29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 866 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2019

In reactie op uw verzoeken van 3 juli en 11 september jl. informeer ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Financiën, uw Kamer met deze brief over de voortgang van de onderhandelingen tussen Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk en Nederland ten aanzien van de realisatie van de directe Eurostar treinverbinding tussen Amsterdam en Londen. Daarnaast is er in de Kamerbrief Internationaal personenvervoer per spoor1 een laatste stand van zaken toegezegd voor het AO Spoor van 25 september a.s. door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Met deze brief wordt deze toezegging ook nagekomen.

Stand van zaken verdragsonderhandelingen

In de brieven aan uw Kamer over de stand van zaken2 en over de Letter of Intent van 24 augustus 20183 is aangegeven dat de vier landen zich ervoor inzetten om zo snel mogelijk de benodigde verdragen tot stand te brengen, teneinde in 2020 een directe verbinding te kunnen realiseren. In de afgelopen periode is grote voortgang geboekt in de totstandkoming van zowel het bilaterale verdrag met het Verenigd Koninkrijk als het vierlandenverdrag inzake grenscontroles. Over één belangrijk onderwerp zijn de onderhandelingen nog niet afgerond. Dit betreft de bevoegdheden van buitenlandse grenswachters op het grondgebied van een andere staat, c.q. op de stations. Het gaat dan specifiek om de bevoegdheden om te kunnen arresteren, detineren en zelfs meevoeren van personen door buitenlandse grenswachters naar hun eigen grondgebied.

Op basis van het huidige Tripartite verdrag tussen Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk uit 1993 zijn buitenlandse ambtenaren in de controlezone in een ander land bevoegd om personen aan te houden, te detineren en mee te voeren naar hun eigen grondgebied. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke bevoegdheden. Op basis van de Nederlandse wetgeving zijn buitenlandse ambtenaren in Nederland niet bevoegd om personen aan te houden. Dat is alleen anders bij ontdekking op heterdaad van een (naar Nederlands recht) strafbaar feit en indien de buitenlandse ambtenaar een verdachte achtervolgt en daarbij de Nederlandse grens passeert. Hiervoor is dan wel een verdragsregeling vereist en de ambtenaar moet de verdachte na aanhouding overdragen aan een Nederlandse opsporingsambtenaar. In geval van overbrenging van een persoon uit Nederland naar een ander land in verband met de verdenking van een strafbaar feit gelden de waarborgen en procedures van de Uitleveringswet en de Overleveringswet (binnen de EU).

Buitenlandse ambtenaren zijn in Nederland niet bevoegd om personen (verdachten) mee te nemen naar het buitenland. Als ze dat toch doen, is sprake van ernstige misdrijven (wederrechtelijke vrijheidsberoving en mogelijk mensenhandel). Het is in dit licht voor Nederland niet aanvaardbaar dat buitenlandse grenswachters op Nederlands grondgebied personen kunnen detineren en meenemen naar hun eigen grondgebied.

Gelet op het standpunt van de andere partijen bij het huidige Tripartite verdrag om zo veel mogelijk aan de bestaande regelingen en werkwijzen ten aanzien van de zogenaamde juxtaposed controls vast te houden, met inbegrip van bestaande afspraken over bevoegdheden van buitenlandse ambtenaren op het grondgebied van de verdragspartijen, heeft Nederland een compromisvoorstel gedaan om daarmee de gewenste spoedige afronding van de onderhandelingen te realiseren. Dit voorstel behelst buitenlandse grenswachters de bevoegdheid te geven om bij grenscontroles in de controle zone in een ander land personen te kunnen aanhouden in geval van ontdekking van een strafbaar feit of in geval dat wordt vastgesteld dat betrokkene gesignaleerd staat ter fine van uitlevering of overlevering. De aangehouden persoon dient vervolgens zo spoedig mogelijk te worden overgedragen aan de bevoegde nationale autoriteiten.

Het voorstel zou voor de Nederlandse situatie inhouden dat Britse grenswachters in zeer specifieke situaties beperkte strafrechtelijke bevoegdheden zouden kunnen krijgen. Voor de uitvoering van de voorgestelde verdragsregeling in Nederland is een wijziging van het Wetboek van Strafvordering noodzakelijk om in uitzonderlijke gevallen, zoals in dit geval de realisatie van een directe treinverbinding in Europa tussen Amsterdam en Londen, dergelijke beperkte bevoegdheden toe te kunnen kennen. Gelet op de wens van uw Kamer de directe verbinding zo snel mogelijk te realiseren acht de regering dit compromisvoorstel en daarmee verband houdende voorziening in het Wetboek van Strafvordering opportuun. In die afweging is mede betrokken dat er tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk al jaren een nauwe samenwerkingsrelatie op het terrein van justitie en veiligheid bestaat verankerd in bilaterale en multilaterale (Europese) afspraken. De uitgangspunten van dit compromisvoorstel zijn op dit moment onderwerp van bespreking met de andere drie landen. De gemeenschappelijke inzet is om in oktober en marge van de JBZ-Raad politieke overeenstemming te bereiken over de tekst van het vierlanden- en bilaterale verdrag van het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Beveiligingsverdrag

Voor wat het beveiligingsverdrag betreft, waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk is, wordt de laatste hand aan de slotbepalingen gelegd. De betrokken partijen willen dit verdrag graag afronden en tekenen. Het moment van ondertekening is afhankelijk van het vierlandenverdrag over grenscontroles waar het beveiligingsverdrag mee samenhangt.

Voorlopige toepassing van de verdragen

Mede naar aanleiding van de motie Ziengs en Kröger4 heeft Nederland met de overige landen de vraag onderzocht of het mogelijk is om de verdragen, in afwachting van de uiteindelijke inwerkingtreding, voorlopig toe te passen. Het is daarbij gebleken dat het niet voor alle verdragspartijen mogelijk is om het vierlandenverdrag voorlopig toe te passen en Nederland heeft daarom voorgesteld om het vierlandenverdrag eenzijdig voorlopig toe te passen, met dien verstande dat de bepalingen van het verdrag die de hierboven besproken uitvoeringswetgeving veronderstellen, van de eenzijdige voorlopige toepassing zullen worden uitgesloten. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de verdragspartijen en marge van de hierboven genoemde JBZ-raad van begin oktober ook definitieve overeenstemming over dit voorstel bereiken. In het verlengde daarvan wordt dan tegelijkertijd de definitieve overeenstemming verwacht tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland over de wederzijdse voorlopige toepassing van het door hen te sluiten bilaterale verdrag. Ten aanzien van het beveiligingsverdrag, waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk is, is tussen de verdragspartijen reeds overeenstemming bereikt over het feit dat dit verdrag voorlopig zal worden toegepast door Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk.

Douanecontroles

Zoals aangegeven in de brief van 16 november 2018 leidt Brexit er toe dat voor goederen die vervoerd worden met de Eurostar, zoals reizigersbagage, douaneformaliteiten vervuld moeten gaan worden. Dit betekent dat in aanvulling op de grens- en beveiligingscontroles, ook douanecontroles moeten gaan plaatsvinden. Het vraagstuk van de douaneformaliteiten (en toezicht) is nog niet aan de orde wanneer met het Brexit uittredingsakkoord wordt ingestemd en er een transitieperiode tot eind 2020 geldt. Wanneer er echter sprake is van een «no deal» Brexit, spelen de douaneformaliteiten en toezicht al een rol bij de start van de directe verbinding.

Eerder is aan uw Kamer gemeld dat douanetoezicht volgens de Europese douanewetgeving plaatsvindt op het eerste station waar de Eurostar stopt op het grondgebied van de EU of op het laatste station waar de Eurostar stopt voor het de EU verlaat. Nederland is niet het eerste land waar de Eurostar de EU binnenkomt of het laatste land waar de Eurostar de EU uitgaat. Frankrijk en België zijn om die reden verantwoordelijk voor het toezicht op de douaneformaliteiten, ook bij een directe verbinding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Of zij daarvoor nadere afspraken overwegen met het Verenigd Koninkrijk (waarbij dan ook de Europese Commissie zal moeten worden betrokken vanwege de exclusieve bevoegdheid van de EU op douanegebied) is nog niet bekend. Nederland heeft geen formele rol bij de wijze waarop de autoriteiten in Frankrijk en België het douanetoezicht vorm gaan geven, niet bij de huidige en ook niet bij de directe verbinding. Niettemin dringt Nederland er bij alle betrokken partijen op aan dat het douanetoezicht bij een no-deal Brexit geen afbreuk doet aan de directe verbinding Nederland-Londen zodat de reiziger zo min mogelijk hinder ondervindt.

Conclusie

Alle betrokken partners in Nederland hebben veel inspanningen verricht voor de realisatie van de directe verbinding per dienstregeling 2020, ook in nauwe en constructieve samenwerking met de andere landen. In de komende periode zullen wij ons blijven inzetten om deze ambitie te realiseren. De realisatie van de directe verbinding ligt niet alleen bij Nederlandse overheid maar deze is ook afhankelijk van andere partijen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 29 984, nr. 854

X Noot
2

Kamerstuk 29 984, nr. 811; Kamerstuk 29 984, nr. 854.

X Noot
3

Kamerstuk 29 984, nr. 788.

X Noot
4

Kamerstuk 29 984, nr. 776

Naar boven