30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 271 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2021

In een brief van 3 september jongstleden1 heb ik aangegeven dat ik in gesprek ben met de afvalverwerkers over hoe batterijen beter van AEC-bodemas2 kunnen worden gescheiden en welke opties er zijn om de regelgeving aan te passen. Zoals toegezegd in het Commissiedebat Circulaire Economie van 27 mei 2021 (Kamerstuk 32 852, nr. 158) en het Commissiedebat Leefomgeving van 9 september 2021, informeer ik u hierover (Kamerstuk 32 861, nr. 69).

Om te beginnen wil ik benadrukken dat batterijen niet in afval aanwezig horen te zijn. Het beleid is erop gericht om de batterijen bij de bron te scheiden. Zoals toegelicht in mijn brief van 3 september zet ik mij met de sector in om te voorkomen dat batterijen in afval terechtkomen. Ook de batterijenwetgeving die momenteel in EU-verband wordt aangescherpt, zal hieraan bijdragen. Onderstaand zal ik toelichten hoe ik wil voorkomen dat de batterijen die wel in ons afval zitten, in het milieu terechtkomen.

Norm batterijen omlaag

Op dit moment werkt de sector met een (niet wettelijk) privaat normdocument waarin een percentage van 3% is genoemd voor los metallisch ijzer in AEC-bodemassen. Dat percentage vind ik niet acceptabel. Ik vind dat er helemaal geen batterijen via bodemassen in het milieu terecht zouden moeten komen. Als eerste stap wil ik in de regelgeving een norm opnemen voor batterijen in AEC-bodemassen. Op basis van gesprekken met de sector ga ik het percentage voor los metallisch ijzer (inclusief batterijen) verlagen naar maximaal 1%. Ik vind dat het percentage significant verder moet worden verlaagd aangezien in Katwijk het percentage batterijen al is ingeschat op minder dan 1%. Ik zal daarom parallel aan de aanpassing van de regelgeving onderzoeken hoe en op welke termijn dit percentage verder kan worden teruggebracht. Ik ben hierover in gesprek met RIVM.

Daarnaast wil ik de kwaliteitsborging rondom het opwerken van AEC-bodemassen versterken. Ik denk daarbij aan het opnemen van een verplichting in de Regeling bodemkwaliteit om AEC-bodemas alleen nog met een productcertificaat en een erkende kwaliteitsverklaring op de markt te mogen brengen. Hiermee kan het private- en publieke toezicht op de bedrijven die de AEC-bodemassen opwerken worden versterkt, zodat een aangescherpte norm ook in de praktijk de beoogde resultaten oplevert in het beschermen van ons milieu. Dit sluit aan bij het ingezette verbetertraject van het stelsel van Kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kwalibostelsel).

In de tussentijd is mijn inzet om op korte termijn met de sector af te spreken dat het los metallisch ijzer, inclusief de batterijen, wordt verwijderd met de beschikbare technieken. Ik wil tegelijkertijd onderzoeken of het verwijderingsrendement, met de inzet van de best beschikbare technieken, verder kan worden verhoogd.

Een eerste verkenning door het RIVM laat zien dat het normeren van voorwerpen, zoals batterijen, in bouwstoffen nieuw is en dat verder onderzoek nodig is naar de wijze van normeren, beoordeling van de kwaliteit, de mogelijke effecten en de kosten/baten. De verkenning door het RIVM laat ook zien dat het niet alleen een bodembeschermingsvraagstuk is, maar dat het ook een afval-, stoffen- en circulaire economie vraagstuk betreft. Een brede aanpak is daarom nodig. Wanneer uit onderzoek blijkt dat, met inzet van de best beschikbare technieken, een verdere kwaliteitsverbetering van AEC-bodemas mogelijk is en meer batterijen kunnen worden verwijderd, zal ik de norm actualiseren.

Verduurzaming AEC-bodemassen

De leden van de Vereniging van Afvalbedrijven (VA) hebben op 27 augustus 2021 jongstleden een «Position Paper» aangeboden (bijgevoegd)3 en aangegeven te streven naar meer afzet van AEC-bodemassen en een verdere kwaliteitsverbetering, om hiermee de circulaire economie een impuls te geven. Ik ga hierover met de VA verder in gesprek om te bekijken hoe hier gezamenlijk invulling aan kan worden gegeven.

Normenkader secundaire grondstoffen

Zoals ik in mijn brief van 3 september 2021 (Kamerstuk 30 872, nr. 263) al heb aangekondigd ben ik voornemens het RIVM dit jaar een meerjarige onderzoeksopdracht te verstrekken onder andere ten aanzien van een algemene actualisatie bodemnormering en het ontwikkelen van een kennisbasis voor de normering van grond, bouw- en secundaire grondstoffen met daarin in ieder geval aandacht voor de uitlogingsaspecten van een aantal specifieke materialen zoals staalslakken, TGG en daar uit af te leiden fracties en AEC bodemassen. Met deze opdracht aan het RIVM geef ik invulling aan de gewijzigde motie van het lid Beckerman (SP) (Kamerstuk 22 343, nr. 308) die oproept tot een bredere aanpak om zo te komen tot een hanteerbaar en handhaafbaar normenkader voor secundaire grondstoffen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Kamerstuk 30 872, nr. 263

X Noot
2

Restant na verbranding van afval in een AfvalEnergieCentrale.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven