34 682 Nationale Omgevingsvisie

Nr. 158 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2023

Tijdens het debat van 23 februari jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 57, item 13) is bij aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 58, item 15) motie van het lid Omtzigt (Omtzigt)1 verzocht om een onafhankelijk advies van bijvoorbeeld de landsadvocaat op te laten stellen over de vraag of en, zo ja, hoe en in hoeverre de gemodelleerde stikstofdeposities van individuele bronnen geschikt zijn voor het toekennen of intrekken van juridisch houdbare Wnb-vergunningen.

Invulling gevend aan deze motie wil ik de rol en positionering van AERIUS bij zowel toestemmingverlening als beleidsontwikkeling uiteenzetten, ondersteund door een juridische kaderstelling van de landsadvocaat en een technische onderbouwing van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hierbij wil ik ook een aantal aanbevelingen uit het recent gepubliceerde advies van het Adviescollege ICT-toetsing2 betrekken.

Ik streef ernaar om deze uitwerking voor de zomer van dit jaar met de Tweede Kamer te delen. Op deze manier hebben ook de externe partijen voldoende tijd en ruimte om tot een degelijke inbreng te komen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Kamerstuk 34 682, nr. 144.

X Noot
2

Kamerstukken 26 643 en 35 334, nr. 1000.

Naar boven