30 420 Emancipatiebeleid

Nr. 385 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 september 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Langdurige Zorg en Sport over de brief van 24 mei 2023 over monitoren van de emancipatie van mensen met een beperking en het instellen van een burgerberaad (Kamerstuk 30 420, nr. 381).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 juni 2023 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Langdurige Zorg en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 september 2023 zijn de vragen, mede namens de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De griffier van de commissie, Verhoev

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Ministers

1. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Ministers. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

Deze leden onderschrijven dat mensen met een beperking belemmeringen ervaren aangaande deelname aan de arbeidsmarkt. Hoe gaan de Ministers de volwaardige deelname van mensen met een beperking aan de arbeidsmarkt waarborgen binnen het zogenoemde «sociale model»?

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP) zetten zich in voor het verminderen van de belemmeringen die de samenleving opwerpt en volwaardige deelname op de arbeidsmarkt van mensen met een beperking in de weg staat. De afgelopen kabinetsperiode zijn diverse maatregelen getroffen en voorbereid om het instrumentarium van de Wajong en Participatiewet en de uitvoering ervan te verbeteren en te vereenvoudigen. Verder zijn in het kader van het Breed offensief maatregelen getroffen in wet- en regelgeving en in de uitvoering van de Participatiewet die beogen drempels voor werkgevers weg te nemen om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Middels de aankomende wetswijziging van de Participatiewet (Participatiewet in balans) brengt het kabinet daarnaast meer balans en menselijke maat aan in de wet. Voor het realiseren van extra banen voor mensen met een beperking bij reguliere werkgevers is de banenafspraak een belangrijk instrument. Tot en met 2022 zijn er in totaal 81.117 extra banen gerealiseerd binnen de banenafspraak.

Verder werkt de Minister voor APP met het programma Simpel Switchen in de Participatieketen samen met de Minister voor LZS, gemeenten en zorgorganisaties onder meer aan het wegnemen van belemmeringen bij de overgangen tussen uitkering en werk en tussen dagbesteding en betaald werk. Zo is bijvoorbeeld recent de online Keuzehulp Simpel Switchen ontwikkeld voor professionals in het sociaal domein én voor mensen die zelf (willen) switchen tussen dagbesteding en betaald (beschut) werk. De Keuzehulp geeft professionals toegankelijke informatie over bijvoorbeeld de belangrijkste wetten en spelers rondom Simpel Switchen en helpt mensen die een stap overwegen bij het maken van hun keuze door argumenten voor en tegen een switch te beschrijven.

De leden zijn het met de Ministers eens dat de focus moet liggen op wat iemand met een beperking wél kan. Op welke manier wordt bewustwording gecreëerd bij werkgevers waardoor zij talenten van mensen met een beperking gaan waarderen – en inzetten – in plaats van enkel aandacht te hebben voor mogelijke belemmeringen? Zijn de Ministers van mening dat rolmodellen, zoals besproken bij het dossier «Wat werkt» van het landelijk kennisinstituut Movisie, hieraan een bijdrage kunnen leveren?

Het kabinet zet zich in om meer werkgevers te bewegen om meer mensen uit de banenafspraak een kans te bieden. In opdracht van de Minister voor APP faciliteert en stimuleert de Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk werkgevers om mensen uit de banenafspraak aan te nemen. De focus ligt daarbij op werkgevers die nog niet inclusief ondernemen. Dit om ervoor te zorgen dat het percentage werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben omhoog gaat.

Daarnaast zet de Minister van SZW stevig in op het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie middels o.a. het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2022–2025. Dit actieplan zet in op het creëren van bewustwording en op handhaving. Zo is een belangrijk onderdeel van dit actieplan het wetsvoorstel «Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» dat nu bij de Eerste Kamer voor ligt. Dit verplicht alle werkgevers en intermediairs om beleid te hebben voor het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie. Daarbij moeten zij inzetten op het objectiveren van het wervings- en selectieproces. Dit, om op die manier gelijkwaardige kansen voor kandidaten te bevorderen. Werkgevers krijgen hiervoor ondersteuning, bijvoorbeeld via de e-learning «Objectief werven en selecteren» die in 2022 is gelanceerd.

De leden van de VVD-fractie vragen welke belemmeringen door mensen met een beperking zijn genoemd tijdens de bijeenkomst van 13 april 2023.

Zoals in de brief van 24 mei jl. is opgenomen, is tijdens de bijeenkomst met name gesproken over vooroordelen en stereotypen die over de doelgroepen bestaan en tot problemen kunnen leiden. Vooroordelen zoals het beeld dat mensen met een beperking «zielig» zouden zijn of «minderwaardig» of dat het «moeilijk» zou zijn om een goede arbeidsplek in te richten kunnen ervoor zorgen dat werkgevers koudwatervrees hebben om iemand met een beperking aan te nemen. De overheid zet zich hiertegen in, zoals blijkt uit het antwoord op de vorige vragen.

De leden van de VVD-fractie betreuren het feit dat de overheid – in tegenstelling tot de markt – de doelstelling met betrekking tot de banenafspraak tot op heden niet realiseert. Zij vragen of de Ministers het ermee eens zijn dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft met betrekking tot het duurzaam aanbieden van arbeidsplekken voor mensen met een beperking. Zo ja, op welke manier gaan de Ministers – in lijn met de aangenomen motie van het lid De Kort over een plan van aanpak om de prestaties van overheidswerkgevers in de banenafspraak te verbeteren1 – het gesprek binnen het kabinet anders inrichten zodat collega bewindvoerders wél de gestelde targets halen voor hun betreffende ministerie?

Wij zijn het met de VVD-fractie eens dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft met betrekking tot het duurzaam aanbieden van arbeidsplekken voor mensen met een beperking. Wij blijven hierover in gesprek met alle departementen. Naar aanleiding van onder andere de motie van het lid De Kort zijn in de brief van 7 juli 2022 extra inspanningen aangekondigd om meer banen te realiseren bij overheidswerkgevers.2 In de brief van 6 juli 2023 is uw Kamer op hoofdlijnen geïnformeerd over de tussentijdse resultaten van deze extra inspanningen.3 De maatregelen moeten positief effect gaan sorteren voor de toekomstige resultaten van de sector Rijk. De Minister van BZK informeert uw Kamer in het najaar in meer detail over de voortgang van de banenafspraak en de maatregelen in de sector Rijk. Daarnaast heeft de Minister voor APP uw Kamer recent geïnformeerd over een aantal concrete maatregelen om de banenafspraak en de bijbehorende ondersteuning te verbeteren.4 Het gaat onder meer om een beperkte verbreding van de doelgroep en het verder verkennen van het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de WIA.

Werkgevers zijn zelf verantwoordelijk voor de realisatie van de Banenafspraak binnen hun organisatie. Als het gaat over de overheidssectoren, dan is de Minister van BZK doorlopend in gesprek met bestuurders met als doel om de realisatie van het aantal banen omhoog te krijgen. Binnen de sector Rijk zelf coördineert de Minister van BZK de maatregelen die rijksbreed worden ingezet en de gesprekken die rijksbreed worden gevoerd over de het verhogen van de realisatie van banen. Op 7 oktober 2022 is uw Kamer geïnformeerd over de extra inzet (Kamerstuk 34 352, nr. 258). De Minister van BZK blijft uw Kamer informeren over de voortgang binnen de sector Rijk.

Deze leden vragen of de Ministers het ermee eens zijn dat het ontbreken van digitale inclusie onderdeel is van de uitsluiting van mensen met een beperking. Kunnen de Ministers aangeven hoeveel overheidsinstanties op dit moment voldoen aan de sinds 2018 geldende digitale toegankelijkheidsrichtlijnen? Kunnen de Ministers tevens uiteenzetten hoe ervoor te zorgen dat semioverheidsinstanties en private bedrijven op de hoogte zijn van de, in 2025 in werking tredende, geldende toegankelijkheidsrichtlijnen?

De leden van de VVD-fractie vragen welk tijdpad de Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft met betrekking tot de nationale strategie rondom de implementatie van het VN-verdrag Handicap.

De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor minimaal 4501 websites en apps. Van het totaal aan websites en apps voldoen 3070 aan de wettelijke verplichting, dit is ongeveer 68%. Voor een actuele stand van zaken kunt u terecht bij het «Dashboard DigiToegankelijk».5 Om overheidsorganisaties zo snel mogelijk te laten voldoen aan de wettelijke verplichting, zet het DigiToegankelijk toezichts- en ondersteuningsprogramma in opdracht van het Ministerie van BZK zich in voor overheidsinstanties, met onder andere voorlichtingscampagnes, informatiebijeenkomsten en ondersteuning zoals het dashboard.

Daarnaast ondersteunt VNO-NCW/MKB-NL ondernemers om hun website of app toegankelijk te maken, onder andere met het project MKB Toegankelijk. Zo hebben MKB-Nederland, Accessibility en belangenvereniging van webwinkels Thuiswinkel.org een zelfscan ontwikkeld voor ondernemers om te checken hoe toegankelijk hun website is en wat voor mogelijke verbeteringen er mogelijk zijn.6

Met betrekking tot het tijdspad voor de nationale strategie voor mensen met een beperking: de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) heeft uw Kamer separaat geïnformeerd in een brief over de voortgang van de nationale strategie.7 De Minister voor LZS heeft dit voorjaar met ervaringsdeskundigen en organisaties die hen vertegenwoordigen hebben, andere veldpartijen en departementen, de basis gelegd voor een nationale strategie. Dit inclusieve ontwerpproces loopt door in de zomer en dit najaar, de Minister voor LZS verwacht uw Kamer begin november 2023 de strategie en een eerste aanzet tot de werkagenda te kunnen sturen.

De leden van de VVD-fractie vragen tot slot waarom in het aanbestedingstraject van de emancipatiemonitor specifieke aandacht zal zijn voor lhbtiq+ personen met een beperking/handicap in plaats van een ontkoppeling van deze twee groepen.

De motie van de leden Werner en Westerveld8 heeft het kabinet verzocht om de emancipatie van mensen met een handicap op te nemen in de monitoring van de effecten van het emancipatiebeleid. Het emancipatiebeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) richt zich momenteel op de emancipatie van vrouwen en lhbtiq+ personen en daar is monitoring binnen o.a. de Lhbtiq+-monitor ook op gericht. Zowel binnen de uitvoering van de motie als de bredere insteek op het thema intersectioneel werken (ook wel kruispuntdenken genoemd), past het om bij het monitoren van het emancipatiebeleid ook aandacht te hebben voor vrouwen en lhbtiq+ personen die te maken hebben met andere uitsluitingsgronden, zoals het hebben van een beperking. Dit kruispuntdenken betekent dat er aandacht is voor de specifieke positie van mensen die te maken hebben met meerdere uitsluitingsgronden, zoals het geval is voor vrouwen en lhbtiq+ personen met een beperking. In de opdrachten voor respectievelijk de Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitor besteedt ik hier aandacht aan, zoals eerder aan uw Kamer gemeld is.

De monitoring van de positie van mensen met een beperking in algemene zin, niet specifiek gericht op vrouwen en lhbtiq+ personen met een beperking, is door de Minister voor LZS vormgegeven in de monitor «Onbeperkt meedoen». Deze monitor wordt vernieuwd, onder andere op basis van de nationale strategie VN-verdrag Handicap. In dat vernieuwingsproces wordt gekeken of vrouwen en lhbtiq+ personen met een beperking beter in beeld gebracht kunnen worden. De beschikbaarheid van betrouwbare gegevens, met name over lhbtiq+ en over beperkingen, voor een groep die groot genoeg is voor statistische analyses, zal bepalen of dit haalbaar is.

2. Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de emancipatie van mensen met een handicap een onmisbaar onderdeel is van de beweging naar een meer inclusieve samenleving die dit kabinet heeft ingezet. Deze leden kijken dan ook uit naar de uitwerking van de nationale strategie rondom de implementatie van het VN-verdrag Handicap. Hierin moeten wat hen betreft de bouwstenen liggen voor een duurzame emancipatiestrategie.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Ministers niet voornemens zijn een burgerberaad te organiseren over het emancipatiebeleid ten aanzien van mensen met een handicap. Deze leden lezen tevens dat het kabinet wel op andere wijze de vertegenwoordigende organisaties betrekken bij het opstellen van beleid en de nationale strategie. Zij waarderen deze handelingswijze van het kabinet. Tegelijkertijd wijzen zij erop dat een succesvolle nationale strategie ook een bredere participatie dan enkel de vertegenwoordigende organisaties vergt. De emancipatie van mensen met een handicap is een opgave voor de gehele maatschappij en niet enkel voor de betreffende groep en hun representanten. Daarnaast is voor emancipatie een bredere maatschappelijke dialoog nodig dan enkel over de beleidsmatige voorstellen in een nationale strategie. Een burgerberaad kan juist aan die twee aspecten tegemoet komen. Hoe zien de Ministers dit? En als de Ministers niet bereid zijn een burgerberaad te organiseren, op welke wijze willen zij dan aan deze twee aspecten tegemoet komen in het proces van het vormgeven van de nationale strategie?

De emancipatie van mensen met een beperking is een opgave voor de gehele samenleving. Daarbij vindt het kabinet het belangrijk om mensen met een beperking, hun vertegenwoordigers en een breed scala aan partijen te betrekken bij het oplossen van maatschappelijke problemen die hen aangaan. Ervaringen van mensen met een beperking zijn waardevolle input voor beleid. Een burgerberaad is slechts één van de manieren om mensen te laten participeren bij het opstellen van beleid en de nationale strategie. Dit kabinet heeft ervoor gekozen om de dialoog net iets anders vorm te geven.

De Minister voor LZS heeft uw Kamer separaat geïnformeerd over het inclusieve ontwerpproces dat wordt gevolgd voor de ontwikkeling van een nationale strategie.9 Daarin wordt benoemd dat er tijdens de strategiedagen in mei 2023 een brede dialoog is gevoerd tussen ervaringsdeskundigen met een beperking, organisaties die hen vertegenwoordigen, andere veldpartijen, de VNG en diverse ministeries. Zodoende is bij alle betrokkenen opgehaald wat de belangrijkste elementen moeten zijn in een nationale strategie voor mensen met een beperking.

3. Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief.

Deze leden lezen daarin de volgende passage: «Iedereen heeft te maken met andere uitsluitingsgronden of vooroordelen. Het is goed dat we ons ervan bewust zijn dat mensen op meerdere assen of intersecties kunnen afwijken van «de norm», dat die assen elkaar beïnvloeden en dat ze iemands positie in de maatschappij bepalen.»

De leden ervaren het gebruik van dit soort beleidsjargon als onnodig belemmerend en verzoeken de Ministers in het vervolg mensentaal te gebruiken.

Motie van de leden Werner en Van der Laan over het bevorderen van de emancipatie van mensen met beperkingen10

De leden van de CDA-fractie constateren dat deze brief de eerste gelegenheid is waarbij het kabinet de Kamer uit eigen beweging op de hoogte brengt van de uitvoering van deze motie. Deze leden constateren dat op 13 april 2023 een bijeenkomst heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor inclusie op het gebied van gendergelijkheid, lhbtiq+ emancipatie en de positie van mensen met een beperking. In de brief lezen de leden dat het kabinet een volgende bijeenkomst zal faciliteren en daarnaast openstaat voor andere voorstellen vanuit de doelgroepen. In de beslisnota lezen zij dat er momenteel wordt gekeken welke follow-up vanuit het veld wenselijk is. Kunnen de Ministers dit verschil toelichten?

De beslisnota van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schetst het proces met beslispunten die in de brief aan uw Kamer definitief zijn geworden. De brief zoals die aan Kamer is verzonden, is dan ook leidend. Dat wil in dit geval zeggen dat hetgeen in de beslisnota is opgenomen (er wordt gekeken welke follow-up wenselijk is) nader geconcretiseerd is tot de toezegging in de brief. Op dit moment wordt follow-up gegeven aan de bijeenkomst door de toezegging een volgende bijeenkomst te faciliteren en voor het overige open te staan voor andere voorstellen uit het veld die mogelijk na deze bijeenkomst van 13 april jl. ontstaan.

Motie van de leden Werner en Westerveld over emancipatie van mensen met een handicap opnemen in de monitoring van de effecten van emancipatiebeleid11

De leden van de CDA-fractie lezen dat er in het huidige vernieuwingstraject van de monitor «Onbeperkt meedoen» specifiek aandacht is voor het beter in beeld krijgen van de positie van mensen met een beperking. De Kamer wordt hierover voor de zomer nader geïnformeerd. Kunnen de Ministers aangeven wanneer de Kamer de betreffende brief tegemoet kan zien?

Deze leden lezen: «Ook bij het verstrekken van de opdracht voor de volgende Emancipatiemonitor zal er aandacht zijn voor de intersectie tussen gender en beperking/handicap. In hoeverre en op welke wijze er hierover cijfers beschikbaar komen hangt af van de precieze mogelijkheden die de onderzoekers zien. Het gaat immers om kleine groepen.» Deze leden ontvangen graag een toelichting op die laatste zinsnede. Zijn er weinig mensen met een beperking?

De Minister voor LZS heeft uw Kamer separaat geïnformeerd over de monitor «Onbeperkt meedoen» met een brief over de voortgang van de nationale strategie voor het VN-verdrag.12 De vernieuwing van de monitor krijgt verder vorm zodra de nationale strategie voor het VN-verdrag is voltooid, zodat de monitor nog beter inzicht geeft in de implementatie én goede aansluiting heeft op de belangrijke onderdelen uit de werkagenda bij de meerjarige nationale strategie. De verwachting is dat de benodigde en gewenste aanpassingen in het najaar van 2023 bekend zullen zijn, waarbij het doel is deze zoveel mogelijk te verwerken in de nieuwe metingen voor de volgende publicatie in het najaar van 2024.

Zoals ik uw Kamer heb laten weten, zal ik in de nieuwe opdrachten voor de Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitor specifieke aandacht besteden aan respectievelijk vrouwen en lhbtiq+ personen met een beperking. In het verleden is gebleken dat, met name over de Lhbtiq+-monitor, om statistische redenen niet over alles (sub)groepen betrouwbare cijfers verkrijgbaar zijn. Subgroepen binnen (sub)groepen kunnen uiteindelijk een numeriek kleine groep in de samenleving zijn en daarom soms niet representatief in data en onderzoek voorkomen. Voor lhbtiq+ personen met een beperking bestaat de kans dat dit ook het geval is. Omdat die weer een groep vormen binnen deze verschillende (kleine) groepen lhbtiq+ personen in de samenleving. Ik wil benadrukken dat ik daarmee niet bedoel dat er in onze samenleving weinig mensen met een beperking zijn.

Motie van het lid Werner over het instellen van een burgerberaad over emancipatiebeleid voor mensen met een handicap13

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het idee van de motie onderschrijft dat het belangrijk is de maatschappij te betrekken bij het aanpakken van maatschappelijke problemen. Deze leden begrijpen uit het vervolg dat het kabinet niet van plan is deze motie uit te voeren. In het licht van de kabinetsappreciatie «ontraden» is dat niet verwonderlijk, maar in het licht van het feit dat de Kamer deze motie met 132 stemmen heeft aangenomen, is de kabinetsreactie teleurstellend. De leden constateren dat het kabinet het opzetten van een burgerberaad vertaalt als «het betrekken van de doelgroep», een verplichting op grond van het VN-verdrag Handicap. De leden van de CDA-fractie constateren dat de kabinetsappreciatie dan «ontraden», want overbodig, had moeten zijn, of «oordeel Kamer», want ondersteuning beleid. Deze leden betreuren het dat het kabinet niet bereid is meer te doen dan waartoe het op grond van het VN-verdrag Handicap al verplicht is. Het verbaast de leden dat het kabinet een VN-verdrag nodig heeft om stappen te zetten in het emancipatiebeleid voor mensen met een handicap.

Wel vragen zij wat er qua verplichtingen verandert als de regering het Facultatief Protocol zal hebben geratificeerd.

De Minister voor LZS heeft uw Kamer op 26 mei jl. geïnformeerd over het besluit kabinet rond facultatieve protocollen VN-verdrag handicap (en IVRK en IVESCR). 14

Het facultatief protocol van het VN-verdrag handicap houdt in de kern het

volgende in:

  • Het facultatief protocol verleent het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: het Comité), na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, de bevoegdheid klachten te behandelen van personen of groepen personen die menen slachtoffer te zijn van een schending van het verdrag door een staat.

  • Indien het Comité betrouwbare inlichtingen ontvangt die wijzen op ernstige of systematische schendingen door een staat, kan het Comité die staat uitnodigen mee te werken aan een onderzoek. Naar aanleiding van het onderzoek kan het Comité de staat vragen eventuele maatregelen die naar aanleiding van het onderzoek zijn genomen, te beschrijven in de periodieke rapportage van de staat aan het Comité.

Voor het facultatief protocol bij het VN-Verdrag handicap wordt nu goedkeuringswetgeving opgesteld. Deze wetgeving wordt na goedkeuring binnen het kabinet en advies van de Raad van State bij het parlement ingediend. Op dit moment is de verwachting dat uw Kamer de stukken ten behoeve van de parlementaire behandeling van het facultatief protocol bij het VN-Verdrag handicap in het voorjaar van 2024 kan verwachten.

De leden van de CDA-fractie herinneren het kabinet aan het SCP-rapport «Lang niet toegankelijk: ervaringen van Nederlanders met een lichamelijke beperking als spiegel van de samenleving» (2021). Daarin komt het beeld naar voren dat mensen met een lichamelijke beperking de afgelopen jaren niet meer zijn gaan deelnemen aan de samenleving en daar zelfs minder mogelijkheden voor zijn gaan zien. Onderschrijven de Ministers dat dit een probleem is van de samenleving als geheel? Juist daarom heeft de Kamer het kabinet bij motie verzocht een burgerberaad in te stellen over emancipatiebeleid voor mensen met een handicap. Op basis van de uitkomsten van dat burgerberaad kunnen dan een actieprogramma en een werkagenda worden opgesteld.

De Minister voor LZS heeft kennisgenomen van het SCP-rapport. Mensen met een lichamelijke beperking moeten kunnen meedoen in de maatschappij als ieder ander, dat is nu nog niet voor iedereen mogelijk. Daarom werkt het kabinet aan een toegankelijke samenleving zonder drempels. Met het programma Onbeperkt Meedoen onderneemt de Minister voor LZS, namens het kabinet, actie om drempels voor mensen met een beperking weg te nemen. Daarnaast is, zoals eerder gesteld, een nationale strategie voor mensen met een beperking in ontwikkeling. Hierover is uw Kamer nog separaat geïnformeerd door de Minister voor LZS.15 De ervaringen, vraagstukken en oplossingen voor mensen met een fysieke beperking zijn ook onderdeel van deze strategie. Bij deze strategie wordt ook een werkagenda opgesteld die met uw Kamer wordt gedeeld.

De leden van de CDA-fractie herinneren het kabinet eraan dat dat het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap uitgaat van volledige opname in de samenleving, vrijheid om zelf keuzes te maken en onafhankelijkheid van anderen. In die zin kan een burgerberaad dus zeker bijdragen aan de uitvoering van het VN-verdrag, maar vraagt het wel meer van het kabinet dan te doen wat het toch al van plan was. Deze leden constateren dat de Minister voor Langdurige Zorg en Sport werkt aan een nationale strategie rondom de implementatie van het VN-verdrag ter uitvoering van de motie van het lid Werner c.s. over een meerjarige nationale strategie voor mensen met een handicap16. Wat is daarvan de stand van zaken?

De Minister voor LZS heeft met vele partners gewerkt aan de totstandkoming van een meerjarige nationale strategie voor het VN-handicap. Hiermee geeft de Minister voor LZS invulling aan de motie van het lid Werner c.s.17 De Minister voor LZS heeft uw Kamer separaat geïnformeerd over de voortgang en ontwikkeling van deze nationale strategie18. Dit inclusieve ontwerpproces loopt door in de zomer en dit najaar, de Minister voor LZS verwacht uw Kamer begin november 2023 de strategie en een eerste aanzet tot de werkagenda te kunnen sturen.


X Noot
1

Kamerstuk 35 394, nr. 42.

X Noot
2

Kamerstuk 34 352, nr. 255.

X Noot
3

Kamerstuk 34 352, nr. 299.

X Noot
4

Kamerstuk 34 352, nr. 281.

X Noot
7

Kamerstuk 24 170, nr. 287.

X Noot
8

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 159.

X Noot
9

Kamerstuk 24 170, nr. 287.

X Noot
10

Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 128.

X Noot
11

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 159.

X Noot
12

Kamerstuk 24 170, nr. 287.

X Noot
13

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 160.

X Noot
14

Kamerstuk 24 170, nr. 284.

X Noot
15

Kamerstuk 24 170, nr. 287.

X Noot
16

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 70.

X Noot
17

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 70.

X Noot
18

Kamerstuk 24 170, nr. 287.

Naar boven