30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 388 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2024

Hierbij stuur ik u zoals verzocht door de vaste commissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sport een brief over de volgende onderwerpen:

  • de wachtlijsten bij het schoolzwemmen;

  • de uitvoering rondom de subsidie voor het project Het Strand Veilig;

  • de financiële situatie bij sportverenigingen en

  • de laagdrempelige mogelijkheden voor sportdeelname.

Daarnaast ontvangt u via deze brief ook een nadere toelichting op enkele moties en toezeggingen rondom het thema zwemvaardigheid en zwemveiligheid, in het bijzonder:

  • het onderzoek naar de financiële consequenties schoolzwemmen (motie van de leden Van Nispen (SP), Mohandis en Westerveld (beiden Groenlinks-PvdA)1;

  • Een update over de eerste resultaten van de pilot «zwemmen direct na schooltijd» om wachtlijsten voor zwemles terug te dringen.

U vindt bovenstaande onderwerpen terug onder de kopjes zwemmen, financiële situatie sportverenigingen en laagdrempelige mogelijkheden voor sportdeelname.

Zwemmen

Hierbij voorzie ik u van nadere informatie over de stand van zaken rond het thema schoolzwemmen en het tegengaan van wachtlijsten voor particuliere zwemles.

Schoolzwemmen

Bijgevoegd treft u aan het rapport Een slag slaan voor zwemveiligheid. Kosten en baten van herinvoering schoolzwemmen. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en gaat in op het financiële knelpunt van schoolzwemmen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is betrokken geweest bij de totstandkoming van dit rapport.

Schoolzwemmen was tot 1985 verplicht. Sinds scholen en gemeenten zelf over de financiering van schoolzwemmen gaan is het aandeel scholen dat schoolzwemmen aanbiedt afgenomen tot 26 procent. Het overgrote deel van de kinderen behaalt het diploma via particuliere zwemles. In het meest recente onderzoek van het Mulier Instituut2 staat beschreven dat 87 procent van de kinderen (6–16 jaar) één of meer zwemdiploma’s heeft.

Uit het rapport blijkt dat bij herinvoering van schoolzwemmen de grootste financiële implicaties voor de Rijksoverheid zijn. Immers, de kosten voor zwemles verschuiven van het gezin naar de Rijksoverheid. In de vier verschillende scenario’s die zijn doorgerekend (variërend van A-diploma tot ABC-diploma en het geven van zwemles in groep 2/5) liggen de kosten voor de Rijksoverheid binnen een bandbreedte van 129 tot 212 miljoen euro per jaar. Onderwijsinstellingen die nu geen schoolzwemmen aanbieden zouden in alle scenario’s ook extra kosten maken voor de tijd die ze kwijt zijn aan het verzorgen van schoolzwemmen. Dit is door de onderzoekers ingeschat op 9,5 tot 23 miljoen. Afhankelijk van het scenario zullen aanbieders van zwemles de inkomsten zien verschuiven van inkomsten uit particuliere zwemles naar inkomsten vanuit schoolzwemmen. Hierbij wordt aan de kostenkant nadrukkelijk de kanttekening gemaakt dat vervoer en voldoende gekwalificeerde docenten voor extra kosten zullen zorgen voor de Rijksoverheid. Aan de batenkant zijn de baten voor gezinnen groter dan het lesgeld dat niet (meer) betaald hoeft te worden. De onderzoekers rekenen namelijk voor dat met het herinvoeren van schoolzwemmen ook arbeidstijd van ouders (terug)gewonnen wordt. Het is niet duidelijk of ouders de vrijgekomen tijd daadwerkelijk spenderen aan meer werk.

Twee andere relevante punten die bij een afweging voor schoolzwemmen spelen, zijn de baten van zwembaden die hun badwater efficiënter kunnen gebruiken en de besparing van de kosten die nu gemaakt worden vanuit armoedebeleid (onder andere het Jeugdfonds Sport en Cultuur).

Met dit onderzoek draag ik bij aan een eerste beeld van de omvang van de kosten van herinvoering van schoolzwemmen en worden de betrokken partijen benoemd. Indien een volgend kabinet zou willen overgaan tot herinvoering van schoolzwemmen is het goed om de verschillende financiële posten nader te verkennen. Zo is nog onduidelijk hoe de kwaliteit van schoolzwemmen gewaarborgd kan worden, of er voldoende personeel is en hoe de belasting van het onderwijs eruit komt te zien. Met de oplevering en toezending van het rapport zijn de grootste (financiële) knelpunten van schoolzwemmen in beeld gebracht en beschouw ik de motie als afgedaan.

Tegengaan wachtlijsten zwemles

Zoals toegezegd3 informeer ik uw Kamer over de eerste resultaten van de pilots om de wachtlijsten voor zwemles terug te dringen via zwemles kort na schooltijd. Op dit moment nemen vijf gemeenten met verschillende demografische achtergronden, verspreid over het land, deel aan deze pilot. De eerste gemeente is op 1 januari 2024 gestart en richt zich in deze gemeente specifiek op zwemles voor kinderen met een fysieke beperking omdat voor hen de wachtlijsten voor particuliere zwemles langer zijn.

Omdat dit een pilot betreft waarin wordt gekeken hoe verschillende factoren, zoals lestijd, vervoer, geschikt badwater en docenten beter in onderlinge afstemming ingezet kunnen worden vergt dit in de voorbereiding en uitwerking meer tijd dan verwacht. Ik verwacht u dit najaar opnieuw te kunnen informeren over de ervaringen rond deze pilot.

Financiering Het Strand Veilig

De Kamercommissie vraagt ook om de voortgang op het gebied van de financiering van het project Het Strand Veilig. Hier kan ik over melden dat de subsidieaanvraag van de Nationale Reddingsbrigade voor het programma Het Strand Veilig 2.0 (HSV) toegekend is voor de jaren 2023 en 2024. In 2023 is in dit kader onder andere de publiekscampagne «Wie checkt jou, veilig in en uit het water» succesvol uitgevoerd en is ook de strandapp HSV gelanceerd.

Tijdens het WGO Sport op 1 december 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 195) deed ik u de toezegging4 u te informeren over de uitvoering van de motie van het lid Van Nispen c.s.5 over de financiering van Het Strand Veilig, specifiek over het onderdeel van het onderzoek naar benodigdheden voor de lokale reddingsbrigades en veilige stranden. In de zomer van 2023 informeerde ik u6 dat de financiering van HSV meerjarig geregeld was en gaf ik aan dat de uitkomsten van het onderzoek naar de wijze waarop kustgemeenten in Nederland de strandbewaking organiseren voorafgaand aan het WGO Sport zouden volgen. In de bijlage van deze brief treft u daarom de factsheet Lifeguarding in Nederland van het Mulier Instituut aan. De onderzoekers stellen vast dat de eisen en financieringsvormen per kustgemeente sterk kunnen verschillen en doen de aanbeveling om onderlinge samenwerking en kennisdeling van gemeenten onderling te stimuleren. Mede ter opvolging van die aanbeveling heeft HSV drie mini-conferenties gepland voor gemeenten begin 2024. Met de toezending van deze factsheet geef ik gehoor aan zowel het verzoek om nadere informatie over «de uitvoering rondom de subsidie voor het project Het Strand Veilig» als aan de volledige afronding van de motie het lid Van Nispen en bijbehorende toezegging aangaande structurele financiering strandbewaking.

Financiële situatie verenigingen

Dit kabinet hecht veel waarde aan een financieel weerbare en toekomstbestendige sportsector. Daarom zet ik diverse middelen en instrumenten in voor ondersteuning van de sportsector op dit gebied. In mijn brief over de verduurzaming van de sportsector ben ik ingegaan op de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen.7 In de rapportage Gevolgen van de energiecrisis voor sportverenigingen van het Mulier instituut komen meerdere uitdagingen voor de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen naar voren8. Dat gaat bijvoorbeeld om gestegen energielasten, maar ook om ontwikkelingen in het ledenbestand en vrijwilligersbetrokkenheid. Ik vind het belangrijk om de financiële zorgen in samenhang te zien tot de andere (financiële) opgaven waar amateursportverenigingen voor staan.

Uit de hierboven genoemde rapportage van het Mulier Instituut (peilmoment februari/maart 2023) bleek dat ruim een derde van de sportverenigingen vertrouwen heeft in de toekomst van de vereniging (37%) en deze (zeer) zonnig inziet. Op dat moment zag 16 procent van de verenigingen de toekomst (erg) somber in. Dit is vergelijkbaar met een peiling in de zomer van 2022.

Vanuit NOC*NSF, Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) en het Mulier Instituut zijn er op dit moment geen signalen binnengekomen dat sportverenigingen deze winterperiode financieel in de problemen zullen komen door de gestegen energieprijzen. Wel heeft het RVVB laten weten dat circa de helft, van de 365 verenigingen die gereageerd hadden op een uitvraag, zorgen hebben over de financiële situatie van de vereniging voor komende winter. Ook komend jaar houd ik daarom de vinger aan de pols door gesprekken met de sector. Het Mulier Instituut monitort de sportsector en rapporteert daarover aan mij.

In de hierboven genoemde brief over de verduurzaming van de sportsector ben ik tevens ingegaan op de verduurzamingsopgave waar sportverenigingen voor staan en hoe zij daarin ondersteund worden. Zo zet ik onder meer in op een coördinerende rol voor gemeenten om uiteindelijk de verduurzaming van sportverenigingen te kunnen versnellen.

De financiële situatie van een amateursportvereniging hangt sterk samen met verschillende uitdagingen waar de amateursport voor staat, zoals de energielasten, dalende ledenaantallen en een veranderende vrijwilligersbetrokkenheid. Ik blijf in gesprek met bonden, clubs, gemeenten en ondernemers om van hen te horen welke zorgen er bij hen leven en wat er nodig is om de sportsector financieel weerbaar en toekomstbestendig te maken.

Laagdrempelige mogelijkheden voor sportdeelname

Binnen het Sportakkoord II hebben de vier strategische partners NOC*NSF, Ministerie van VWS, VSG en POS afspraken gemaakt over het thema Inclusie en Diversiteit. In deze brief licht ik toe welke acties binnen het Sportakkoord II zijn uitgezet om de sport meer toegankelijk en laagdrempelig te maken voor iedereen. Ik maak daarbij onderscheid tussen het vergroten van de financiële toegankelijkheid, de praktische toegankelijkheid en de sociale toegankelijkheid. Daarnaast ga ik in op de toeleiding en begeleiding. Per opgave licht ik toe welke acties de partners in gang hebben gezet of gaan zetten en zijn opgenomen in het Werkplan Sportakkoord II.

Financiële toegankelijkheid

Op basis van verschillende onderzoeken van het Mulier Instituut is bekend dat mensen met lage inkomens minder vaak sporten dan mensen met hoge inkomens. Uit recent onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 38 procent van de volwassen Nederlanders sportkosten bezwaarlijk vinden. Nederlanders uit huishoudens met een benedenmodaal jaarinkomen vinden de sportkosten vaker bezwaarlijk (47%) dan Nederlanders uit huishoudens met een bovenmodaal jaarinkomen (33%)9. Om de sport financieel toegankelijker te maken zijn de volgende acties in gang gezet:

  • Financiële ondersteuning van het Jeugdfonds Sport en Cultuur en het Volwassenenfonds Sport en Cultuur. In 2024 ontvangt het Jeugdfonds Sport en Cultuur van het Ministerie van VWS € 500.000 per jaar en van het Ministerie van OCW € 350.000 per jaar. Het Volwassenenfonds ontvangt in 2024 een bijdrage van € 320.000 van het Ministerie van VWS;

  • Er wordt een aanpak ontwikkeld om de toegankelijkheid van de financiële regelingen te vergroten. Mulier instituut doet op dit moment een verkenning onder alle gemeenten om inzichtelijk te maken welke regelingen gemeenten hanteren;

  • De fitnessbranche, aangesloten bij het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), heeft het programma Fitness Loont ontwikkeld om ook de ondernemende sport laagdrempelig te maken voor mensen met een smalle beurs;

  • NOC*NSF zet in op aanbod voor jongeren met een lage sociaaleconomische positie (SEP) via het programma District Spots.

Praktische toegankelijkheid

Voor de praktische toegankelijkheid geldt dat deze met name vergroot moet worden voor mensen met een handicap zowel fysiek als mentaal. Het doel is om in 2030 sporten en bewegen voor mensen met een handicap vanzelfsprekend te laten zijn. Om dit te bereiken zetten de strategische partners van Sportakkoord II in op het verbeteren van de randvoorwaarden. Hiervoor zijn de volgende acties in gang gezet:

  • Het verduidelijken en vereenvoudigen van de verstrekking van sporthulpmiddelen. Daarbij werken de strategische partners samen met onder andere Fonds Gehandicaptensport en Gehandicaptensport Nederland;

  • NOC*NSF werkt aan een toegankelijkheidsscan voor accommodaties van sportclubs. Met die input wordt ook gezorgd dat de regeling Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA) goed benut kan worden ten behoeve van toegankelijkheid van accommodaties. In de BOSA-regeling is met ingang van 1 januari jongstleden een verhoging van het subsidiepercentage van 30 naar 40 procent voor maatregelen ten behoeve van toegankelijkheid en duurzaamheid opgenomen;

  • De vervoersvoorziening voor gehandicapte teamsporters wordt doorontwikkeld, waarbij getoetst wordt of dit ook voor individuele sporters ingezet kan worden;

  • Het platform Uniek Sporten maakt inzichtelijk waar mensen met een handicap kunnen sporten en bewegen en biedt ook advies bij de begeleiding van en naar sporten;

  • Tussen 2023–2025 worden 150 inclusieve speeltuinen gerealiseerd om in zo veel mogelijk gemeenten een inclusieve speeltuin te hebben waar kinderen met en zonder beperking kunnen spelen;

  • Bij de Verzamelbrief Sport en bewegen die uw Kamer ontvangt ter voorbereiding op het Wetgevingsoverleg wordt de voortgangsrapportage «Sporten voor mensen met een handicap is vanzelfsprekend in 2030!» meegestuurd. Hierin wordt de voortgang beschreven op de verschillende onderwerpen.

Sociale toegankelijkheid

Ruim 700.000 mensen voelen zich niet welkom in de sport. Om dit te verbeteren en de sport daarmee laagdrempeliger te maken, streven de strategische partners er naar om mensen meer te betrekken bij het maken van beleid en programma’s. Hiervoor lopen verschillende acties. Drie acties wil ik graag uitlichten:

  • 1.500 sportaanbieders gaan gebruik maken van het trainingsprogramma «Onze club is van iedereen». Hiermee krijgen de clubs ondersteuning om de sport zo laagdrempelig mogelijk te maken en racisme en discriminatie tegen te gaan;

  • De Alliantie Gelijkspelen 5.0 (2023–2026) is een samenwerkingsverband van verschillende organisaties die zich inzetten om LHBTIQ+ acceptatie in de sport te bevorderen. Daarbij worden vijftien sportbonden en gemeenten ondersteund en kunnen 150 clubs gebruik maken van de workshop van de John Blankenstein Foundation;

  • Special Olympics werkt aan inclusie voor mensen met een verstandelijke handicap en zorgt dat met Play Unified sporters met een verstandelijke handicap samen kunnen sporten met sporters zonder handicap.

Toeleiding en begeleiding

Voor toeleiding en begeleiding geldt dat in de nieuwe Bestuurlijke Afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties is vastgelegd dat beweeg- en buurtsportcoaches actiever en meer ingezet worden voor mensen met een achterstand in sport en bewegen. Mulier Instituut monitort de Brede Regeling Combinatiefuncties. De eerste monitor wordt in het najaar van dit jaar verwacht.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022/23, 30 234 nr. 370

X Noot
2

Zwemvaardigheid 2022: inzicht in het zwemdiplomabezit van kinderen, Mulier Instituut, 2023

X Noot
3

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022/23, TZ202306 nr. 287

X Noot
4

Kamerstukken II, vergaderjaar 2021/22, TZ202212 nr. 022

X Noot
5

Kamerstukken II, vergaderjaar 2021/22, 30 234 nr. 313

X Noot
6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022/23, 30 234 nr. 367

X Noot
7

Kamerstukken II, vergaderjaar 2023/24, 30 234 nr. 384

X Noot
9

Consumentenuitgaven aan sport 2023, Mulier Instituut, 2024

Naar boven