30 195 Integraal Beheerplan Noordzee 2015

Nr. 41 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2013

In het VAO Noordzee/Waddenzee van 21 mei jl. heeft uw Kamer mij gevraagd om informatie over het proces aangaande het Integraal Managementplan Eems-Dollard (IMP) (Handelingen II 2012/13, nr. 84). Met deze brief ga ik daarop in.

Tevens ga ik nader in op de twee andere ingediende moties op mijn terrein.

Zoals ik u heb aangegeven in het AO Noordzee/Waddenzee van 24 april jl. (Kamerstuk 33 450, nr. 3) werken Nederland en Duitsland sinds 2011 samen aan het Integraal Managementplan Eems-Dollard (IMP). Dit plan behelst de gemeenschappelijke uitwerking van Natura 2000 in het gehele als zodanig aangemelde estuarium. Het ministerie van EZ is verantwoordelijk voor het samen met Duitsland op te stellen IMP. De planning voor de afronding van het IMP was aanvankelijk eind 2013 voorzien. De samenwerking met Duitsland verloopt goed, maar vergt meer tijd dan aanvankelijk was voorzien. Dit heeft te maken met het gegeven dat Nederland en Duitsland de verschillende systematieken op elkaar moeten afstemmen en dat alle stukken moeten worden vertaald; dit vergt extra tijd. Daarom is in onderlinge overeenstemming de afronding van het IMP voorzien medio 2014. Het plan vormt voor Nederland de basis voor het Beheerplan Natura 2000 voor de Eems-Dollard dat door Rijkswaterstaat wordt opgesteld. Ik beschouw de motie Van Veldhoven/Jacobi (Kamerstuk 30 195, nr. 35) dan ook als ondersteuning van beleid. Zoals ik u in het AO Noordzee/Waddenzee heb toegezegd zal ik in augustus 2013 nader informeren over de voortgang.

Op 23 april jl. heb ik de vragen beantwoord van het lid Dik-Faber van 26 maart 2013 (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2064) over de cumulatieve effecten op natuur en milieu van activiteiten in het Waddengebied. Bij vergunningverlening is de toets op cumulatieve effecten een essentieel onderdeel. Dit gebeurt zeer zorgvuldig en wordt bij bezwaar ook door de rechter getoetst. Met de beantwoording heb ik u een overzicht toegestuurd van vigerende Nb-wet vergunningen Waddenzee per 1 januari 2013. Het overzicht is zoals ik in het AO heb toegezegd op 26 april jl. gepubliceerd en voor iedereen in te zien op de site waddenzee.nl. Dit overzicht zal periodiek worden geactualiseerd. Zoals de minister van Infrastructuur en Milieu al aangaf, wordt het onderwerp vergunningverlening in brede zin in het Regiecollege Waddengebied besproken. Ik wacht deze discussie graag af. Ik ontraad daarom de motie Dik-Faber (Kamerstuk 30 195, nr. 38) betreffende vergunningverlening voor activiteiten in het Waddengebied.

Tijdens het AO Noordzee/Waddenzee van 24 april jl. heb ik aangegeven dat een vergunning voor zoutwinning geen automatisme is. Op dit moment wordt er een effectanalyse in het kader van de aanstaande vergunningaanvraag uitgevoerd. Naar verwachting zal de vergunningaanvraag na afronding van de effectenanalyse worden ingediend. Een eventuele vergunningaanvraag zal onder andere op de effecten worden getoetst, zoals genoemd in de motie Dik-Faber (Kamerstuk 30 195, nr. 39). Ik beschouw deze daarmee overbodig.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven