29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 419 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2023

De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit staat al jaren. En is in die jaren ook steeds bijgesteld. Dat moet ook wel, want georganiseerde criminaliteit verandert ook. Om een aanpak daarvan adequaat te houden en op een goede wijze bij te stellen, is het niet alleen nodig om te weten waar je naartoe wilt, maar ook waar je nu staat. Dat is de directe aanleiding voor het opnieuw laten uitvoeren van de monitor bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit: duidelijkheid verschaffen in de stand van zaken van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. De recent aan uw Kamer verzonden Halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit laat zien waar de brede aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit nu staat.1 Deze monitor ziet specifiek op de gemeentelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Bij brief van 19 december jl. informeerde ik uw Kamer over het eindrapport «Monitor bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit – de stand van zaken in 2022».2 Daarbij gaf ik aan in het voorjaar van 2023 inhoudelijk te zullen reageren op de conclusies van het onderzoek. Bij dezen doe ik mijn toezegging gestand en zend ik u de beleidsreactie toe.

Het opstellen van deze beleidsreactie vond plaats met inbreng van en na bespreking van de uitkomsten van de monitor in het Strategisch Beraad Veiligheid3 en op ambtelijk niveau met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Nederlands Genootschap van burgemeesters, de G4, de bureaus van de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) en in het overleg van de G40/VNG veiligheid. Hen ben ik allen zeer erkentelijk voor de gedeelde visies, knelpunten en behoeften.

Aanleiding

De invulling van de bestuurlijke aanpak en de inrichting van de RIEC’s zijn in 2009 met een nulmeting onderzocht. Vervolgens zijn in 2012 en 2016 herhalingsmetingen uitgevoerd naar de invulling van de bestuurlijke aanpak. Deze zien op het bewustzijn van gemeenten over (de aanwezigheid van) georganiseerde criminaliteit, de gemeentelijke organisatie, samenwerking in de aanpak met partners, de diverse instrumenten en de inzet daarvan en de verwachte effectiviteit van de aanpak. Daarnaast is ingegaan op de RIEC’s en het beeld dat gemeenten daarvan hebben.

De monitor bestuurlijke aanpak heeft een relatie met het recent opgeleverde onderzoek «Koers bepalen, waar uw Kamer recent de beleidsreactie op heeft ontvangen. Over de lessen van de versterking aanpak georganiseerde drugscriminaliteit» (Koers bepalen).4 Beide rapporten zien op de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Koers bepalen richt zich op de versterking van de regionale aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. De beleidsreactie daarop is recent aan uw Kamer verzonden bij de Halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

(Uitkomsten van) het onderzoek

Als afbakening van het onderzoek vermelden de onderzoekers: «Het onderzoek richt zich op de gemeentelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. De aanpak door andere instanties (zoals politie, bijzondere opsporingsdiensten, Belastingdienst en andere bestuursorganen zoals de provincie) valt buiten de reikwijdte van het onderzoek. De samenwerking (in RIEC-verband) van gemeenten met deze organisaties is wel onderdeel van dit onderzoek.»5

De centrale onderzoeksvraag in de monitor luidt:

  • «Wat is in 2022 de stand van zaken in de bestuurlijke aanpak6 van georganiseerde criminaliteit, wat zijn de ontwikkelingen daarin sinds 2016 en welke factoren verklaren eventuele verschillen?»7

Bevindingen8

Ten opzichte van de monitor uit 2016 hebben meer respondenten een beeld van de omvang van diverse vormen van georganiseerde criminaliteit in hun gemeente. Het hoge(re) bewustzijn is ambtelijk vooral aanwezig bij de afdelingen openbare orde en veiligheid en op bestuurlijk niveau bij de burgemeester.

Vrijwel alle gemeentelijke respondenten vinden dat de gemeente een rol heeft in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Deze rolopvatting is sinds 2016 wat actiever geworden. Hierbij komt naar voren dat veel geïnterviewden de rol voor gemeenten steeds groter zien worden en een verschuiving signaleren van strafrecht naar bestuursrecht. Sinds de laatste monitor van 2016 is een duidelijke toename te zien in beleid voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Gemiddeld per gemeente is de capaciteit voor de bestuurlijke aanpak van ondermijning meer dan verdubbeld. Desondanks komt uit het onderzoek naar voren dat gemeenten een krapte in capaciteit ervaren. Dit is onder meer te verklaren door het beroep dat in allerhande crises (COVID-19, opvang Oekraïense vluchtelingen) wordt gedaan op de afdelingen openbare orde en veiligheid. Ook wordt hierbij aangegeven dat versterkingsgelden voor de aanpak van ondermijning aan organisaties als het Openbaar Ministerie (OM), politie en RIEC’s worden verstrekt en niet aan gemeenten. In meer dan de helft van de gemeenten vindt periodiek overleg plaats tussen meerdere afdelingen voor de bespreking van signalen die kunnen duiden op ondermijning. Veel gemeenten werken samen met andere gemeenten, politie en partners in RIEC-verband. De samenwerking tussen gemeenten is sterk toegenomen sinds de laatste monitor, zowel beleidsmatig als uitvoerend.

Gemeenten zijn over het algemeen tevreden over de samenwerking met andere gemeenten, politie, het RIEC, omgevingsdiensten, woningcorporaties en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Wel geven meerdere geïnterviewden aan een terugtrekkende beweging van de politie te zien, die zij betreuren. In de monitor komt naar voren dat respondenten van mening zijn dat een gebrek aan capaciteit bij bijvoorbeeld politie, OM en de Belastingdienst een effectieve samenwerking in de weg staat, wat tot een lastenverzwaring bij gemeenten leidt.

De meest ingezette instrumenten zijn de Bibob-toets, het sluiten van panden, handhavend optreden en inzet van preventieve maatregelen. Het bestuurlijk afpakken wordt als een van de meeste effectieve instrumenten beschouwd. Dit wordt echter weinig toegepast. Zowel de integrale gebiedsgerichte aanpak als de inzet van het sociaal instrumentarium worden als (redelijk) effectief beschouwd. Dit draagt volgens de onderzoekers bij «aan de erkenning dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit sterk verbonden is met andere thema’s die zich afspelen in een wijk, zoals wonen, leefomgeving, welzijn, zorg en hulpverlening.»9 Hierbij overwegen de onderzoekers: «Het roept de vraag op of georganiseerde criminaliteit niet meer in zijn «context» moet worden gezien, waarbij wordt ingezet op leefbaarheid en welzijn van inwoners.»10 Uit de monitor blijkt dat een meerderheid van de respondenten een verbetering in de aanpak ziet in het voorkomen van onbedoeld faciliteren van criminelen en het tegengaan van de ondermijning van de samenleving. De bestuurlijke bevoegdheden volstaan volgens bijna alle gesprekspartners om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken.

De wijze waarop de RIEC’s diverse rollen invullen wordt sinds de vorige monitor meer gewaardeerd door gemeentelijke respondenten, met name als het gaat over de ontwikkeling van instrumenten die gemeenten kunnen gebruiken.

Conclusies

De onderzoekers komen tot de volgende zeven hoofdconclusies:

  • 1. «Het bewustzijn van gemeenten van de aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit is verder versterkt, maar nog niet organisatiebreed aanwezig.

  • 2. De bestuurlijke en organisatorische verankering is verstevigd, maar de kwaliteit en continuïteit van de lokale organisatie blijft kwetsbaar.

  • 3. De samenwerking in RIEC-verband is geprofessionaliseerd en zeer divers.

  • 4. De informatiepositie van gemeenten is de achilleshiel bij de doorontwikkeling van de bestuurlijke aanpak.

  • 5. Er is een kentering te zien in de aanpak van zaakgericht naar preventie.

  • 6. De heroriëntatie op de bestuurlijke aanpak vraagt ook om een heroriëntatie van het strafrecht en het Rijk.

  • 7. Er is een aanscherping nodig van de beleidstheorie achter de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.»11

Beleidsreactie

Het is positief dat uit de monitor blijkt dat de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit stevig staat en de bestuurlijke bevoegdheden volgens bijna alle gesprekspartners volstaan om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Natuurlijk blijft de georganiseerde criminaliteit vragen om een bestuurlijke aanpak als onderdeel van de integrale aanpak. In deze beleidsreactie ga ik in op de zeven conclusies, waarbij ik tevens refereer aan de integrale tekst van de monitor.

Bewustzijn

Ik ben blij dat het bewustzijn van gemeenten ten aanzien van de aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit verder versterkt is. Daar is de afgelopen jaren veel in geïnvesteerd. Het is zaak dit bewustzijn breder in de organisatie aanwezig te krijgen. Dat is een uitdaging waar gemeenten voor staan, en waar de RIEC-bureaus een ondersteunende rol in spelen. Het is, zoals in de zesde conclusie naar voren komt, ook een uitdaging op rijksniveau om de aanpak van georganiseerde criminaliteit breder vorm te geven. Ik verwijs u hierbij naar de halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Verankering

Het is een positieve ontwikkeling dat het niet bij bewustwording blijft, maar dat de bestuurlijke en organisatorische verankering van de aanpak van georganiseerde criminaliteit is verstevigd. Ik ben blij dat dit zich niet alleen vertaalt in opgestelde of aangepaste beleidsregels of Algemene plaatselijke verordeningen, maar ook in het aantal fte voor openbare orde en veiligheid. Tegelijkertijd blijkt uit de monitor dat het – zeker voor kleine gemeenten – lastig blijft om continuïteit en kwaliteit te borgen.12 Als één van de oorzaken hiervoor wordt aangedragen dat er onvoldoende kritieke massa is om alle rollen en de daarvoor benodigde expertise te kunnen realiseren. Dat signaal herken ik. Ik hecht er waarde aan te vermelden dat ik hierover in gesprek ben met gemeenten en de VNG en verken hoe we pogingen om aan dit knelpunt tegemoet te komen kunnen ondersteunen en stimuleren, zonder dat we daarbij afbreuk doen aan de lokale autonomie. Ook de RIEC-bureaus spelen een rol hierin en experimenteren bijvoorbeeld met detachering van personeel bij kleine gemeenten.

Samenwerkingsverbanden

Het onderzoek gaat in het kader van de bestuurlijke aanpak nadrukkelijk in op het RIEC-samenwerkingsverband. De constatering dat versterkingsgelden voor de aanpak van ondermijning aan organisaties als het OM, politie en de RIEC-bureaus en niet aan gemeenten zouden zijn verstrekt13, wordt niet geheel herkend. De versterkingsgelden zijn verstrekt aan de RIEC’s en niet aan OM en politie. De RIEC’s verstrekken het geld ook aan partners op basis van een versterkingsplan voor drie jaar. Dat is opgesteld door de partners in de Stuurgroepen RIEC, waaronder de gemeenten. In de versterkingsplannen van 2022–2024 wordt naast capaciteit bij politie, OM of Belastingdienst, daarom binnen een RIEC capaciteit gemaakt om gemeenten te ondersteunen. Dit is op andere plaatsen in de monitor gelukkig ook terug te lezen.14 Waarschijnlijk wordt er gedoeld op andere middelen die in het kader van de aanpak van ondermijning zijn verstrekt, ook aan politie en OM. Dat dit ook belangrijk is, wordt juist ondersteund door de constatering van de onderzoekers dat gemeenten zich beklagen over een terugtrekkende politie en een gebrek aan capaciteit bij partners als politie en OM, wat een effectieve integrale aanpak in de weg staat.15 Als die partijen beter geëquipeerd zijn om hun rol in de aanpak van georganiseerde criminaliteit stevig invulling te geven, heeft ook een gemeente daar immers baat bij in de samenwerking.

Verder wordt door de onderzoekers opgemerkt dat criteria voor wat een gemeente minimaal in huis zou moeten hebben voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit ontbreken, waarbij wordt aangestipt dat dat op lokaal niveau zou kunnen helpen te bepalen wat effectief minimaal nodig is.16 Het is echter niet aan mij om over gemeenten te oordelen, de burgemeester en eventueel verantwoordelijke wethouder leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Wel kan het helpen om het gesprek hierover op lokaal niveau meer gericht te voeren. Graag wijs ik hierbij nogmaals op de belangrijke ondersteunende rol die het CCV in het algemeen ten aanzien van veiligheid vervult voor gemeenten. Het CCV voorziet hierin in een kennisbehoefte. In de loop der jaren is daarin al veel opgebouwd. Ook vanuit de VNG is voorzien in een concrete ondersteuning voor gemeenten.17

Het RIEC/LIEC-bestel als geheel heeft een belangrijke functie in de aanpak. De afgelopen periode heb ik de financiering voor de RIEC-bureaus structureel verhoogd. Daarmee kan de belangrijke functie voor de RIEC’s worden bestendigd. De toegenomen structurele financiering en de daardoor mogelijk geworden toegenomen werkzaamheden van de RIEC’s en het LIEC vragen wel om verdere optimalisatie in een steeds complexer geworden speelveld. Ik zet daar op in door samen met de partners in het bestel via de (regionale) stuurgroep(en) in gesprek te treden over de mogelijkheden hiertoe. Zo zie ik bijvoorbeeld kansen in het beter in balans brengen van regionaal maatwerk (het «wat») en geprofessionaliseerde en meer gestandaardiseerde werkprocessen en bedrijfsvoering (het «hoe»). Verschillende rapporten zoals de evaluatie Koers bepalen evenals de monitor Bestuurlijke Aanpak geven hiervoor goede handvatten.

Een belangrijk onderdeel van de bestuurlijke aanpak zijn ook de regionaal georganiseerde Zorg- en Veiligheidshuizen. Deze komen niet terug in de Monitor bestuurlijke aanpak, maar noem ik hier graag ook voor de volledigheid. In de Zorg- en Veiligheidshuizen wordt op zorgvuldige en gestructureerde wijze regie gevoerd op personen met complexe problematiek, en worden personen met een hoog veiligheidsrisico vaak in combinatie met justitiële, sociale en/of zorg problematiek, besproken. Met een dadergerichte (top-X) aanpak wordt ingezet om doorgroei naar een zwaarder crimineel segment tegen te houden en te leren hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen. Daar waar er toezicht is en gedragsbeïnvloeding niet (meer) werkt, wordt ingezet op repressie en controle door middel van het daadkrachtig reageren op overtredingen.

Informatiepositie

Een adequate informatiepositie binnen een gemeente en tussen gemeenten en andere partners op het gebied van de aanpak van georganiseerde criminaliteit is voor een effectieve bestuurlijke aanpak van belang. Dat dient uiteraard wel binnen de wettelijke kaders plaats te vinden. Daar waar de bestaande mogelijkheden tot informatie-uitwisseling nog niet optimaal worden benut zie ik het als een taak van mijn ministerie om daar een rol in te vervullen. Zo heeft mijn ministerie reeds in 2020 het Model privacy protocol voor binnengemeentelijke gegevensuitwisseling bij de bestrijding van ondermijning laten ontwikkelen. Recent is deze geactualiseerd en in november 2022 aan uw Kamer aangeboden.18 Met de Wet gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden19, die in de Eerste Kamer ter behandeling ligt, beoog ik ten aanzien van de RIEC-samenwerkingsverbanden en Zorg- en Veiligheidshuizen heldere wettelijke grondslagen te creëren voor uitwisseling van gegevens en gezamenlijke gegevensverwerking, met oog voor de waarborgen die de Algemene verordening gegevensbescherming stelt aan de bescherming van persoonsgegevens. Met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werk ik aan een handreiking voor gemeenten ten aanzien van online monitoring. Deze handreiking zal voor de zomer gereed zijn. Het CCV ondersteunt gemeenten bij vraagstukken ten aanzien van informatiedeling, evenals de RIEC-bureaus.

Met de motie van het lid Michon-Derkzen c.s. (VVD)20 wordt de regering verzocht te inventariseren welke knelpunten met betrekking tot gegevensdeling de partners in de aanpak van georganiseerde criminaliteit ervaren, zodat hiervoor oplossingen kunnen worden gezocht. Over de opvolging van deze motie is uw Kamer kort voor ontvangst van deze brief ingelicht in de halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Verschuiving naar preventie

De toegenomen aandacht voor preventie herken ik in de huidige aanpak. Voor een effectieve aanpak van (jeugd)criminaliteit gaan preventie en repressie hand in hand en is het voorkomen van jonge aanwas van groot belang. Het kabinet investeert in de meest kwetsbare wijken in Nederland in de domeinoverstijgende en gebiedsgerichte aanpak «Preventie met Gezag». Deze aanpak is gericht op kinderen en jongeren van 8 tot en met 27 jaar die risico lopen om in aanraking te komen met de ondermijnende criminaliteit of om daarin door te groeien. Enerzijds wordt deze jongeren een positief en aantrekkelijk toekomstperspectief geboden, zodat zij minder vatbaar worden voor de verlokkingen en uitbuiting door georganiseerde criminaliteit. Anderzijds versterkt de aanpak de justitiële functie in de wijk zodat ook duidelijke grenzen gesteld kunnen worden wanneer jongeren wel over de streep gaan, om zo erger te kunnen voorkomen.

Preventie met Gezag is gericht op verschillende niveaus van preventie. De doelgroep wordt weerbaar gemaakt tegen de criminaliteit, er wordt geïnvesteerd in vroegsignalering en voorkomen dat jongeren verder doorgroeien in de criminaliteit. Daarbij wordt ingezet op verschillende leefdomeinen zoals school, de straat, thuis en de digitale wereld, waarbij het verkleinen van de wetenschappelijk bekende risicofactoren (schulden, gebrekkige startkwalificatie) en het vergroten van beschermende factoren (werk of opleiding) tegen jeugdcriminaliteit de aandacht hebben. De basis van Preventie met Gezag is de succesvolle samenwerking tussen het zorg- en veiligheidsdomein. Voor de aanpak werkt mijn ministerie samen met gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, de Raad voor de Rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering en Jeugdreclasseringsorganisaties maar uiteraard ook met andere departementen.

Naast de inzet in het kader van Preventie met Gezag vindt er op diverse andere wijzen inzet plaats door Rijk en gemeenten in de preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit. Zo zijn er regionale programma’s (gefinancierd uit de regionale versterkingsgelden) bij de RIEC’s opgezet met als doel het samenbrengen van veiligheid, sociaal domein en onderwijs gericht op het voorkomen van jonge aanwas in de drugscriminaliteit zoals straatwaarde in Midden-Nederland en dealbreakers in de regio Den Haag. Maar denk ook aan publiek-private samenwerking tegen criminaliteit, bijvoorbeeld in de preventie van cybercrime, inzet op Veilig Ontwerp en Beheer, het versterken van de burgerparticipatie en de sociale cohesie in wijken en bijdragen aan innovatieve trajecten als City-deals.

Rolopvatting gemeenten, heroriëntatie relatie strafrecht en rol van het Rijk

De onderzoekers trekken de conclusie dat de rolopvatting van gemeenten in de aanpak van georganiseerde criminaliteit verschilt, mede afhankelijk van de visie van de burgemeester, doordat de reikwijdte van de functie niet (wettelijk) is vastgelegd. Dat leidt tot verschillen in de aanpak. Dat de invulling van deze functie en de rol op het terrein van criminaliteit verschilt per gemeente, lijkt mij onvermijdelijk en bij geval zelfs wenselijk. De problematiek in de ene gemeente verschilt immers sterk van de problematiek in de andere gemeente. De kaders voor de rol van de gemeente, zowel burgemeester als college van burgemeester en wethouders, zijn wettelijk gelukkig wel helder. Het gebruik van bestaande bestuurlijke instrumenten door de burgemeester, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde, of het college van burgemeester en wethouders, dat zich vanuit de open huishouding van het gemeentebestuur publieke belangen kan aantrekken die niet zijn voorbehouden aan een ander overheidsorgaan, vormen het formele kader voor de inzet van de gemeente in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. De Voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de rol van gemeenten in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning is hierin erg verhelderend.21 Mijn ambtsvoorganger reageerde daar mede namens zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op, waarmee werd aangesloten bij het advies.22

De strafrechtelijke aanpak van criminaliteit vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het OM. Bij deze aanpak moeten altijd prioriteiten worden gesteld. Deze prioriteiten zijn geen vast gegeven maar kunnen veranderen, mede afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen en de verandering van criminaliteit. In de lokale driehoeksoverleggen moet afstemming plaatsvinden tussen de preventieve aanpak en de strafrechtelijke aanpak. Het vaststellen van prioriteiten bij de strafrechtelijke aanpak is dus van veel verschillende ontwikkelingen, vaak met een lokale context, afhankelijk. Dit vergt niet een algemene heroriëntatie op het strafrecht, maar een concrete lokaal gerichte aanpak.

Als het gaat om de heroriëntatie van de rol van het Rijk, onderschrijf ik de door de onderzoekers genoemde noodzaak om ook andere ministeries dan het mijne in hun beleid te laten aanhaken. Dit is een gedeelde opvatting van diverse departementen. We werken met diverse ministeries onder meer samen in de Ministeriële Commissie Aanpak Ondermijning. Ook met het eerder beschreven programma Preventie met Gezag sluiten we aan bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid waar vanuit we zorgen dat in negentien gemeenten een integrale aanpak met regie en een solide basis wordt vormgegeven. Dit doen we samen met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat dit een beweging in de goede richting is, maar we niet klaar zijn.

Beleidstheorie

Ten behoeve van de monitor van 2012 is een beleidstheorie («het geheel aan causale, finale en normatieve uitgangspunten»23) achter de bestuurlijke aanpak gereconstrueerd. Het herzien van deze beleidstheorie, die volgens de onderzoekers aanscherping benodigd, lijkt mij een waardevol proces. Graag wil ik mij bezinnen op de wijze waarop dit proces wordt vormgegeven. In de voorgaande tekst ga ik al in op een groot deel van de concrete punten die daarbij worden aangereikt in de monitor.24

Afsluiting

Mijn dank gaat uit naar het WODC en de onderzoekers voor de monitor. Het geeft inzicht in de stand van zaken van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit en de ontwikkelingen daarin sinds 2016. Ik koester de prestaties die al zijn geleverd. Er is de afgelopen jaren veel in de bestuurlijke aanpak geïnvesteerd. Uiteraard blijft de georganiseerde criminaliteit vragen om een bestuurlijke aanpak, in samenwerking met alle relevante partners in de integrale aanpak. Het is van belang om de investering de komende jaren te laten renderen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 417.

X Noot
2

Kamerstuk 29 911, nr. 386.

X Noot
3

Het doel van het Strategisch Beraad Veiligheid (SBV) is om op bestuurlijk niveau op een strategische wijze van gedachten te wisselen en afspraken te maken over onderwerpen die raken aan de sociale en fysieke veiligheid. Deelnemers: Ministers van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voorzitter College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, voorzitter van de VNG, voorzitter van het Veiligheidsberaad, de commissie bestuur en veiligheid van de VNG en ambtelijke ondersteuning.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 29 911, nr. 387, item 2.

X Noot
5

Idem, p. 21.

X Noot
6

De onderzoekers hanteren de volgende definitie van bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit: «De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit is het geheel van maatregelen en inzet van instrumenten door gemeenten, gericht op het bestrijden, voorkómen, belemmeren en frustreren van criminele activiteiten, al dan niet in samenwerking met andere partners in een (geïntegreerde) aanpak.»

X Noot
7

Idem, p. 17.

X Noot
8

Idem, p. 5–10.

X Noot
9

Idem, p. 54.

X Noot
10

Idem, p. 54.

X Noot
11

Idem, p. 9, 10.

X Noot
12

Idem, p. 78.

X Noot
13

Idem, p. 7, 43, 78.

X Noot
14

Idem, p. 9, 60, 72, 79.

X Noot
15

Idem, p. 49, 50.

X Noot
16

Idem, p. 79.

X Noot
17

Hierbij kan gedacht worden aan het Kader voor de aanpak van Mensenhandel door gemeenten van de VNG, dat bouwstenen biedt bij het formuleren van een aanpak voor mensenhandel.

X Noot
18

Kamerstuk 29 911, nr. 379, bijlage.

X Noot
19

Kamerstuk 35 447.

X Noot
20

Kamerstuk 29 911, nr. 365.

X Noot
21

Bijlage bij Kamerstuk 29 911, nr. 223.

X Noot
22

Kamerstuk 29 911, nr. 244.

X Noot
23

J. Smits, N. Struiksma, e.a., Monitor bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit, De stand van zaken in 2022, Den Haag: WODC 2022, p. 82.

X Noot
24

Idem, p. 82.

Naar boven