30 015 Voortgang bodemsanering

Nr. 50 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2015

Graag wil ik u informeren over de uitvoering van de motie Smaling (Kamerstuk 34 000 J, nr.13) inzake de belangen van de drinkwaterwinning in relatie tot het nieuw af te sluiten Convenant Bodem en Ondergrond. In dit kader zal ik u eveneens nader informeren over het bodembeleid en de algemene uitgangspunten voor de bodemregelgeving waar het gaat om de overgang naar de Omgevingswet.

Motie Smaling

Ten eerste ga ik in op de motie Smaling. In het op korte termijn af te sluiten nieuwe Convenant «Bodem en Ondergrond 2016–2020» wordt het belang van drinkwaterwinning specifiek erkend en meegenomen. Ik noem u een aantal voorbeelden hoe we hieraan invulling geven.

In het convenant is opgenomen dat de bevoegde overheden (gemeenten en provincies) potentiële bronnen van verontreiniging zullen onderzoeken die nabij een drinkwaterwinning liggen. In overleg met de drinkwaterbedrijven zullen de gemeenten en provincies vervolgens bepalen welke verontreinigingen een bedreiging kunnen vormen voor de drinkwaterwinning. In het bodemconvenant zijn afspraken gemaakt over dit proces, zo brengen de bevoegde overheden zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van het convenant deze gebieden in beeld. De locaties die op basis van dit onderzoek als ernstig en spoedeisend worden aangemerkt zullen in de komende convenantperiode (2016–2020) worden aangepakt. Het onderzoek wordt gefinancierd uit het budget dat de overheden ter beschikking staat voor de uitvoering van het convenant.

Voor de (kleinere) gevallen die niet-spoedeisend zijn of waarvoor geen duidelijke bron is aan te geven, is een minder dwingend wettelijk instrumentarium beschikbaar. Voor die gebieden waar een kwaliteitsverbetering nodig is, bijvoorbeeld vanwege een drinkwaterwinning, kiest het Convenant voor een gebiedsgerichte aanpak. Dit houdt in dat gekeken wordt naar de ontwikkeling van een gebied als geheel, zodat te nemen maatregelen in een bredere context worden bepaald, kijkend naar alle belangen en samen met alle belanghebbenden. In een «gebiedsdossier» leggen provincies vast welke verontreinigingen een potentieel risico vormen voor de drinkwaterwinning en de waterkwaliteit. Dit maakt het mogelijk tijdig effectieve maatregelen te nemen wanneer dat nodig is.

Met deze aanpak geef ik, samen met de andere overheden, invulling aan de door de Kamer aangenomen motie Smaling over het meenemen van het belang van drinkwater in het bodemconvenant.

Bodemconvenant 2016–2020

In 2009 is het eerste Convenant Bodem en Ondergrond van kracht geworden. Hierin heeft het Rijk met de andere overheden afspraken gemaakt over de aanpak van de bodemverontreiniging in Nederland. Dit Convenant loopt per 1-1-2016 af. Het eerste Convenant had als doel te komen tot de aanpak en sanering van gevallen met humane risico’s. Op dit moment lopen de voorbereidingen voor een vervolgconvenant, waarin de nadruk ligt op de gevallen waarin de bodemverontreiniging zich verspreidt naar het grondwater. Ook hier wordt specifiek gekeken naar de belangen van de drinkwaterwinning. Tenslotte benoemt het Convenant de aanpak van spoedeisende locaties vanwege risico’s voor de ecologie en eventuele resterende locaties vanwege humane risico’s.

De betrokken partijen bij het nieuwe Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 zijn naast het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. De ondertekening is voorzien op 17 maart a.s. Naast de andere overheden heeft ook het bedrijfsleven een belangrijke rol bij bodemsanering. Ik hecht er daarom aan hen nauwer te betrekken bij het bodembeleid. Vorig jaar is intensief overlegd met het bedrijfsleven over nauwere samenwerking waar het gaat om de Convenantdoelen. Deze gesprekken lopen inmiddels en zullen hopelijk later dit jaar leiden tot afspraken over deze samenwerking, die goed aansluiten bij het Convenant Bodem en Ondergrond.

Bodemregelgeving in Omgevingswet

Verder maak ik van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de wijze waarop de bodemregelgeving zal worden opgenomen in de Omgevingswet.

Het bodembeleid heeft in de afgelopen decennia een ontwikkeling doorgemaakt van bodemsanering via bodembescherming naar bodembeheer. De wetgeving zal hier verder op moeten worden aangepast. Zoals gemeld in Kamerstuk 30 015, nr. 48 zal deze nieuwe wetgeving deel uitmaken van de Omgevingswet.

Het instrumentarium voor het nieuwe bodembeleid zal via een Aanvullingswet worden ingepast in de Omgevingswet, zodat de nieuwe regels gelijktijdig in werking kunnen treden. Deze concept-Aanvullingswet doorloopt de normale wetgevingsprocedure. De beoogde planning is opgenomen in de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 1 oktober 2014 (Kamerstuk 33 118, nr.17). Het grootste deel van de specifieke bodemregelgeving zal op AMvB niveau worden geregeld.

De integratie van de milieuwetgeving waaronder lucht, geluid en bodem is een belangrijk onderdeel in de Omgevingswet. Met de integratie van beleid over de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet is een belangrijke stap gezet in het creëren van een volwaardige plek voor milieubelangen in ruimtelijke plannen. In het voorjaar zal ik u verder informeren over deze inpassing.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven