren. Eerder is al aangegeven dat er voornemens zijn om deze grens te verlagen naar 10 m3 warm tapwater per dag. Het is mijn bedoeling om deze verlaagde grens op te nemen in de Drinkwaterregeling. Overigens komt deze hoeveelheid overeen met ongeveer 100 huishoudelijke aansluitingen, uitgaande van gebruik van gemiddeld 40 liter warm tapwater per persoon per dag en gemiddeld 2,5 personen per huishouden.

PvdA

1.

Kunt u aangeven op welke wijze voorkomen kan worden dat commerciële en publieke geldstromen bij de drinkwaterbedrijven door elkaar gaan lopen en dat er mogelijk publiek geld weglekt door deelname in commerciële bedrijven, sponsoring of anderszins? De leden van de PvdA-fractie constateren dat het Drinkwaterbesluit hierbij geen nadere criteria stelt. Waarom niet?

Antwoord

De opbrengsten van de levering van drinkwater dienen gebaseerd te zijn op de kosten die samenhangen met de uitvoering van de openbare drinkwatervoorziening. Tevens is ruimte voor een netto bedrijfsresultaat als vergoeding voor het geïnvesteerd vermogen. De ruimte hiervoor wordt begrensd door het stelen van een maximum aan de vermogenskostenvergoeding. De bestemming van het netto bedrijfsresultaat is aan de aandeelhouders van de drinkwaterbedrijven. Hieraan worden geen beperkingen gesteld. Wel dienen de publieke aandeelhouders te handelen in het belang van een duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening. Overigens merk ik op dat formeel gezien geen sprake is van publiek geld. De financiering van de drinkwatervoorziening vindt immers niet plaats met publieke middelen, maar via betaling van een geleverde dienst op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst.

2.

De leden van de PvdA fractie nemen met instemming kennis van de toelichting op de verhouding tussen de Drinkwaterwet en de Warmtewet, waarbij u aangeeft dat als er op het punt van de gezondheidsaspecten tegenstrijdigheid zou ontstaan tussen de Warmtewet en de Drinkwaterwet, dat dan de Drinkwaterwet als lex specialis zal worden beschouwd en voorgaat. Dat neemt de zorgen van de leden van de PvdA-fractie weg, omdat de voorschriften vanuit de Drinkwaterwet een betere borging voor het gezondheidsbelang bij drinkwater bieden. Desalniettemin zien zij in het Drinkwaterbesluit zelf hier niets over terug. Kunt u aangeven op welke wijze de bedoelde lex specialis nu formeel en juridisch is verankerd?

Antwoord

Dat de Drinkwaterwet op het punt van gezondheidsaspecten een lex specialis is ten opzichte van de Warmtewet is een gegeven. Verankering van een dergelijk feit in wetgeving heeft geen toegevoegde waarde en is vanuit oogpunt van beperking van de regeldruk daarom ongewenst.

3.

Tot slot hebben deze leden kennis genomen van een brief d.d. 12 januari 2010 van Nefyto (branchevereniging gewasbeschermingsmiddelenindustrie). Daarin worden enkele inhoudelijke bezwaren tegen het Drinkwaterbesluit genoemd, die betrekking hebben op de norm die Nederland stelt voor stoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Kunt u op deze brief een reactie formuleren en daarbij vooral ingaan op de motivering voor de gekozen norm? Kunt u tevens aangeven of deze norm verder gaat dan de Europese richtlijnen van Nederland vragen? Deze leden zijn er overigens niet meteen van overtuigd dat een strengere norm verkeerd zou zijn, maar horen wel graag uw motivatie daarbij.

Antwoord

Bij brief van 12 januari 2010 heeft Nefyto gereageerd op de in het ontwerp-Drinkwaterbesluit opgenomen norm van 1,0 microgram/l voor metabolieten van pesticiden en afbraak- of reactieproducten die humaan niet toxicologisch relevant zijn. Nefyto vindt dat de norm onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd is en dat de monitoringsinspanning die deze norm tot gevolg zou hebben te hoog is. Daarnaast merkt Nefyto op dat de voorgestelde norm afwijkt van de EG-Drinkwaterrichtlijn en stelt ze dat deze afwijking ten onrechte niet is genotificeerd.

In de EG-Drinkwaterrichtlijn is aangegeven dat de norm van 0,1 microgram/l geldt voor relevante metabolieten. Voor niet relevante metabolieten is in de Europese richtlijn geen waarde opgenomen. De term «relevant» is echter op verschillende manieren te interpreteren. In de Gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn wordt onder relevantie verstaan die metabolieten, afbraak en/of reactieproducten die in hoeveelheden van meer dan 10% worden gevormd uit de actieve stof. Dit zou betekenen dat voor metabolieten, die bewezen humaan niet toxicologisch zijn, ook een norm zou gelden van 0,1 microgram/l. Vanuit toxicologisch oogpunt ligt het echter voor de hand om de nadruk te leggen op toxicologisch relevante stoffen, ongeacht het vormingspercentage.

In Nederland is het voorstel om op basis van een RIVM advies van juli 2006 alleen voor humaan toxicologisch relevante metabolieten een norm van 0,1 microgram/l vast te stellen en voor metabolieten die niet bewezen humaan toxicologisch zijn een norm van 1,0 microgram/l. Hiermee is deze laatste norm in lijn met de signaleringswaarden voor antropogene stoffen zoals voorgesteld in tabel IIIc van het ontwerp-besluit.

Deze kwaliteitseisen zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de waarde van 1,0 microgram/l wordt gemeten is er geen risico voor de volksgezondheid maar zal er nader onderzoek plaatsvinden. Het opnemen van een dergelijke norm leidt niet tot extra meetinspanningen maar geeft de VROM-Inspectie en de drinkwaterbedrijven handvaten om te bepalen of extra onderzoek noodzakelijk is wanneer metabolieten worden aangetroffen. De informatie is beschreven in een rapport van het RIVM4. In de concept-Nota van Toelichting is niet naar het juiste rapport verwezen. In de definitieve nota zal dit worden gewijzigd.

De norm voor toxicologisch niet relevante metabolieten betreft een aanvullende, niet in bijlage I van de EG-Drinkwaterrichtlijn opgenomen parameter. Artikel 5 van de Drinkwaterrichtlijn laat de lidstaten vrij om aanvullende of meer stringente normen vast te leggen. De Commissie heeft in het verleden laten weten dat het niet noodzakelijk is om dergelijke normen in concept te notificeren. Na vaststelling zal de Commissie over het Drinkwaterbesluit geïnformeerd worden.


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA) voorzitter, Meulenbelt (SP), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA), Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA), De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Goijert (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA) vicevoorzitter, Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

Kamerstukken II, 30 895, nr. 37.

XNoot
3

Calcium and Magnesium in drinking water, WHO 2009.

XNoot
4

Bestrijdingsmiddelen en hun metabolieten in leidingwater, rapportnummer 703719050/2006, zie www.rivm.nl.

Naar boven