Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 mei 2011
Op 29 maart 2011 is de motie Slob/De Rouwe (30523, nr. 52) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om binnenvaartondernemers de mogelijkheid te geven om met terugwerkende kracht
alsnog een aanvraag in te dienen voor werktijdverkorting. Voorts wordt in de motie overwogen dat veel ondernemers geen aanvraag
zouden hebben ingediend gezien de eerdere afwijzende houding van de regering tijdens het mondelinge vragenuurtje van 25 januari
2011 (Handelingen II 2010/11, nr. 43, item 3, blz. 4–5).
Uw Kamer heeft op 28 maart 2011 van mij een brief ontvangen (kamerstuk 30 523, nr. 57), waarin ik ben ingegaan op het vragenuurtje van 25 januari 2011 en de beleidsregels werktijdverkorting 2004. Tijdens dit
vragenuurtje heb ik – als vervanger van de minister van I&M – benadrukt dat de geleden schade als gevolg van de stremming
in de Rijn een zaak voor de betrokken bedrijven zelf is. En dat ik geen perspectief kon bieden op een specifieke compensatieregeling
van de overheid. Zoals aangegeven in de brief van 28 maart 2011 laat dat uiteraard onverlet, dat elke binnenvaartondernemer
aanspraak kon maken op de bestaande algemene WTV-regeling, mits aan de beleidsregels was voldaan. De werkgeversorganisatie
voor binnenvaart en logistiek, het Centraal Bureau voor Rijn- en Binnenvaart (CBRB), heeft de leden dan ook geïnformeerd over
de mogelijkheid van werktijdverkorting. Diverse binnenvaartondernemers hebben een WTV-aanvraag ingediend en deze aanvragen
zijn (voor zover aan de beleidsregels werd voldaan) ook gehonoreerd. Volgens de beleidsregels werktijdverkorting 2004 kan
echter geen werktijdverkorting worden verleend over perioden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen. De
reden daarvoor is dat op het moment dat de aanvraag wordt ontvangen niet meer kan worden gecontroleerd of in de perioden daarvoor
ook aan alle beleidsregels is voldaan.
Ik betreur, net als u, de nadelige gevolgen die binnenvaartondernemingen hebben ondervonden door de stremming in de Rijn.
Ik ben me bewust van die gevolgen, maar het uitvoeren van deze motie zou met zich meebrengen dat – in afwijking van de beleidsregels
– een aparte WTV-regeling voor de binnenvaartondernemers zal moeten worden getroffen, terwijl er geen goede argumenten voor
terugwerkende kracht zijn. Bovendien ligt de periode waarin de calamiteit zich voordeed in het verleden. Wanneer ik het nu
mogelijk zou maken dat daarvoor WTV-aanvragen zouden kunnen worden ingediend, kan niet meer worden gecontroleerd of destijds
ook aan alle beleidsregels is voldaan. Dit zou bovenal precedentwerking voor toekomstige situaties kunnen hebben, waarbij
sprake is van het niet tijdig aanvragen, hetgeen ik ongewenst acht vanwege het achteraf niet meer kunnen controleren of aan
de beleidsregels is voldaan.
Verder is onder de huidige beleidsregels nooit een aparte regeling voor een specifieke groep gemaakt. Als we dat nu wel doen,
is het wachten op de volgende situatie die zich voordoet.
Gelet op bovenstaande zie ik geen mogelijkheden om de motie van de leden Slob en De Rouwe om werktijdverkorting met terugwerkende
kracht mogelijk te maken voor de binnenvaartondernemers uit te voeren.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp