30 597 Toekomst AWBZ

Nr. 216 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2011

De vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij per brief van 30 juni 2011 verzocht aan de Kamer mee te delen op welke wijze de aangenomen motie-Leijten (Kamerstukken II, 30 597, nr. 192) over de positie van de NZa bij terugbetaling van onterechte betalingen wordt uitgevoerd. In deze brief ga ik hierop in. Ook geef ik de stand van zaken van de uitvoering ten aanzien van andere moties over onterechte betalingen.

Bijbetalingen niet geoorloofd

Het is niet geoorloofd cliënten te laten betalen voor zorg waar zij ingevolge de AWBZ aanspraak op hebben. Laten betalen voor verzekerde zorg is in strijd met de AWBZ en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Het is goed dat cliëntenraden, cliëntenorganisaties, zorgkantoren, overheden en brancheorganisaties hier voortvarend tegen optreden. Ik vind het van belang dat de NZa bij geconstateerde overtredingen handhavend optreedt.

Handhaving bij onterechte betalingen

In mijn brief van 20 juni 2011 (Kamerstukken II, 30 597, nr. 198) ben ik ingegaan op de handhaving van de NZa bij onterechte betalingen. Hierin heb ik gemeld dat de NZa een handhavingstraject ingezet heeft tegen onterechte betalingen. Het traject ziet er als volgt uit:

  • De NZa neemt alle binnengekomen meldingen in behandeling.

  • Bij binnenkomst van meldingen sorteert de NZa de meldingen op zwaarte en duidelijkheid van overtreding.

  • Bij evidente overtredingen gaat er een voornemen tot het geven van een aanwijzing naar zorgaanbieder en zorgkantoor, die daarbij worden uitgenodigd binnen twee weken een zienswijze te geven.

  • Mede op basis van de eventueel ontvangen zienswijze van betrokkene stelt de NZa vast of de feiten stand houden en zal zij, indien dat het geval is, zowel de zorgaanbieder als het zorgkantoor een aanwijzing geven. Een aanwijzing is een opdracht aan de geadresseerde om de overtreding te staken.

  • Kort na de aanwijzing volgt het openbaar maken van naam van instelling en zorgkantoor.

  • De NZa controleert actief of de aanwijzing wordt nageleefd en zal ook deze naleving openbaar maken.

  • In heel ernstige gevallen of als publicatie onvoldoende effect heeft, heeft de NZa de mogelijkheid financiële sancties (last onder dwangsom) op te leggen.

  • Minder evidente meldingen worden nader uitgezocht en doorgestuurd naar betrokken zorgkantoren.

De NZa heeft aan mij laten weten dat zij sinds eind mei 40 meldingen heeft ontvangen. Dit aantal is een stuk lager dan de 400 meldingen die tussen augustus tot en met december 2010 bij de NZa zijn binnengekomen. Van deze 40 meldingen is volgens de NZa bij ongeveer een derde van de meldingen sprake van een mogelijke overtreding. De andere meldingen zijn duidelijk geen evidente onterechte betalingen, het gaat daarbij om diensten of producten die niet onder de AWBZ-aanspraak vallen. Een voorbeeld hiervan is het betalen voor een abonnement voor de televisie.

De NZa heeft eind augustus 2011 in vier zaken voornemens tot het geven van een aanwijzing aan zorgaanbieders en zorgkantoren verstuurd. Zij heeft hierover een persbericht uitgebracht om ook aan andere zorgaanbieders en zorgkantoren te laten zien dat de NZa handhaaft bij onterechte betalingen. Er vindt hoor- en wederhoor plaats: de betrokken instellingen en zorgkantoren hebben twee weken om te reageren met hun zienswijzen. De NZa beoordeelt vervolgens die reacties en besluit of er sprake is van een overtreding. De andere mogelijke overtredingen heeft de NZa nog in onderzoek. De NZa zet hiermee een formeel handhavings-instrument in, dat wel het bestuur en niet de cliënt raakt. Dit is in lijn met motie- Agema/Venrooy van 30 maart 2011 (Kamerstukken II, 30 597, nr. 171). De NZa zal ook bij nieuwe geconstateerde overtredingen handhavend optreden. Het meldpunt blijft open voor cliënten. De NZa stelt ook onderzoek in naar meldingen van onterechte betalingen in de media.

In de motie-Gerbrands en Agema van 21 juni 2011 (Kamerstukken II, 30 597, nr. 194) wordt verzocht te bewerkstelligen dat een geconstateerde onterechte bijbetaling in het vervolg in alle gevallen tot gevolg zal hebben dat de overtreding en naam van de overtredende instelling gepubliceerd wordt. De NZa zal op grond van artikel 81 Wmg deze informatie (de overtreding en de naam van de instelling) en, indien van toepassing, de naam van het zorgkantoor openbaar maken. Kort na de aanwijzing volgt het openbaar maken van naam van instelling en zorgkantoor.

De NZa geeft het zorgkantoor en de zorgaanbieder wel eerst de mogelijkheid om een voorlopige voorziening in te stellen. Hiermee wordt de motie-Gerbrands en Agema uitgevoerd.

Terugbetaling

Het is van belang dat de cliënt zijn geld terugkrijgt als er wordt geconstateerd dat er onterecht kosten in rekening zijn gebracht. In mijn brief aan uw Kamer van 20 juni 2011 heb ik aangegeven dat wat onverschuldigd is betaald teruggevorderd kan worden op basis van het Burgerlijk Wetboek. De motie-Leijten van 21 juni 2011 (30 597, nr. 192) verzoekt om de NZa te verplichten, toe te zien op terugbetaling van onterechte rekeningen door zorginstellingen.

De NZa kan weliswaar nagaan of wordt terugbetaald, maar kan het feitelijk terugbetalen niet zelf juridisch afdwingen. Het betreft namelijk civielrechtelijke geschillen tussen zorgaanbieder en cliënt, waar de NZa geen bevoegdheden heeft. In een vergelijkbare situatie heeft het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in een tweetal uitspraken van 13 juli 2006 in zaken betreffende de OPTA over een terugbetalingsverplichting die was opgenomen in een last onder dwangsom geoordeeld: «Naar het oordeel van het College valt geen specifieke wettelijke bevoegdheidsgrondslag voor handhavend optreden in de door OPTA gekozen vorm aan te wijzen en bestaat er geen aanleiding een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat de civiele rechter en niet OPTA bevoegd is tot feitelijke betaling te verplichten.» Deze grondslag is er ook niet in de Wmg. Wel kan de NZa in algemene termen opdragen dat de zorgaanbieder de gevolgen van de overtreding ongedaan moet maken, bijvoorbeeld door middel van het terugbetalen van het ten onrechte in rekening gebrachte terug te betalen. De NZa neemt deze passage dan ook op in de voorgenomen aanwijzingen en de aanwijzingen.

Voor zover de motie strekt tot het handhaven van het niet terugbetalen van een aanbieder door de NZa, kan ik hier niet aan tegemoet komen, derhalve er al een goede civielrechtelijke weg openstaat voor de cliënt om zijn geld terug te vorderen. De cliënt en zijn vertegenwoordigers kunnen hierbij vanuit verschillende organisaties hulp krijgen. Ik voer de motie uit voor wat betreft het wijzen van de NZa aan de aanbieder op de wettelijk verplichting (op basis van het burgerlijk wetboek) om terug te betalen.

Het is aan de betrokken zorginstellingen om in het overleg met individuele cliënten of cliëntenraden een voorstel te doen voor tegemoetkoming als er sprake is van onterechte bijbetalingen. Individuele cliënten hebben het recht een klacht in dienen bij de instelling of, nadat de instelling in verzuim is gesteld, een rechtszaak aan te spannen als de aanbieder niet terugbetaalt. In een handreiking van het Landelijk Overleg Cliëntenraden (LOC) van eind 2010, die aan alle cliëntenraden voor de GGZ en V&V is gestuurd, wordt cliëntenraden geadviseerd om afspraken te maken over terugbetalen aan de cliënt. Indien het niet lukt om afspraken te maken, kan de cliëntenraad ondersteuning krijgen bij het LOC of het zorgkantoor. Het zorgkantoor moet opkomen voor de belangen van de cliënt. Cliënten uit de gehandicaptensector kunnen met vragen en voor procesondersteuning terecht bij het Juridisch Steunpunt.

Onderzoek naar waskosten

De motie-Voortman van 21 juni 2011 (Kamerstukken II, 30 597, nr. 193) verzoekt de regering om het Nibud te vragen een richtbedrag voor waskosten vast te stellen. Ik heb het LOC gevraagd om dit onderzoek uit te zetten bij het Nibud. Het onderzoek wordt door VWS gefinancierd. Ik heb aan het LOC Zeggenschap in zorg verzocht om de brancheorganisaties, VGN, ActiZ en GGZ NL en andere cliëntenorganisaties, zoals LSR, VG-platform en CG-raad, Landelijk Platform GGZ, hierbij te betrekken. Het ontwikkelde richtbedrag zal zowel voor cliënten, cliëntenraden als aanbieders houvast geven bij het gesprek over wat een redelijk bedrag is voor waskosten. Ik verwacht dat het onderzoek eind 2011 is afgerond.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven