30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 189 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2013

In mijn reactie op het advies van de SER, «Naar een Energieakkoord voor duurzame groei», d.d. 28 november 2012 (Kamerstuk 30 196-187) en tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, heb ik toegezegd uw Kamer regelmatig te informeren over de voortgang van het Energieakkoord, dat in SER-verband wordt ontwikkeld. Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister voor Wonen en Rijksdienst, de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, over de stand van zaken.

Ik ondersteun het initiatief om te komen tot een Energieakkoord voor duurzame groei van harte. Een breed gedragen akkoord is waardevol. Het draagt bij aan de wens van het kabinet om met een breed draagvlak in parlement en samenleving een stabiel en ambitieus klimaat- en energiebeleid voor de lange termijn neer te zetten. Daarbij is het van belang dat een Energieakkoord niet alleen bijdraagt aan het behalen van de ambities van dit kabinet ten aanzien van duurzame energie, energiebesparing en CO2-reductie, maar ook kansen biedt voor groene groei. Draagvlak en consistentie zijn van groot belang vanwege de grote investeringen die voor de langere termijn gedaan moeten worden op het terrein van energie en klimaat. De ambitie van de SER is om begin juni tot het Energieakkoord te komen.

Zoals ik heb aangegeven tijdens de begrotingsbehandeling, zijn de uitvoering van het Regeerakkoord en de daarin vastgelegde financiële kaders voor mij leidend. Ik sta echter binnen deze kaders open voor nieuwe voorstellen die bijdragen aan een duurzame energievoorziening én aan de groei van onze economie.

Inmiddels hebben partijen in de SER de onderwerpen vastgesteld waarover ze ambities hebben om tot concrete afspraken te komen. Voor elk van deze onderwerpen is een aparte overlegtafel ingesteld met vertegenwoordigers vanuit de werkgevers, werknemers, milieuorganisaties en de (rijks)overheid. De ministeries van Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken nemen actief deel aan één of meerdere overlegtafels, die allen een onafhankelijk voorzitter hebben. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen (zie ook de twee bijlagen1):

  • Gebouwde omgeving: energiebesparing en decentrale hernieuwbare energieopwekking;

  • Industrie, grootschalige energieproductie en ETS;

  • Commercialisatie innovatie en schone energietechnologieën;

  • Mobiliteit en transport.

Lopende het proces om te komen tot een Nationaal Energieakkoord staat de uitvoering van het Regeerakkoord uiteraard niet stil. Op korte termijn zijn bijvoorbeeld extra stappen nodig om de doelstelling van 16% duurzame energie in 2020 te realiseren. De in het Regeerakkoord afgesproken stimulans voor lokale duurzame energieopwekking moet binnen enkele maanden zijn uitgewerkt. En zoals toegezegd bij de begrotingsbehandeling ontvangt u in het kader van de implementatie van de EU-richtlijn energie-efficiëntie binnen enkele maanden een voorstel hoe het kabinet het energiebesparingsbeleid wil vormgeven. Op deze en andere onderwerpen is voortgang nodig, maar ik wil tegelijkertijd de overlegtafels bij de SER zo goed mogelijk benutten om tot goede voorstellen te komen die ook kunnen rekenen op een breed draagvlak. Waar nodig zal ik daarover concrete afspraken maken met de voorzitter van de SER en de voorzitters van de overlegtafels.

De overlegtafels zijn inmiddels voortvarend aan de slag gegaan. Indien daar aanleiding toe is, zal ik uw Kamer tussentijds nader informeren over de ontwikkelingen.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven