29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 258 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2019

Tijdens de procedurevergadering van de commissie Justitie en Veiligheid van 7 november jl. heeft uw Kamer mij verzocht ten behoeve van het algemeen overleg over georganiseerde criminaliteit/ondermijning op 13 november a.s. schriftelijk te reageren op het bericht «Brabantse boeren zwijgen over drugscriminelen, ze hebben meer last van criminelen» op ED.nl van 18 oktober jl. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Naar aanleiding van het bericht op ED.nl heeft het lid Krol eerder Kamervragen gesteld. De beantwoording van deze Kamervragen stuur ik uw Kamer eveneens vandaag toe (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 696). Aanvullend op deze beantwoording zal ik hieronder nader ingaan op enkele aspecten uit het bericht.

In opdracht van de Brabantse onderzoeksredactie van enkele samenwerkende Brabantse dagbladen is onderzoek gedaan naar ondermijnende criminaliteit op het Brabantse platteland. Hiervoor zijn enkele honderden boeren telefonisch bevraagd over hun waarnemingen ten aanzien van georganiseerde criminaliteit en de reactie van politie en justitie hierop. De cijfers zijn zorgwekkend: bijna één op de vijf boeren is ooit door criminelen benaderd, en 15% van de ondervraagden vermoedt de aanwezigheid van drugscriminaliteit in de directe omgeving. Dergelijke bevindingen onderstrepen voor mij nog eens de noodzaak van het brede offensief tegen georganiseerde drugscriminaliteit dat ik heb aangekondigd.1

In het bericht op ED.nl wordt gesproken over een diepgeworteld wantrouwen tegenover de overheid bij een aanzienlijk deel van de Brabantse boeren. Volgens het bericht is de meldingsbereidheid van boeren niet hoog, vanuit de veronderstelling dat de politie niets met hun meldingen doet. Dit signaal vind ik zorgelijk. Het Brabantse platteland is omvangrijk, zodat politie en justitie voor een groot deel afhankelijk zijn van de oren en ogen van de bewoners in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit.

Het tegengaan van ondermijning is dan ook een van de gezamenlijke speerpunten van de politie, burgemeesters en Openbaar Ministerie in Noord-Brabant. Gezien de significante ondermijningsrisico’s in het agrarisch buitengebied wordt daar in samenwerking met meerdere partners geïnvesteerd in bewustwording en voorkoming van (ondermijnende) (drugs-)criminaliteit. Zo is de politie onder meer betrokken bij het door de Taskforce – RIEC Brabant-Zeeland geïnitieerde Project Agrarisch Buitengebied, dat als doel heeft de maatschappelijke weerbaarheid in het agrarisch buitengebied te vergroten en barrières op te werpen tegen ondermijning.

Naast controles van stallen en loodsen, wordt door het geven van voorlichting en het bieden van handelingsperspectief bijgedragen aan het vergroten van de weerbaarheid van boeren. Door de politie wordt daarbij onder meer aandacht besteed aan het melden van verdachte situaties via verschillende kanalen, zoals aan de wijkagent, maar ook via Meld Misdaadanoniem. Elke melding of aangifte op het vlak van ondermijning, waaronder drugscriminaliteit, wordt serieus genomen. Bij voldoende indicatie vindt opvolging plaats door de keten. Door voortdurend te investeren in het vormen van netwerken en coalities werkt de politie aan haar informatiepositie in de samenleving, maar ook aan het stimuleren van burgers om signalen van (ondermijnende) criminaliteit te melden of aangifte te doen van strafbare feiten.

Tot slot merk ik op dat het ook in het belang van de boeren zelf is om melding te maken van ondermijnende criminaliteit in hun leefomgeving. Wegkijken van het probleem leidt er toe dat criminelen vrij spel hebben in hun gemeenschap. Ook daarom reken ik er op dat de Brabantse boeren bereid zijn om vermoedens van ondermijnende criminaliteit te melden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie Kamerstuk 29 911, nr. 254 en Kamerstuk 29 911, nr. 256.

Naar boven