30 015
Voortgang bodemsanering

nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2009

Tijdens het Algemeen Overleg Bodem op 17 januari 2008 (Kamerstuk 30 015/29 383, nr. 21) heb ik toegezegd uw Kamer na verloop van een jaar te informeren over de voortgang van de handhaving van het bodembeleid. Dat doe ik met deze brief, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Ik heb ervoor gekozen u op dit moment te informeren, zodat ik ook in kan gaan op de uitvoering van het Besluit bodemkwaliteit over het jaar 2008.

Tevens wil ik van deze gelegenheid gebruik maken u te informeren over een andere toezegging, namelijk die over de meldingsplicht voor schone grond. Dit naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 8 oktober 2008 (Kamerstuk 30 015, nr. 28) om u te informeren over de voortgang hiervan.

1. Voortgang van de handhaving van het bodembeleid

De implementatie van het Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit heeft onder meer betrekking op het toepassen van bouwstoffen, grond en bagger en de kwaliteitsborging in het werkveld (kwalibo). Het is nog slechts kort van kracht. De regels uit het besluit zijn in delen tussen 2006 en medio 2008 in werking getreden. Een werkgroep («implementatieteam»; bestaande uit vertegenwoordigers van alle betrokken overheden en het uitvoerend bedrijfsleven) signaleert trends en ontwikkelingen en draagt oplossingen aan voor uitvoeringsvraagstukken. Het implementatieteam rapporteert jaarlijks over de monitoring van het Besluit bodemkwaliteit. De samenvatting van het monitoringsverslag is als bijlage bij deze brief gevoegd.1

Het monitoringsverslag over 2008 is beschikbaar viawww.bodemplus.nl.

Uit de monitoring komt het beeld naar voren dat in 2008 de basis is gelegd voor een succesvolle implementatie. Wel constateer ik in algemene zin dat de naleving niet spontaan op een voldoende niveau is en dus dat handhaving noodzakelijk blijft.

Toezicht en handhaving op landelijk niveau

Toezichtloket bodem

Mogelijke overtredingen en misstanden op bodemgebied kunnen worden ingediend bij het Toezichtloket Bodem van de VROM-Inspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Dit loket was in het eerste volle jaar succesvol. Het toezichtloket bodem heeft in 2008 386 signalen ontvangen. Het overgrote deel van de signalen heeft betrekking op de droge bodem en meer dan de helft van de signalen had betrekking op het uitvoeren van werkzaamheden door organisaties of personen die niet erkend waren voor die werkzaamheden. In bijna 10% van de signalen die betrekking hadden op de droge bodem heeft het signaal geleid tot een interventie door de VROM-Inspectie in de vorm van een aanzegging tot dwangsom of waarschuwingsbrief.

Ketentoezicht/interventieteams

De eerste ervaringen opgedaan met ketentoezicht in vier provincies zijn positief. In de provincies zijn pilots uitgevoerd met breed samengestelde interventieteams. Deze bestonden uit de VROM-Inspectie, de provincie, de gemeente, Rijkswaterstaat en het Regionaal Milieuteam van de politie. Er is daarbij onderzoek gedaan naar schakels in de bodemketen waarvan het vermoeden bestond dat deze niet conform de bodemregelgeving werkten. Dit onderzoek van deze interventieteams heeft geleid tot een aantal zware sanctiemaatregelen. In 2008 is de erkenning van twee bedrijven tijdelijk geschorst. Er lopen enkele procedures waarbij schorsingen van bodemintermediairs worden voorbereid.

Met deze pilots is een goede start gemaakt met het ketentoezicht en het daarbij behorende instrumentarium.

Strafrechtelijke onderzoeken

In 2008 zijn door de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst (VROM-IOD) twee strafrechtelijke onderzoeken gestart. Deze hebben geleid tot het intrekken van de erkenning; strafrechterlijke vervolging is ingezet.

Onderzoeken en rapportages door de betrokken inspecties

De VROM-Inspectie heeft een handhavingsactie Kwalibo uitgevoerd. Uit het onderzoek bij bodemsaneringslocaties blijkt dat het overgrote deel van de onderzochte aannemers en milieukundig begeleiders beschikt over een erkenning.

De rapporten zijn te vinden op www.vrominspectie.nl en www.ivw.nl.

In de regelgeving is de waterkwaliteitsbeheerder aangewezen om toezicht te houden op de certificerings- en erkenningssystematiek voor waterbodems. Uit onderzoek van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) is gebleken dat deze instanties in 2008 de regelgeving onvoldoende uitvoerden. Daardoor is een goede werking van de certificering- en erkenningensystematiek niet gegarandeerd en zijn risico’s van oneerlijke concurrentie niet weggenomen. Bedrijven die niet zijn gecertificeerd of erkend zullen bij het ontbreken van het publieke toezicht niet worden aangesproken bij overtredingen van de regelgeving. Hierdoor blijven milieurisico’s bij het toepassen van verontreinigde grond bestaan. Uit ander onderzoek van de IVW is gebleken dat de rapportages over partijkeuringen grond en bagger in veel gevallen niet voldoen aan de gestelde eisen.

Toezicht en handhaving op decentraal niveau

Uit de monitoringrapportage 2008 is duidelijk dat in het toezicht en de handhaving bij gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders een aantal punten moet verbeteren. De specifieke punten zijn opgenomen in de bijlage. De decentrale overheden hebben een belangrijke rol bij het oppakken van deze punten. Dit wordt aan het einde van deze brief toegelicht.

Verbeteren kwaliteit en integriteit bodembeheer (Kwalibo)

Op het onderdeel kwaliteitsborging binnen het Besluit zoeken de betrokkenen op de markt (zowel overheden als bedrijfsleven) nog naar de juiste balans tussen kwaliteit en kosten. Uit de gegevens over het certificatietoezicht en het accreditatietoezicht blijkt dat bij dit toezicht een groot aantal afwijkingen wordt vastgesteld. Dit betekent enerzijds dat vanuit certificatie en accreditatie corrigerend wordt opgetreden. Het betekent ook dat toezicht en handhaving nodig is om tot een adequate uitvoering van het beleid met betrekking tot bodembeheer en bodembescherming te komen. In 2008 is in vier gevallen de erkenning van een bedrijf tijdelijk geschorst naar aanleiding van onjuist handelen van bedrijven. Certificatie en accreditatie enerzijds en handhaving anderzijds trekken daarbij indien mogelijk dezelfde lijn en versterken elkaar. Handhaving tegen onjuist handelen blijkt nodig en effectief. De naleving door het bedrijfsleven van de administratieve bepalingen van het kwalibo-systeem blijkt voldoende. Het kennisen uitvoeringsniveau van decentrale overheden met betrekking tot de kwalibo-regelgeving is echter nog onvoldoende.

Zelfregulerend effect

Goede handhaving levert een bijdrage aan de zelfregulering van de sector. Het strafrechterlijke onderzoek naar het frauderende bodemadviesbureau had een aantal kwaliteitsverhogende maatregelen tot gevolg.

Deze spontane reacties van marktpartijen op dit ernstige geval van fraude geven mij het vertrouwen dat de marktpartijen in de bodemsector alert zijn om lering te trekken uit resultaten van handhaving en dat het systeem van zelfregulering effectief is.

Verbetering toezicht en handhaving Besluit bodemkwaliteit

Mijn ambitie is om de handhaving en daarmee de kwaliteit van de uitvoering van het beleid verder te verbeteren. Daarom is samen met de betrokken partijen een actieplan gemaakt. Het is met name aan de decentrale overheden om het niveau van toezicht en handhaving de komende periode te verbeteren. Ik zal de decentrale overheden daarbij stimuleren en faciliteren. Kortweg gaat het actieplan in op 3 belangrijke onderdelen:

– Verbeteren van de handhavingsstructuur bij bevoegde overheden

– Verbeteren van de uitvoering van de handhaving

– Opleiding en communicatie

Ik richt me daarbij op het inzichtelijk en transparant maken van de mogelijkheden om de uitvoering verder te versterken en het stimuleren van regionale samenwerking. Ik vind nadrukkelijk dat de eigen verantwoordelijkheid van de decentrale rol hierbij het voortouw moet hebben. Het actieplan is te downloaden vanaf www.bodemplus.nl.

Daarnaast ben ik van plan medio 2010 te komen tot een intentieverklaring met de andere overheden waarin afspraken worden gemaakt voor een «Landelijke impuls ketenhandhaving bodem».

2. Meldingsplicht voor schone grond

In het Algemeen Overleg van 8 oktober 2008 heb ik toegezegd de Tweede Kamer te informeren over een plan van aanpak voor de meldingsplicht van schone grond en baggerspecie.

De vigerende regeling van de meldingsplicht voor schone grond en baggerspecie

In beginsel dient het voornemen tot het toepassen van grond en baggerspecie op grond van het Besluit bodemkwaliteit (hierna: Besluit) te worden gemeld. De toepassing van schone grond en baggerspecie in een omvang van minder dan 50m3 is vrijgesteld van de meldingsplicht.

Voor de toepassing van schone grond en schone baggerspecie in een omvang van ten minste 50m3 geldt een beperkte meldingsplicht. Voor dergelijke toepassingen is het voldoende dat de toepasser eenmalig de toepassingslocatie meldt. Een beperkte meldingsplicht is noodzakelijk uit oogpunt van de handhaving van het Besluit. De melding dient voor het bevoegd gezag en de inspecties als instrument om grondstromen te kunnen traceren.

Plan van aanpak voor de meldingsplicht voor schone grond en baggerspecie

Na enige praktijkervaring kom ik tot de conclusie dat de geschetste noodzaak niet langer aanwezig is voor zand uit wingebieden dat als oppervlaktedelfstof wordt gewonnen en als product wordt afgezet1. Een vrijstelling van deze meldingsplicht acht ik gerechtvaardigd, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, bijvoorbeeld winning volgens een zogenaamde beoordelingsrichtlijn (BRL) en het afzetten als product met een erkende kwaliteitsverklaring.

In nauw overleg met de inspectie en de branche stel ik voor de toepassing van zand uit wingebieden dat als oppervlaktedelfstof wordt gewonnen en als product wordt afgezet onder voorwaarden vrij te stellen van de meldingsplicht.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

In mijn brief van 17 juni 2008 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2008/09, 30 015, nr. 25) heb ik aangegeven dat onder grond en baggerspecie niet alleen het hergebruik van grond en baggerspecie wordt begrepen, maar ook zand dat afkomstig is van wingebieden en als product wordt afgezet.

Naar boven