30 010 Gedetineerdenbegeleiding buitenland

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 augustus 2016

Hierbij ontvangt u de zesde jaarlijkse rapportage over Nederlandse gedetineerden in het buitenland, conform de motie Pechtold Kamerstuk 32 500 V, nr. 137.

De peildatum voor deze rapportage is vastgesteld op 1 april 2016.

De vorige rapportage ging u toe op 8 juni 2015, Kamerstuk 30 010, nr. 23.

In de bijlagen treft u een overzicht aan van het totaal aantal Nederlandse gedetineerden in het buitenland met 1 april 2016 als peildatum van het desbetreffende jaar en een overzicht van het totaal aantal Nederlandse gedetineerden per land op 1 april 20161.

Daarnaast wordt in deze brief ook ingegaan op een inventarisatie die door BZ is verricht begin 2016 over de uitvoerbaarheid en de resultaten van het nieuwe gedetineerdenbeleid per 1 januari 2015.

Aantallen Nederlandse gedetineerden in het buitenland

Op de peildatum verbleven 2033 Nederlanders en niet-Nederlanders die in aanmerking komen voor consulaire bijstand (personen met een vreemdelingenstatus of verblijfsvergunning voor Nederland) in detentie in het buitenland. Van deze 2033 gedetineerden is 213 vrouw en 1820 man.

Van de 2033 gedetineerden hadden er 407 naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit.

Het merendeel van de gedetineerden (1322) verblijft in Europa, waarvan 460 in Duitsland, 179 in het Verenigd Koninkrijk, 205 in Spanje, 163 in Frankrijk en 105 in België. Daarnaast verblijven relatief veel gedetineerden in Turkije (93), de Verenigde Staten (69), Peru (64) en Marokko (33). Van de 2033 Nederlandse gedetineerden bevonden er zich op de peildatum 332 in voorarrest, 34 waren op borgtocht vrij, 5 hadden huisarrest en 47 waren voorwaardelijk vrij.

Ten opzichte van 2011 is er een afname van het aantal Nederlandse gedetineerden in het buitenland geconstateerd van ca. 10%. De redenen van deze forse daling zijn nog niet vastgesteld. Dit zal de komende tijd nader worden onderzocht.

Gronden van detentie

57% van de Nederlandse gedetineerden zit vast vanwege een drugsdelict. De overige 43% is gearresteerd om verschillende redenen, waaronder diefstal, moord, geweldpleging, mensenhandel, zedendelicten en oplichting.

Inventarisatie nieuw gedetineerdenbeleid per 1 januari 2015

Op 1 januari 2015 is het nieuwe gedetineerdenbeleid in werking getreden (zie brief 10 oktober 2014, Kamerstuk 30 010, nr. 21). Het nieuwe beleid is geen bezuinigingsoperatie. Het budget voor de gedetineerdenbegeleiding dat in de memorie van toelichting is opgenomen blijft de komende jaren in beginsel gelijk. Aan de andere kant is er sprake van een krimpend postennet en dus een verminderde personele capaciteit om het gedetineerdenbeleid uit te voeren.

Het nieuwe gedetineerdenbeleid beoogt de middelen en instrumenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zo doelmatig mogelijk in te zetten. Het nieuwe beleid voorziet in meer maatwerk, zodat de bijstand kan worden gericht op de gedetineerde die hulp echt nodig heeft. Een lijst van landen werd geintroduceerd waar de autoriteiten zich hebben gecommitteerd aan een humaan en menswaardig gevangenisbeleid en waar sprake is van behoorlijke detentie-omstandigheden in internationaal perspectief. In die landen is de uniforme bezoeknorm (van voorheen twee maal per jaar) aan gedetineerden losgelaten. In deze landen bieden ambassades sinds 2015 een basispakket aan. Daarentegen ging ten aanzien van de de landen die niet op de lijst staan (de zogenaamde «zorglanden») een flexibele bezoekfrequentie van maximaal vier maal per jaar gelden, kwam er voor deze landen een ruimer medicijnenbudget beschikbaar en bleef de maandelijkse gift gehandhaafd.

In de landen die op de landenlijst staan (landen in Europa plus Australië, Nieuw-Zeeland, Japan, Singapore en Canada), is het uitgangspunt dat de lokale autoriteiten op adequate wijze zorgdragen voor het welzijn van alle gedetineerden en inspelen op de specifieke hulpvraag van deze gedetineerden, inclusief de Nederlandse gedetineerden. In deze landen verblijft ongeveer twee-derde van alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Consulaire medewerkers van Nederlandse ambassades gaan in deze landen standaard eenmaal per detentie op bezoek. Er is voor de Nederlandse posten minder gelegenheid om zelf op reguliere basis kwetsbare Nederlandse gedetineerden te monitoren. In de meeste van deze landen (nu 34 van de 40 landen) zijn de vrijwilligers van Reclassering Nederland (RN) actief. Zij zijn naast de lokale autoriteiten een extra bron van informatie voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken waar het gaat om het identificeren van kwetsbare gedetineerden. De komende tijd zal dit netwerk van vrijwilligers in overleg met RN en de ambassades verder worden uitgebreid.

In de landen die niet op de landenlijst staan, is het uitgangspunt dat de detentie-omstandigheden altijd een aanvullende inzet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verlangen, gericht op het welzijn van de Nederlandse gedetineerden. De begeleiding door ambassademedewerkers is grotendeels gelijk gebleven, met uitzondering van het loslaten van de bezoeknorm van minimaal twee keer per jaar. De nieuwe bezoeknorm is in het nieuwe beleid echter vastgesteld op maximaal vier maal per jaar. Daarnaast geldt dat Reclassering Nederland in opdracht van het ministerie extra maatschappelijke en sociale zorgactiviteiten heeft ontwikkeld die in deze landen via een lokaal netwerk worden ingezet.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2016 in samenwerking met PrisonWatch een inventarisatie van het nieuwe gedetineerdenbeleid uitgevoerd. De doelstelling hiervan was een eerste toets van de uitvoerbaarheid en een beeld te krijgen van de resultaten van het gewijzigde gedetineerdenbeleid.

Hierbij werd bekeken in welke mate het nieuwe gedetineerdenbeleid al tot het gewenste resultaat (meer maatwerk, gericht op de gedetineerde die hulp echt nodig heeft) heeft geleid.

De belangrijkste aanbevelingen uit de inventarisatie van PrisonWatch:

  • Zorg ervoor dat de kwetsbare gedetineerden in landen die op de zogenaamde landenlijst staan in beeld zijn bij het ministerie en dat deze, indien nodig, op maat gesneden zorg ontvangen;

  • Onderzoek of ad hoc bezoeken in het kader van «een bezoek per detentie» efficiënter is qua inzet van middelen en mensen dan een periodiek gepland bezoek;

  • Stimuleer dat posten (eventueel in samenwerking met andere landen) bij knelpunten, zoals inhumane detentiesituaties, geen fair trial de autoriteiten wijzen op hun verantwoordelijkheden en internationale verplichtingen;

  • Bied zorg activiteiten met een overwegend resocialisatie-karakter aan alle gedetineerden aan en niet alleen aan de gedetineerden in landen die geïdentificeerd zijn voor extra zorg;

  • Verken mogelijkheden om meer gedetineerden toegang te geven tot onafhankelijk juridisch advies;

  • Digitaliseer het tijdschrift «Comeback» voor gedetineerden die toegang tot internet en email hebben;

  • Borg kennis en ervaring van consulaire medewerkers die gedetineerden begeleiden en zorg ervoor dat deze op peil blijven.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat positief tegenover deze aanbevelingen. Ze zullen de komende periode worden uitgewerkt. Daarbij zal zowel worden gekeken naar het verwachte kwalitatieve effect op de gedetineerdenbegeleiding als naar de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen. Het aanspreken van de lokale autoriteiten op hun verantwoordelijkheden voor de Nederlandse gedetineerden blijft leidend. Tot slot zullen mogelijkheden worden verkend om in landen op de landenlijst de monitoring van kwetsbare gedetineerden te versterken, in beginsel via en door de lokale autoriteiten of door samenwerking met eerdergenoemde lokale vrijwilligers. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal dit jaar geen wijzigingen aanbrengen in de landenlijst.

De volgende (zevende rapportage) ontvangt u medio 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven