Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2023
In deze brief ga ik in op twee openstaande toezeggingen.
Externe evaluatie RIVM
Op 28 november 2022 heb ik u per brief op de hoogte gesteld van de stand van zaken
rond de externe evaluatie van het RIVM naar aanleiding van de gemaakte fouten in de
top 100 van de grootste ammoniakuitstoters (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 76). In de brief gaf ik aan uw Kamer nog nader te informeren over de opdrachtverlening
van deze evaluatie1.
Inmiddels is aan adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF) opdracht verstrekt om
de evaluatie uit te voeren. De evaluatie richt zich op de werking van de kwaliteitsbewakingsfunctie
van het RIVM, specifiek voor de kennisketen van de Emissieregistratie. In het onderzoek
wordt zowel doelmatigheid als doeltreffendheid onderzocht. Dit zal gebeuren aan de
hand van het toetsen van de volgende hoofdhypothese: Door een goed kwaliteitswaarborgingssysteem te gebruiken draagt het RIVM als coördinator
van de Emissieregistratie eraan bij dat de rijksoverheid op feiten gebaseerd beleid
kan maken. Het initiële voorstel is besproken in een begeleidingscommissie, die bestaat uit
vertegenwoordiging van de Ministeries van LNV, VWS, EZK, I&W, en experts van de Radboud
Universiteit en het CBS. Daarnaast zullen de tussenresultaten en het eindrapport van
het onderzoek worden besproken in deze begeleidingscommissie. De oplevering van het
rapport wordt in het laatste kwartaal van dit jaar verwacht. Daarna zal ik zo spoedig
mogelijk uw Kamer de eindrapportage doen toekomen.
Rol en positionering AERIUS
In de Kamerbrief van 6 april 2023 (Kamerstuk 34 682, nr. 158) heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de opvolging van een motie van het lid
Omtzigt (Kamerstuk 34 682, nr. 144), over de rol en positionering van AERIUS. In de brief heb ik aangegeven de rol en
positionering van AERIUS bij zowel toestemmingverlening als beleidsontwikkeling uiteen
te willen zetten, ondersteund door een juridische kaderstelling van de landsadvocaat
en een technische onderbouwing van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM). Het streven was om dit voor de zomer aan de Tweede Kamer toe te zenden.
Op dit moment werkt het RIVM aan een (afzonderlijk van deze toezegging gepland) onderzoek
naar de onzekerheid in depositieberekeningen2. De onzekerheidsmarge van de berekeningen is relevant voor een verantwoord gebruik
van het rekenmodel en daarmee van belang voor de positionering van AERIUS in het dossier.
Bij de uitwerking van deze toezegging wil ik daarom de onderzoeksresultaten van het
RIVM betrekken. Ik zal u hierover zo spoedig mogelijk na de zomer informeren.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink