Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2010
In de beantwoording van vragen van uw Kamer over de voortgang van het Experimentenbesluit excellente gebieden en koplopergebied
Noord-Nederland (Aanhangsel van de Handelingen 2009–2010, nr. 2449, d.d. mei 2010), heb ik u toegezegd, voorafgaand aan de publicatie, u over de laatste stand van zaken te informeren.
Na intensief bestuurlijk overleg met alle betrokken partijen in Noord-Nederland ben ik voornemens aan de ministerraad voor
te stellen om het deel Noord-Nederland alsnog niet op te nemen in het Experimentenbesluit. De reden hiervoor is, dat er bij
de uitvoerende partijen in Noord-Nederland onvoldoende draagvlak blijkt te zijn om met een aangescherpte energieprestatie-eis
van 0,5 te gaan werken.
De gedachte achter het Experimentenbesluit is om in een beperkt aantal gebieden (excellente gebieden en Noord-Nederland) ervaring
op te doen met een scherpere energieprestatie-eis dan nu wettelijk is toegestaan. Het verzoek hiertoe komt van de gemeenten
(excellente gebieden) en de provincies (koplopergebied Noord-Nederland). Het Experimentenbesluit biedt hiervoor het wettelijke
kader. Op deze wijze zijn de betreffende overheden in staat om een aangescherpte eis ook daadwerkelijke wettelijk af te dwingen
en tevens een gelijk speelveld te creëren.
Na de besluitvorming over het Experimentenbesluit in de ministerraad van 29 januari jongstleden, is in Noord-Nederland discussie
ontstaan. De kern van de discussie was dat de noordelijke marktpartijen weliswaar de hoge ambities voor energiebesparing van
de provincies ondersteunen, maar veel liever per project willen kunnen besluiten of een scherpere energieprestatie effectief
is. Deze keuzevrijheid bleek voor de marktpartijen een breekpunt.
Het aanwijzen van Noord-Nederland als koplopergebied is alleen zinvol als er voldoende draagvlak is bij alle partijen. Het
ontbreken daarvan wil niet zeggen dat daarmee de ambitie voor energiezuinig bouwen in Noord-Nederland verloren is. De bouwende
partijen hebben in het bestuurlijk overleg nadrukkelijk gesteld dat zij door zullen gaan met het bouwen van energiezuinige
projecten, maar dan op vrijwillige basis. Ik heb de partijen toegezegd te zullen onderzoeken of er manieren zijn waarmee ik
dit kan ondersteunen.
Voor de excellente gebieden verandert er niets; de uitvoering hiervan vindt gewoon doorgang.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. van Middelkoop