30 139 Veteranenzorg

Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2015

Hierbij bied ik u mijn reactie aan op het onderzoeksrapport «Suicide mortality among deployed male military personnel compared with men who were not deployed». Dit onderzoek is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en is vandaag gepubliceerd. Het is het eerste uitvoerige onderzoek naar zelfdoding onder Nederlandse veteranen. In de bijlage vindt u het rapport en de samenvatting1.

Zelfdoding en Nederlandse veteranen

Naar het aantal zelfdodingen onder Nederlandse veteranen is nooit eerder uitvoerig onderzoek gedaan. In de Verenigde Staten zijn enige jaren geleden berichten verschenen over disproportioneel hoge aantallen zelfdodingen onder Amerikaanse veteranen. Deze berichtgeving heeft ook in andere landen geleid tot de nodige aandacht voor zelfdoding onder veteranen. Meerdere van uw leden hebben vragen gesteld over dit vraagstuk. Mijn ambtsvoorganger heeft op 12 april 2012 gemeld de haalbaarheid te onderzoeken van een studie naar zelfdoding onder veteranen (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 2191). In de veteranennota 2012–2013 van 23 mei 2013 (Kamerstuk 30 139, nr. 113) heb ik gemeld dat uit de haalbaarheidsstudie bleek dat een dergelijk onderzoek mogelijk was. Ook heb ik tijdens het notaoverleg over veteranen op 24 juni 2013 met uw Kamer van gedachten gewisseld over de opzet van een dergelijk onderzoek (Kamerstuk 30 139, nr. 118).

RIVM-onderzoek

Het Ministerie van Defensie heeft het RIVM gevraagd het onderzoek naar zelfdoding onder Nederlandse veteranen uit te voeren. Het RIVM heeft onderzocht hoeveel mannelijke veteranen zijn overleden, en hoeveel van hen zijn overleden door zelfdoding. Daarnaast is onderzocht hoe dit aantal zelfdodingen zich verhoudt tot het aantal zelfdodingen onder mannen in de werkende bevolking die geen militair zijn, en tot het aantal zelfdodingen onder mannelijke militairen die niet op missie zijn geweest. Ten slotte is onderzocht of het aantal zelfdodingen verschilde per missie.

Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat in de onderzochte periode mannelijke veteranen vaker zijn overleden door zelfdoding dan mannelijke burgers en militairen die niet op missie zijn geweest. Van de 40.444 onderzochte mannelijke veteranen pleegden 22 militairen zelfdoding na uitzending (0,54 promille). Van de 165.154 mannen uit de werkende bevolking in Nederland die zijn onderzocht in de steekproef, pleegden 156 mannen zelfdoding (0,94 promille). Van de 33.364 onderzochte mannelijke militairen die geen veteraan zijn, pleegden er 27 zelfdoding (0,81 promille). Corrigerend voor verschillen in onder andere leeftijdsopbouw, komt zelfdoding in de groep veteranen iets minder vaak voor dan in de groep werkende mannen in de niet-militaire bevolking. Zelfdoding in de groep veteranen komt ook iets minder vaak voor dan zelfdoding in de groep militairen die geen veteraan zijn. De verschillen zijn echter statistisch niet significant.

Kanttekeningen

De reikwijdte van de studie (en van de bijbehorende conclusies) beperkt zich tot mannelijke militairen die in dienst waren tussen 2004 en 2012, en die minstens 30 dagen zijn uitgezonden. Het RIVM heeft het jaar 2004 als startpunt genomen omdat Defensie sinds 2004 werkt met centrale personeelsadministratie, waarin de opgenomen gegevens gevalideerd zijn. Waar nodig zijn gegevens over postactieve veteranen gebruikt uit het Veteranen Registratie Systeem (VRS). Voor 2004 was er sprake van verschillende personeelsadministraties bij de krijgsmachtdelen, waarin gegevens niet zijn gevalideerd.

Het onderzoek richt zich uitsluitend op mannen. Het aantal uitgezonden vrouwelijke veteranen is te laag om statistisch significante verschillen aan te tonen. Daar komt bij dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geen toestemming geeft om te rapporteren over minder dan tien zelfdodingen, in verband met privacybelangen; herleidbaarheid naar individuen moet vermeden worden. Ook was het niet mogelijk het onderzoek uit te splitsen naar het aantal zelfdodingen per missie. Het aantal zelfdodingen per missie is te klein om uitspraken over te doen, en ook hier geldt de beperking van het CBS.

Vervolg

Vanzelfsprekend is iedere zelfdoding er één te veel. Zelfdodingen zijn ingrijpende gebeurtenissen voor familie, vrienden en collega’s. Het feit dat er volgens het RIVM geen significante afwijking is van het aantal zelfdodingen onder veteranen, betekent dat ik op dit moment geen aanleiding zie om specifieke maatregelen te treffen. Wel zal ik advies inwinnen bij de Raad voor Zorg en Onderzoek (RZO) over de vraag of – en zo ja welk – aanvullend onderzoek mogelijk en wenselijk is.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven