30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 165 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2014

In de brief aan uw Kamer van 24 juni 2013 heb ik toegezegd een haalbaarheidsonderzoek te laten doen naar een grondstoffenlabel en u voor de zomer te informeren over de resultaten. Hierbij zend ik u het rapport toe1. Daarnaast informeer ik u over de uitvoering van de Motie Dijkstra (Kamerstuk 30 872 nr. 154).

Een grondstoffenlabel is een mogelijk nieuw instrument dat toont welke grondstoffen in een bepaald product, component of samengesteld materiaal zijn gebruikt. De vraag die het Ministerie van lnfrastructuur & Milieu samen met De Groene Zaak heeft gesteld is of efficiënter gebruik van materialen gestimuleerd wordt door deze informatie met behulp van een sector overschrijdend grondstoffenlabel kenbaar te maken aan partijen binnen en buiten de keten.

Belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat er behoefte is aan betere informatie-uitwisseling binnen de productketen, maar dat er weinig draagvlak is voor een sectoroverschrijdend grondstoffenlabel. De verschillen tussen sectoren zijn te groot om tot één uniform label te komen en men verwacht dat een label hoge administratieve lasten met zich meebrengt in verhouding tot de toegevoegde waarde. Tevens verwacht men dat een grondstoffenlabel de belemmeringen om het gebruik van secundaire grondstoffen te bevorderen niet zal wegnemen.

Bij het bedrijfsleven, zeker onder de koplopers, is er wel de behoefte om te komen tot betere informatie-uitwisseling binnen de keten, door het delen van kennis over producten, productonderdelen, productieprocessen en grondstoffen. Tevens kan dit de samenwerking in de keten bevorderen, wat nodig is om te komen tot een circulaire economie.

Aanbevelingen zijn:

  • Laat koplopers in de markt zelf starten met pilots.

  • De overheid moet zich opstellen als actieve netwerkpartner. Ook kan de overheid ondersteunen door integreren, harmoniseren en standaardiseren van bestaande labels, keurmerken en certificeringsystemen.

  • Vervang de term grondstoffenlabel door keteninformatiesysteem.

Ik hecht zeer aan het vergroten van transparantie en samenwerking in de waardeketen:

  • Voor producenten omdat zij moeten weten waar grondstoffen vandaan komen en onder welke omstandigheden deze zijn gewonnen, om verantwoorde beslissingen te kunnen nemen over ontwerp en samenstelling van hun producten.

  • Voor consumenten omdat zij recht hebben op informatie over producten (herkomst grondstoffen, energiegebruik, recyclebaarheid, etc.) die zij kunnen gebruiken om verantwoorde keuzes te maken.

Alleen als we daarin slagen zal het mogelijk zijn de materiaalcyclus te kunnen sluiten.

Ik ben daarom voornemens om het bedrijfsleven op te roepen om te starten met pilots voor keteninformatie en met hen te verkennen welke ondersteuning daarbij vanuit de overheid gewenst is. De Groene Zaak wil hierin het voortouw nemen.

Motie

In de motie Dijkstra heeft u mij gevraagd om voor de zomer van 2014 te rapporteren over het verzoek om zowel op Nederlands als Europees niveau te bezien welke aanpassingen van specifieke normeringen mogelijk zijn om de bijdrage van secundaire grondstoffen in de circulaire economie te bevorderen en mij hiervoor in te zetten. Ik deel met u dat het nuttig is om voor specifieke milieuthema’s en doelstellingen na te gaan hoe toepassing van normen belemmerend of juist bevorderend kan werken en hoe deze onder de aandacht gebracht kunnen worden bij de Europese en internationale Normalisatie organisaties. Dit geldt zeker ook voor het thema circulaire economie.

Uitvoering motie

Het nationale, Europese en mondiale traject voor het opstellen en aanpassen van normen zoals bijvoorbeeld de NEN, EN, ISO, IEC, NPR, NTA, NVN, verloopt via het Nederlands Normalisatie-instituut, kortweg NEN.

Daarom heb ik aan NEN gevraagd om een verkenning uit te voeren naar praktische belemmeringen, op zowel nationaal als Europees niveau, voor toepassing van de principes van circulaire economie, met name voortkomend uit (het ontbreken van) van toepassing zijnde normen. De verkenning moet leiden tot inzichten waar normen zouden moeten worden aangepast, c.q. ontwikkeld om toepassing van circulaire economie te bevorderen. Dit sluit aan bij de invulling van het programma «Van afval naar grondstof – uitwerking van acht operationele doelstellingen» (Kamerstuk 33 043, nr. 28, p13 actie 23) dat ik u 28 januari jongstleden heb toegestuurd. Ik zal u voor eind van het jaar informeren over de resultaten van de verkenning.

Eerste stap: Pilots

Momenteel worden in de verkenning van NEN drie kansrijke ketens bekeken waarin normen een rol spelen: kunststoffen (met name buisleidingen), hergebruik van zuiveringsslib en beton.

Eerste indruk is dat betrokken partijen zich goed realiseren dat specificaties in normen invloed hebben op de toepasbaarheid van recyclaat/secundair materiaal en normen gelijke tred moeten houden met nieuwe (innovatieve) toepassingsmogelijkheden en maatschappelijke afwegingen tussen veiligheid, gezondheid en milieudruk.

Aandacht voor milieu en duurzaamheid bij CEN en ISO normen

Zowel NEN, CEN als ISO onderkennen dat normen zowel de milieu- als duurzaamheidsaspecten van producten belangrijk kunnen beïnvloeden. In dat licht is een tweetal documenten opgesteld. De ISO guide 64 (addressing environmental issues in product standards) en ISO Guide 82 (addressing sustainability in standards).

De toepassing van deze Guides wordt actief bevorderd en ondersteund door de CEN Environmental Helpdesk. Zo is «end of life» van een product een belangrijk aandachtspunt en komt gebruik van secundair materiaal in (nieuwe) producten aan de orde. De bedoeling is om handvatten te bieden bij het opstellen van normen zodat beter rekening gehouden wordt met milieu- en/of duurzaamheidsaspecten. Het gaat er daarbij om ervoor te zorgen dat in normen opgenomen eisen niet (onnodig) belemmerend zijn als het gaat om (innovatieve) toepassingen die vanuit milieuoptiek gewenst zijn, dan wel dat dergelijke toepassingen met normen bevorderd worden.

Rol overheid in het normalisatie proces

De Nederlandse overheid is slechts een van de partijen die deelneemt aan het proces van normalisatie. Dat betekent dat de Nederlandse overheid slechts indirect de genoemde normeringen kan beïnvloeden waar het gaat om de inhoud van die normen en als één van de lidstaten invloed kan uitoefenen op de wijze waarop deze normen in de Europese wetgeving wordt opgenomen.

De Nederlandse inbreng verloopt via het NEN. NEN faciliteert de inbreng van alle Nederlandse belanghebbende partijen in de totstandkoming van zowel nationale normen, als Europese normen in het Europese Normalisatie netwerk (CEN), waar NEN één van de 33 leden is, als bij internationale normen via het Internationaal Netwerk voor Normalisatie (ISO).

Het is denkbaar dat het nuttig is de bestaande ISO Guide 64 (CEN Guide 4) te beoordelen in het licht van het thema «circular economy», zoals nu ook voor het milieuthema «Climate Change» gebeurt. De resultaten van de verkenning door de NEN kunnen daarvoor nuttige informatie opleveren die door NEN in samenwerking met bedrijfsleven ingebracht kan worden in de verschillende gremia.

Rol van normen in beleid en regelgeving

In principe zijn normen private documenten en gaat het om zelfregulering. Maar de overheid kan wel gebruik maken van normen door er vanuit beleid of regelgeving naar te verwijzen. De Europese commissie doet dat de laatste jaren steeds vaker en daarvoor worden ook zogenaamde mandaten opgesteld om voor een verordening of richtlijn specifieke normen op te stellen. Voorbeelden daarvan zijn de bouwproductenverordening en de ecodesign verordening.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven