30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 460 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2016

Op 26 april 2016 nam uw Kamer de motie Dik Faber/Van Tongeren aan waarin de regering wordt verzocht bij de hervorming van het EU emissiehandelssysteem uit te gaan van het 1,5°C doel uit het klimaatakkoord (Kamerstuk 30 196, nr. 433). In deze brief ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken, in op de uitvoering van deze motie.

Uit de discussie van de Milieuraad van 4 maart jl. bleek er brede overeenstemming te zijn over de noodzaak voor de EU om vaart te maken met het implementeren van de Intended Nationally Determined Contribution (INDC) van de EU, onder andere door de onderhandelingen over de herziening van de EU ETS-richtlijn voortvarend op te pakken. Uitgangspunt daarbij is de afspraak die de Europese Raad heeft gemaakt om ten minste 40% CO2-reductie ten opzichte van 1990 te realiseren in 2030, hetgeen past in het pad naar de eerder vastgestelde 2°C-doelstelling.

Nederland zet bij de lopende herziening van de EU ETS-richtlijn in op het versterken van het ETS, conform het BNC fiche dat Uw Kamer hierover heeft ontvangen (Kamerstuk 22 112 nr. 1998.). Tijdens de komende Milieuraad zal Nederland als Voorzitter een paper voorleggen met een beschrijving van de voortgang in de onderhandelingen en, waar van toepassing, richtinggevende uitspraken doen over de oplossingsrichtingen voor de Raad. Doel van het beleidsdebat is om draagvlak te toetsen voor de oplossingsrichtingen, zodat het inkomend Voorzitterschap Slowakije hiermee verder kan.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat er op dit moment onvoldoende draagvlak is bij de lidstaten om een discussie te starten over verdere aanscherping van het nu door de Commissie voorgestelde reductiepercentage van 2,2% voor de periode 2012–2030. Dit voorgestelde reductiepercentage is in lijn met de door de EU ingediende INDC van ten minste 40% reductie in 2030. Wel zal in de Milieuraad worden gesproken over de uitkomsten van de klimaatonderhandelingen in Parijs en hoe kan worden geborgd dat het ETS op de langere termijn gelijke tred houdt met het akkoord van Parijs.

In het Parijs-akkoord1 hebben landen afgesproken de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot ruim onder de 2°C en met het streven deze tot 1,5°C te beperken. Dit betekent dat mondiale broeikasgasemissies zo snel mogelijk moeten gaan dalen en dat in de tweede helft van de 21e eeuw op mondiaal niveau een balans moet worden gevonden tussen emissies en opname van broeikasgassen (klimaatneutraliteit). Dit behelst een aanscherping van de eerder overeengekomen 2°C-doelstelling.

In het Parijs-akkoord is afgesproken dat landen in 2018 een zogenaamde faciliterende dialoog houden, waarbij op basis van de laatste IPCC-gegevens de collectieve ambitie van de ingediende INDC’s in het licht van de mondiale opgave wordt besproken. Dat is een natuurlijk moment voor landen, ook de EU, om naar de eigen inzet te kijken, wetende wat het IPCC heeft geconcludeerd over de effecten van 1,5 graad opwarming en de daaraan gerelateerde mondiale emissiepaden. Het akkoord verplicht partijen om uiterlijk in 2020 hun definitieve klimaatbijdrage in te dienen (NDC, Nationally Determined Contribution).

Vanaf 2023 vindt vervolgens elke vijf jaar een beoordeling plaats op basis van de collectieve voortgang. Dit is telkens de opmaat naar het indienen van nieuwe klimaatbijdragen door alle partijen, vanaf 2025 om de vijf jaar.

Bij bovenstaande momenten kan ingezet worden op aanscherping van het jaarlijkse reductiepercentage van rechten onder het ETS. Dit kan tevens bijdragen aan een hogere CO2-prijs in het ETS. Daarnaast onderkent het kabinet, zoals eerder beschreven in de brief naar aanleiding van de prijsontwikkeling in het ETS2, ook dat verdere verbetering van het ETS in de toekomst wenselijk is, zodat de prijsprikkel echt zijn werk kan doen.

Het is van belang dat de ETS-richtlijn voor de periode 2021–2030 voldoende flexibiliteit biedt om, indien wordt besloten tot aanscherping van de EU ambitie, hierop in te spelen. Nederland zal zich ervoor inzetten dat de Europese instellingen de mogelijkheid hebben om te zijner tijd het ETS-plafond sneller te laten dalen.

Nederland zet naast bovenstaande sterk in op de verdere ontwikkeling van mondiale koolstofbeprijzing en werkt hierin nauw samen met andere landen, bedrijven en partijen als de Wereldbank.

Tot slot voeg ik de reactie bij die Nederland heeft ingebracht naar aanleiding van de consultatie inzake het functioneren van de Veilingsverordening behorende bij het ETS3. Deze verordening voorziet in een kader dat de integriteit en transparantie van de veiling van emissierechten moet waarborgen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven