Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 augustus 2014
Eind 2012 nam de Kamer de motie Van Veldhoven over energiebesparing aan (Kamerstuk
33 400 XII, nr. 31). In deze motie werd gevraagd om betere handhaving van de energiebesparingsverplichting
in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit en om de invoering van concrete maatregellijsten.
In deze brief informeer ik u over de wijze waarop ik deze motie uitvoer.
Allereerst heb ik hierover overlegd met het bedrijfsleven en lokale bevoegde gezagen
(die toezien op de naleving van de verplichting), en heb ik daarover afspraken gemaakt
in het Energieakkoord voor Duurzame Groei dat september 2013 werd gesloten tussen
het Rijk en ruim 40 organisaties.
In het Energieakkoord is over artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit afgesproken
dat er «erkende maatregellijsten» worden verankerd in de regelgeving. Deze lijsten
bevatten energiebesparende maatregelen die zich binnen vijf jaar terugverdienen en
zijn bedoeld om bedrijven een hulpmiddel aan te reiken. Een ondernemer kan ervoor
kiezen om met de toepassing van de lijst te voldoen aan de besparingsverplichting.
Een ondernemer weet dan waar hij aan toe is: als hij de maatregelen op de lijst treft,
weet hij zeker dat hij voldoet aan de verplichting. Hiermee wordt naleving en toezicht
duidelijker en eenvoudiger.
Het treffen van rendabele maatregelen is verplicht. Het gebruik maken van de maatregellijst
niet. Een ondernemer kan ervoor kiezen zelf te bepalen welke maatregelen zich in vijf
jaar terugverdienen. Het bevoegd gezag heeft hierbij een toezichthoudende rol, net
zoals nu ook het geval is. Omdat de lijsten in overleg met de branches worden opgesteld,
ga ik er echter van uit dat bedrijven vooral van de lijsten gebruik zullen maken.
Nadat het Energieakkoord werd gesloten, is dit principe uitgewerkt in de vierde tranche
van wijzigingen van het Activiteitenbesluit die onlangs is voorgehangen en voorgepubliceerd.
Zie ook www.infomil.nl/energie. In overleg met de sectoren zelf en met lokale overheden, heb ik nu voor zeven sectorenlijsten
opgesteld voor de metaal, de autoschadeherstelbranche, de rubber- en kunststofindustrie,
datacenters, zorginstellingen, scholen en kantoren. (De kantorenlijst is voor «publieke kantoren». Over het gebruik in andere «kantoorintensieve sectoren» in het bedrijfsleven
wordt nog overlegd.)
In belangrijke mate is de opstelling van de lijsten werk van de sectoren zelf geweest.
Zo ontstaan lijsten «voor en door» de sectoren. Lijsten die passen bij de omstandigheden
in de sectoren, lijsten met maatregelen die zich ook daadwerkelijk snel terugverdienen.
Energiebesparing is hier dus echt winst.
Nu de wet en regelgeving in principe gereed is inclusief een eerste lichting met maatregellijsten,
is het kader bekend voor nieuwe sectoren. De komende maanden zal ik daarom gebruiken
om in een nieuwe ronde met nieuwe sectoren afspraken te maken over nieuwe maatregellijsten
voor nog ontbrekende sectoren.
Daarnaast maak ik de komende maanden nadere afspraken met lokale overheden over hun
aanpak en de intensiteit van het toezicht op de naleving van artikel 2.15. Gesprekken
daarover worden al volop gevoerd. Het doel is om samenwerkingsafspraken te maken over
de invulling van de prioriteitstelling voor het onderwerp energiebesparing. Daarnaast
investeer ik in goed toezicht, bijvoorbeeld met opleidingen, handhavingstools en goed
voorlichtingsmateriaal.
Met dit geheel aan wet en regelgeving en afspraken met branches en lokale overheden
liggen er veel kansen voor energiebesparing. Kansen die het bedrijfsleven zelf ook
ziet. Dat biedt een uitstekend startpunt voor een betere naleving van artikel 2.15
die vooral ontstaat doordat sprake is van gezonde bedrijfsvoering en het realiseren
van rendabele besparingen. Volgens de doorrekening van het Energieakkoord van ECN
en PBL zou hiermee een aanzienlijk deel van de energiebesparing die het Energieakkoord
kan opleveren, gerealiseerd kunnen worden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld