29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 207 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2018

Zoals toegezegd1 zet ik in deze brief uiteen hoe het kabinet de aanpak van ondermijnende criminaliteit de komende jaren wil versterken en versnellen.

1. Hoofdlijnen

Georganiseerde criminaliteit ondermijnt de samenleving

Bij ondermijnende criminaliteit gaat het om een breed scala aan criminele fenomenen en de ondermijnende werking die daarvan uitgaat op de samenleving. «Ondermijning» verwijst vooral naar de effecten van de georganiseerde criminaliteit: de verwevenheid van onder- en bovenwereld, de innesteling in woonwijken en in legale sectoren. Georganiseerde criminaliteit is altijd geworteld in de lokale samenleving. Plegers van georganiseerde criminaliteit maken gebruik van dezelfde legale structuren en voorzieningen als gewone burgers: transportvoorzieningen, financiële en juridische dienstverlening, recreatieterreinen, de vastgoedsector etc. Deze verwevenheid met de legale wereld heeft vergaande consequenties. De combinatie van omvangrijke criminele vermogens en de toegang tot zware geweldsmiddelen stelt criminele netwerken in staat invloed te verwerven in maatschappelijke sectoren en ongewenste sociale druk uit te oefenen in de samenleving. Dit gaat gepaard met bedreiging van de integriteit van het openbaar bestuur en van overheidsambtenaren. Dit leidt tot aantasting van het rechtsgevoel en van de rechtsstaat en zijn instituties2.

De aanpak

Deze ontwikkeling wil ik met kracht bestrijden. De voedingsbodem voor ondermijnende criminaliteit in ons land moet worden aangepakt. Dat kan de overheid niet alleen, hier ligt een brede maatschappelijke opgave. Wegkijken is daarbij geen optie. Het commitment van alle betrokkenen is op dit moment groter dan ooit om een stevige slag toe te brengen aan de ondermijnende criminaliteit en de verwevenheid ervan met de legale wereld. Nederland moet een minder aantrekkelijke omgeving worden voor georganiseerde criminaliteit. Dat vergt een langjarige, aanzienlijke inspanning met een brede coalitie van partijen. Daar maak ik mij met mijn collega’s uit het kabinet de komende jaren sterk voor.

De aanpak moet breed zijn, een combinatie van preventie, toezicht en handhaving en repressie. Aandacht is nodig voor sleutelpersonen (subjecten, groepen, negatieve rolmodellen), sleutelplaatsen (locaties, logistieke knooppunten), kwetsbare branches en sectoren en het verstoren van criminele processen. Kwetsbare sectoren zijn bijvoorbeeld transport en logistiek, financiële dienstverlening, de vastgoedsector, lokale horeca en detailhandel. Er gebeurt op dit vlak al heel veel in het land, maar ik zet mij in om de bestaande aanpak te laten versterken en versnellen.

  • Dat gebeurt in de eerste plaats door de inzet van de extra financiële middelen uit het regeerakkoord die de regio’s en de landelijke organisaties in staat stellen de aanpak een krachtige impuls te geven (zie paragraaf 2);

  • De inzet is te komen tot tien robuuste meerjarenprogramma’s voor de regio’s, aangevuld met versterkingsplannen voor de landelijk werkende partners;

  • Van de beschikbare € 100 miljoen (ondermijningsfonds) gaat naar verwachting 85 miljoen naar de regio’s en € 15 miljoen naar landelijke organisaties en taken;

  • Structureel komt € 5 miljoen beschikbaar vanaf 2018, oplopend tot € 10 miljoen vanaf 2019, ter versterking van de capaciteit van betrokken organisaties;

  • Ik kies er expliciet voor om robuuste plannen «van onderop» te laten ontwikkelen, vanuit de partijen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering: bij de professionals ter plaatse zit de kennis en expertise over hoe de aanpak het beste kan worden versterkt. Deze zomer verwacht ik de concrete versterkingsplannen van de regio’s en de landelijke partners te ontvangen, zodat ik in het najaar – na accordering door de Minister van Financiën – kan besluiten over definitieve toedeling;

  • Daarnaast is er een ambitieuze wetgevingsagenda, waarin goed rekening wordt gehouden met zowel wensen vanuit de uitvoeringspraktijk als met rechtsstatelijke uitgangspunten (zie par 3);

  • Knelpunten die in de uitvoering worden gesignaleerd worden bezien door het begin dit jaar ingerichte Strategisch beraad Ondermijning (SBO)3, dat mij adviseert over de besteding van de extra financiële middelen en over mogelijkheden tot verdere verbetering van de aanpak;

  • Ook is een aanjaagteam ingericht dat het land in gaat om samen met de operationele partijen te kijken hoe de aanpak concreet verbeterd en versneld kan worden. Het aanjaagteam werkt nauw samen met de RIECs en het LIEC.

Accent op illegale drugsindustrie en verwevenheid met legale sectoren

Om de gewenste extra slagkracht te realiseren, is het van belang dat de beschikbare financiële middelen niet versnipperd worden ingezet. Op advies van het SBO wordt daarom bij de toedeling van de middelen een stevig accent gelegd op een krachtiger bestrijding van de illegale drugsindustrie en de daarmee gepaard gaande verwevenheid van onder- en bovenwereld. Uit alle beschikbare bronnen blijkt dat de drugsindustrie qua omvang de grootste illegale markt is4. Het gaat om de productie van synthetische drugs; de illegale productie van hennep; de in- en doorvoer van cocaïne en heroïne.

Direct gerelateerd aan de illegale drugsindustrie zijn de omvangrijke criminele winsten die worden witgewassen, een onmisbaar onderdeel van het criminele bedrijfsproces en de motor van het criminele bedrijf. Witwassen is het instrument voor het versluieren en het weer in de bovenwereld brengen van de criminele verdiensten. Maar de ondermijnende effecten van de drugsindustrie strekken zich nog verder uit. Gevaren als drugslabs in woonwijken, het dumpen van giftig chemisch drugsafval in de natuur, het gebruik van excessief geweld in de openbare ruimte, bedreiging van lokale bestuurders en andere overheidsdienaren, intimidatie en corruptie en het ontstaan van parallelle samenlevingen in sommige steden hangen nauw samen met de illegale drugsindustrie.

Een breed offensief is nodig van overheid én maatschappelijke sectoren, wegkijken is geen optie. Om tot een effectieve aanpak te komen is het noodzakelijk de aandacht niet alleen te richten op de criminele subjecten en hun directe entourage in de illegale drugsindustrie, maar ook op de onderliggende gelegenheidsstructuren, het met de drugsindustrie samenhangende criminele verdienmodel (witwassen, criminele investeringen in bijvoorbeeld vastgoed), criminele dienstverleners en de (sociale) voedingsbodem die voor de drugsindustrie van vitaal belang zijn.

Bij de aanpak van synthetische drugs is specifieke aandacht nodig voor de problematiek van de Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS): nieuwe stoffen die in hoog tempo op de markt verschijnen, waardoor niet tijdig handhavend kan worden opgetreden. Bezien wordt of het mogelijk is te komen tot een systematiek die het mogelijk maakt om stoffen per groep te kunnen verbieden, zoals dat op dit moment onder andere ook in België en Duitsland gebeurt. Er is overleg gevoerd met deze landen over de aldaar recent ingevoerde wetgeving, om van hun ervaringen te profiteren. Momenteel wordt deze systematiek verder uitgewerkt, in overleg met het Ministerie van VWS en andere betrokken partijen, waaronder politie, OM, het NFI en de douane. Ook op het terrein van de drugsgrondstoffen (precursoren) wordt door bovengenoemde partijen (plus het Ministerie van Financiën en de FIOD) constructief naar een oplossing gezocht voor het probleem van de niet-geregistreerde stoffen die uitsluitend voor drugsproductie worden gebruikt. Hierover zal de Kamer na de zomer nader worden geïnformeerd in reactie op de gewijzigde motie van het lid Van Nispen (Kamerstuk 34 763, nr. 9), ingebracht tijdens het plenair debat over de Wijziging van de Opiumwet op 11 april 2018.

In de volgende paragrafen vindt u een verdere uitwerking van de stand van zaken rond de toedeling van de extra financiële middelen (par. 2) en met betrekking tot de ondermijningswetgeving (par. 3). Tot slot doe ik nog enkele specifieke toezeggingen aan uw Kamer gestand (par. 4).

2. Uitwerking

2.1 Extra middelen: versterking van regio’s en landelijke partijen

Om een krachtige impuls te geven aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit, heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld: een ondermijningsfonds van € 100 miljoen en een structurele reeks van € 5 miljoen in 2018, oplopend tot € 10 miljoen vanaf 2019. Uitgangspunt is dat de ideeën voor de versterking van de aanpak zo veel mogelijk van onderop komen, vanuit de partijen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering.

2.2 Structurele middelen

Om op lokaal, regionaal en landelijk niveau aanvullend inzicht in de aard en omvang van de ondermijnende criminaliteit te verkrijgen, wordt extra geïnvesteerd in de intelligencecapaciteit in RIEC-verband5. Op advies van het SBO komt hiertoe een bedrag van € 2,5 miljoen structureel beschikbaar. In 2018 wordt eenmalig een bedrag van € 2,1 miljoen extra geïnvesteerd in de opstartfase van de regionale en landelijke ondermijningsbeelden. Daarnaast wordt ingezet op versterking van het RIEC Oost-Nederland, waarvoor vanaf 2018 een structurele bijdrage van ca. € 0,4 miljoen beschikbaar wordt gesteld. Als resultaat van de versterking van deze intelligencecapaciteit zal meer zicht en inzicht in de problematiek ontstaan. Het is vervolgens van belang om voldoende uitvoeringskracht te organiseren om te zorgen dat ook handelend opgetreden kan worden op basis van het verbeterde inzicht. Ik heb daarom een uitvraag aan de regio’s verzonden, met het verzoek om na de zomer een plan in te dienen waarin uiteengezet wordt hoe concreet invulling zal worden gegeven aan de versterking van de operationele aanpak.

2.3 Ondermijningsfonds: robuuste plannen regio’s en landelijke partners

Om tot een gedegen verdeling en besteding van de € 100 miljoen uit het ondermijningsfonds te komen, heb ik de verschillende regio’s en de betrokken landelijke partners verzocht om concrete voorstellen uit te werken. Daarin moet worden aangegeven wat er extra nodig is om de gewenste versterking en versnelling van de aanpak te realiseren, in aanvulling op wat reeds wordt gedaan.

De plannen moeten invulling geven aan een integrale aanpak, waarbij verschillende overheidspartners vanuit één gedeelde ambitie optreden en brede maatschappelijke (en waar nodig publiek/private) coalities gevormd worden. Er komt naar verwachting een bedrag van € 85 miljoen beschikbaar voor versterking van de aanpak in de regio’s. Bij de toedeling daarvan zal gekeken worden naar de «kracht van de plannen» – indachtig de focus op de illegale drugsindustrie- en zal zo veel mogelijk rekening worden gehouden met de ernst en zwaarte van de problematiek in de diverse regio’s. Een bedrag van naar verwachting € 15 miljoen wordt onder andere gereserveerd voor initiatieven vanuit de landelijke partners, de benodigde middelen voor het aanjaagteam (aanpak) ondermijning, onderzoek en evaluatie.

De doelen uit de Toekomstagenda aanpak ondermijning gelden als inhoudelijk uitgangspunt voor besteding van de middelen uit het fonds. Ik voorzie de versterkingsplannen na de zomer van de regio’s en landelijke partners te ontvangen. Vervolgens zal het SBO mij over de toedeling adviseren en verwacht ik dit najaar, na accordering van de besteding door de Minister van Financiën, te kunnen besluiten over definitieve toedeling.

2.4 Versterking politie en strafrechtsketen: generiek en specifiek

Naast de inzet van genoemde extra middelen specifiek ten behoeve van de versterking van de aanpak van ondermijning noem ik ook de middelen die het regeerakkoord beschikbaar heeft gesteld voor de politie. In mijn brief van 15 juni 2018 aan uw Kamer over «middelen regeerakkoord politie en flexibiliseringsagenda» heb ik aangegeven dat het kabinet € 291 miljoen structureel investeert in de politie, onder andere voor agenten in de wijk, innovatie, recherche en werkgeverschap. De politie wordt structureel uitgebreid met 1.111 fte volledig opgeleide operationele medewerkers (agenten). Er wordt substantieel geïnvesteerd in het tegengaan van cybercrime en internationale samenwerking door het hiertoe aanstellen van 111 fte bij de landelijke eenheid en 60 fte agenten met specifieke digitale expertise ten behoeve van de regionale eenheden. Naast deze 171 fte heeft het kabinet ook besloten om structureel extra politiecapaciteit beschikbaar te stellen ten behoeve van de opsporing en de bestrijding van (zware) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, die internationaal is vertakt, maar die veelvuldig lokaal wortelt en opereert. Hiervoor worden nog eens 171 fte agenten toegevoegd aan de regionale eenheden en de landelijke eenheid. Deze capaciteit kan door de gezagen als één blok ingezet worden als het criminaliteitsbeeld daartoe aanleiding geeft. Tenslotte komen er nog 769 fte extra agenten bij voor de wijk.

Voor keteneffecten verderop in de strafrechtsketen die het gevolg zijn van de uitbreiding van politiecapaciteit heeft het regeerakkoord een bedrag uitgetrokken van € 5 miljoen in 2018 oplopend tot € 20 miljoen vanaf 2021. Over de planvorming voor de versterking van de strafrechtsketen wordt uw Kamer separaat geïnformeerd. Hoewel de versterking van de politie en van de strafrechtsketen een veel bredere scope hebben en zeker niet alleen zijn gericht op versterking van de aanpak van ondermijnende criminaliteit, acht ik het toch van belang ook deze bredere context hier te schetsen.

3. Ondermijningswetgeving: voortgang en stand van zaken

3.1 Ter introductie

In de actie-agenda ondermijning6 heb ik de uitwerking van de in het regeerakkoord opgenomen ondermijningswet aangekondigd. De ondermijningswetgeving bestaat uit meerdere (lopende of nieuwe) wetsvoorstellen, die gemeen hebben dat zij geheel of mede tot doel hebben de aanpak van ondermijning te versterken. Er is de afgelopen periode veel aandacht besteed aan het in de praktijk ophalen van ervaren knelpunten en mogelijke verbeteringen op het gebied van wet- en regelgeving. Vanuit veel kanten (gemeenten, openbaar ministerie, politie, RIECs, provincies) heb ik voorstellen en suggesties ontvangen, onder andere in de vorm van een proeve van wetgeving van de regioburgemeesters die op 18 september 2017 aan mijn ambtsvoorganger is overhandigd en een reactie van de VNG op de actie-agenda aanpak ondermijning van eerder dit jaar.

Anders dan bij de toedeling van de extra financiële middelen is de focus bij het uitwerken van wetgevingsvoorstellen niet beperkt tot de bestrijding van de illegale drugsindustrie: het gaat om het geheel van (lopende en nieuwe) wetsvoorstellen die gemeen hebben dat zij geheel of mede ten doel hebben de aanpak van ondermijnende criminaliteit te versterken.

Eerder heb ik reeds melding gemaakt van wetsvoorstellen gericht op de verdubbeling van de strafmaat voor illegaal bezit van automatische vuurwapens en op de verhoging van de strafmaat voor daders die zware delicten plegen – zoals geweld en liquidaties – in georganiseerd verband (art 140 Wetboek van Strafrecht). Beide voorstellen maken deel uit van het wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen, waarvan de consultatie op 13 juni 2018 is afgerond. Ik verwacht deze wetsvoorstellen in het najaar 2018 bij de Kamer te kunnen indienen.

In deze paragraaf informeer ik uw Kamer over de voortgang met betrekking tot de overige ontvangen voorstellen tot aanpassing van wetgeving. Vanwege de hoeveelheid en grote diversiteit aan aangedragen thema’s op bestuursrechtelijk en strafrechtelijk terrein heb ik na overleg met de regioburgemeesters, het openbaar ministerie en de politie een prioritering aangebracht binnen het geheel aan voorstellen. Dit betekent dat niet alle voorstellen tegelijk kunnen en zullen worden verkend, maar dat ze volgordelijk aan elkaar worden bezien. Op een aantal voorstellen kan ik op dit moment dan ook nog geen inhoudelijke reactie geven. Dit geldt onder meer voor de informatiedeling tussen gemeenten en andere lokale overheden of partners. Dit vraagstuk wordt volgtijdelijk bezien aan het vraagstuk van de intra-gemeentelijke gegevensdeling (zie hierna onder 3.2.a). Voor big data en het gebruik van integrale intelligence loopt op dit moment een citydeal «Zicht op ondermijning», waarin wordt verkend of en hoe het zicht op onderliggende patronen van ondermijning kan worden vergroot door de toepassing van data-analysetechnieken. In vijf gemeenten lopen pilots waarbinnen de mogelijkheden worden verkend om met de toepassing van data analysetechnieken meer zicht te krijgen op onderliggende patronen bij ondermijnende criminaliteit.

De voorstellen op strafrechtelijk terrein met betrekking tot witwassen en verruiming van voorlopige hechtenis zullen op een later moment worden bezien, in samenhang met andere suggesties die vanuit het Openbaar Ministerie zijn gedaan. Over de verkenning van voorstellen die op een later moment ter hand zullen worden genomen, zal ik uw Kamer te zijner tijd informeren. Ik merk hierbij op dat de ondermijningswetgeving niet gezien moet worden als een statisch gegeven maar als een dynamisch overzicht: voortschrijdend inzicht of nieuw opgekomen knelpunten kunnen leiden tot wijzigingen.

Tot slot bevatten de proeve van wetgeving en de brief van de VNG suggesties voor versterking van de aanpak die niet zien op wetgeving. Eén van die voorstellen betrof een Euregionale pilot waarin de mogelijkheden worden verkend voor een grensoverschrijdende inzet van de bestuurlijke aanpak. Op 17 mei 2018 heb ik samen met mijn counterparts uit België en Noordrijn-Westfalen een intentieverklaring ondertekend gericht op het opzetten van een Euregionaal centrum dat moet bijdragen aan een betere samenwerking en snellere informatie-uitwisseling op voornamelijk bestuurlijk niveau tussen België, Noordrijnwestfalen en Nederland. De overige niet-wetgevingsvoorstellen zullen verder worden verkend in samenhang met verbeterpunten die het aanjaagteam de komende periode nog ophaalt in de regio’s.

3.2 Ondermijningswetgeving: lopende trajecten

a. Stand van zaken informatie-uitwisseling

Belangrijk onderwerp is het delen van informatie tussen en binnen betrokken overheidspartijen. Uitgangspunt is om hen maximaal in staat te stellen om een effectieve bijdrage aan de integrale aanpak van ondermijning te leveren. Eén van de hoofdthema’s hierbij is intra-gemeentelijke gegevensdeling. Over dit onderwerp heb ik de afgelopen periode tijdens een haardvuursessie en een reguliere vergadering van het Landelijk Overleg Veiligheid Politie (LOVP) uitvoerig met de regioburgemeesters, het openbaar ministerie en de politie gesproken.

Gemeenten hebben aangegeven een betere bijdrage te kunnen leveren aan de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit indien zij de mogelijkheid krijgen om dwarsverbanden te leggen tussen de informatie waarover zij beschikken op grond van diverse taken en als zij meer kunnen doen met signalen van ondermijning. Ook kunnen zij door deze gegevensdeling de andere (justitiële) partners beter informeren. Vanuit rechtstatelijk perspectief rijzen daarbij voor mij vragen. Hoe verhoudt zich de wens om het bestuur adequaat in positie te brengen om, door de genoemde informatiedeling, een actieve bijdrage te leveren aan de bestrijding van ondermijning tot de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen het openbaar bestuur enerzijds en de opsporings- en vervolgingsautoriteiten anderzijds? Daarnaast is de vraag hoe deze informatiedeling verenigbaar is te maken met de Algemene verordening gegevensbescherming. Gelet op de complexiteit van dit vraagstuk maak ik gebruik van de mogelijkheid om de Raad van State om voorlichting te vragen. Ik verwacht dit verzoek om voorlichting deze zomer aan de Raad van State te kunnen zenden.

b. Wet gegevensverwerking samenwerkingsverbanden (WGS).

Het voorstel voor een Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) heeft tot doel de mogelijkheden te verbeteren tot het uitwisselen van persoonsgegevens binnen samenwerkingsverbanden, en het gebruik ervan met het oog op het behartigen van een doel van zwaarwegend algemeen belang. In de praktijk lopen samenwerkingsverbanden nu tegen knelpunten aan bij de gezamenlijke verwerking van gegevens. Waar mogelijk lost de WGS de belangrijkste knelpunten op voor samenwerkingsverbanden die ervoor kiezen om onder deze wet te worden vormgegeven. Samenwerkingsverbanden die zich daarvoor zouden kunnen lenen, zijn bijvoorbeeld: iCOV, de RIECs en de Veiligheidshuizen. De internetconsultatie van dit wetsvoorstel is gestart.

c. Verruiming sluitingsbevoegdheid burgemeester (art 13b Opiumwet)

In de Opiumwet is al geregeld dat de burgemeester een woning of ander pand kan sluiten in verband met de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs. In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de burgemeester een pand ook kan sluiten als dat pand gebruikt wordt voor strafbare voorbereidingshandelingen in verband met drugshandel of -productie, zonder dat er daadwerkelijk drugs aangetroffen worden. Het wetsvoorstel uitbreiding sluitingsbevoegdheden drugspanden is op 17 april 2018 aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer. Het voorlopig verslag is recent ontvangen. Ik ben voornemens in de zomer de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer te sturen.

d. Wijziging wet Bibob

De wet Bibob ziet op de bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. De wet is een belangrijk instrument in de aanpak van ondermijning, omdat ermee voorkómen kan worden dat de overheid criminele activiteiten onbewust faciliteert. De voornaamste wijzigingen die nu worden voorgesteld betreffen een uitbreiding en versterking van de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen en een uitbreiding van het toepassingsbereik van de wet. De consultatie van de wet Bibob is op 6 juni 2018 geëindigd. Daarnaast heeft het lid Kuiken7 een motie ingediend die ziet op informatiedeling van bestuursorganen onderling en de mogelijkheid om te komen tot een nationaal Bibob register met een overzicht van geweigerde vergunningen. In de consultatiereacties komt de wens tot betere informatiedeling tussen bestuursorganen ook terug, alsook de reikwijdte van de wet Bibob en de bevoegdheden van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en bestuursorganen. Deze elementen vragen om een zorgvuldige beschouwing omdat dit raakt aan enkele fundamentele aspecten van de wet Bibob. Ik ben daarom voornemens om na de zomer het wetsvoorstel tot wijziging van de wet Bibob aan de Raad van State te sturen met wijzigingen die op korte termijn door te voeren zijn. Over de deze meer fundamentele aspecten wordt u op een later moment geïnformeerd. Deze weging leidt mogelijk tot een tweede tranche van wetgeving. Zodoende houdt de analyse van het wetsvoorstel dat reeds in consultatie is geweest, niet op.

e. Wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Om misstanden, waaronder mensenhandel, in de prostitutiebranche nog beter aan te pakken wordt het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche aangepast. De inzet is dat op deze manier een branche wordt gecreëerd waarin de prostituee op een veilige en gezonde manier het beroep uit kan oefenen. De (her)introductie van het pooierverbod maakt deel uit van het wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen. De consultatiefase hiervan is op 13 juni 2018 afgerond. De consultatie van de aanpassing van het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zal iets later dan aanvankelijk het streven was, in consultatie worden gebracht, namelijk na de zomer.

f. Stoplichtmodel

De stoplichtconvenanten zoals die in een aantal gemeenten werden gehanteerd, zagen op een samenwerking tussen enerzijds de politie en anderzijds autoverhuurbedrijven en makelaars. Met deze convenanten werd beoogd het verstrekken van informatie door de politie aan huurders van motorvoertuigen en woon- of bedrijfsruimten mogelijk te maken, indien sprake was van signalen dat de door hen gehuurde motorvoertuigen en woon- of bedrijfsruimte werden aangewend voor criminele activiteiten. Na daarover te zijn bevraagd door de Autoriteit Persoonsgegevens stelde de korpschef op 9 maart 2017 vast dat een juridische grondslag voor verdere verstrekking van gegevens ter uitvoering van het stoplichtmodel ontbrak en werd de uitvoering gestaakt. Dit heeft geleid tot nader onderzoek naar de juridische mogelijkheden voor een dergelijke werkwijze. Inmiddels moet ik constateren dat het gegevensbeschermingsrecht geen ruimte biedt om een doorstart te maken met de uitvoering van het stoplichtmodel. Wel sta ik achter het doel dat ten grondslag lag aan de uitvoering van het stoplichtmodel: het tegengaan van misbruik van de verhuur van motorvoertuigen en woon- en bedrijfsruimten voor criminele doeleinden. Daarom doe ik momenteel nader onderzoek naar de aard en omvang van de problematiek. Aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek zal ik bezien of een alternatieve oplossing noodzakelijk is en wat daartoe mogelijkheden zijn. Parallel aan het onderzoek naar de aard en omvang van de problematiek, hebben alvast gesprekken plaats met belanghebbenden over mogelijke alternatieve oplossingen. Ten aanzien van de verhuur van motorvoertuigen wordt gezamenlijk met betrokken ministeries verkend of een instrument om het huren van motorvoertuigen minder anoniem te maken dienstig is. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst van het onderzoek.

g. Screening

Het wetsvoorstel VOG politiegegevens beoogt te regelen dat voor bepaalde functies binnen het veiligheidsdomein die een hoge mate van integriteit vereisen, de VOG niet alleen kan worden geweigerd op basis van justitiële documentatie, maar ook uitsluitend kan worden geweigerd op basis van politiegegevens. In elk geval wordt hierbij gedacht aan Boa’s en functies bij het openbaar ministerie en de Dienst Justitiële Inrichtingen. Ook bepaalde functies binnen gemeenten en openbaar bestuur in het veiligheidsdomein kunnen eronder vallen, bijvoorbeeld wethouders en gemeenteambtenaren werkzaam binnen het veiligheidsdomein. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de verwerking van de ontvangen adviezen op het conceptwetsvoorstel VOG en politiegegevens. De verwachting is dat het wetsvoorstel in het najaar van 2018 voor advies kan worden aangeboden aan de Raad van State, waarna het wetsvoorstel naar verwachting begin 2019 bij uw Kamer kan worden ingediend.

Mijn ambtgenoot van BZK heeft in haar brief van 19 maart jl.8 een wijziging van de Gemeentewet aangekondigd waarbij het kunnen overleggen van een VOG een benoembaarheidsvereiste wordt bij de benoeming van wethouders. In die brief heeft zij ook andere maatregelen genoemd die gericht zijn op versterking van een goed functioneren en integer openbaar bestuur.

h. BOA’s (Bijzondere opsporings ambtenaren)

In de proeve van wetgeving is ook aandacht voor de rol van de boa bij het voorkomen, signaleren en aanpakken van ondermijning. Het verzoek is de beleidsregels voor buitengewoon opsporingsambtenaren aan te passen zodat gemeentelijke boa’s een algemene bevoegdheid krijgen om buiten het domein van hun eigen opsporingsbevoegdheid misstanden, of signalen van ondermijning, te melden aan collega’s van het desbetreffende domein. Ook stelt de proeve voor om boa’s de bevoegdheid te geven om dergelijke meldingen van een collega vast te leggen in een proces-verbaal waardoor de bewijskracht wordt vergroot.

Het is niet mogelijk en ook niet wenselijk om boa’s de bevoegdheid te geven om een ambtsedig proces-verbaal op te maken voor feiten waarvoor zij niet opsporingsbevoegd zijn. De reden dat in het Wetboek van Strafvordering aan een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van een opsporingsambtenaar meer bewijskracht wordt toegekend, 9 is dat de betreffende opsporingsambtenaar door zijn opleiding en ervaring in staat wordt geacht om gezaghebbend uitspraken te kunnen doen over door hem geconstateerde feiten. Dit neemt niet weg dat de boa altijd aangifte kan doen van een strafbaar feit waarvan hij kennis neemt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid, ook als dat een feit is dat buiten zijn eigen opsporingsbevoegdheid valt. De vraag onder welke voorwaarden een boa misstanden of signalen van ondermijning die buiten zijn eigen opsporingsbevoegdheid vallen, kan melden bij een bevoegde collega, wordt op dit moment nader verkend. Daarnaast wordt bezien of en hoe informatie-uitwisseling tussen boa’s en politie kan worden verbeterd.

i. Initiatiefvoorstel «Wet bestuurlijk verbod rechtspersonen» van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Oosten, Van der Graaf en Van der Staaij

De leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Oosten, Van der Graaf en Van der Staaij werken aan een initiatiefvoorstel voor een Wet bestuurlijk verbod rechtspersonen, op grond waarvan organisaties die de openbare orde ernstig bedreigen, verboden en ontbonden kunnen worden. De consultatie van het initiatiefwetsvoorstel is afgerond. Het is aan hen om verdere mededelingen te doen over de inhoud en voortgang van hun voorstel.

j. Sluitingsbevoegdheid bij verstoren openbare orde door aantreffen wapens of beschieten van een woning

Ten aanzien van de voorstellen in de proeve van wetgeving inzake het sluiten van woningen in geval van woningbeschietingen of het aantreffen van wapens in de woning kan ik meedelen dat ik een wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet voorbereid. Daarin zal voor dergelijke situaties een sluitingsbevoegdheid voor de burgemeester opgenomen worden. In een aantal expertsessies heb ik hierover met de betrokken gemeenten en politie gesproken. Omdat de sluitingsbevoegdheden een inperking van grondrechten met zich meebrengen, moet uiteraard de nodige zorgvuldigheid in acht worden genomen. Ik streef ernaar het wetsvoorstel in 2018 in consultatie te brengen.

k. Toezeggingen aan getuigen

Ter verkenning van mogelijkheden om de regeling inzake toezeggingen aan getuigen te verruimen is een werkgroep ingesteld waaraan betrokken overheidspartners deelnemen10.

l. Ontneming crimineel vermogen

Ook voor het verkennen van voorstellen die zien op het versterken van het juridisch instrumentarium om crimineel vermogen af te pakken, wordt een werkgroep ingesteld. Deze werkgroep zal eveneens worden gevormd door betrokken overheidspartners en zal in het najaar van 2018 van start gaan. In het kader van deze verkenning zal onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheid tot invoering van «non-conviction based confiscation».

3.3 Uitwerking motie van het lid Kuiken inzake iCOV

Met deze brief reageer ik ook op de motie van het lid Kuiken (PvdA) van 22 maart 2018 waarin de regering wordt verzocht te bezien of de informatiedeling door de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) aan het Regionaal informatie en expertisecentrum (RIEC) kan worden verruimd en op welke wijze dat kan. In de motie wordt gesteld dat de FIOD niet alle informatie waar hij over beschikt in het kader van het RIEC mag delen en dat onder andere informatie uit de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) van dienst kan zijn voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.

In tegenstelling tot hetgeen in de motie wordt gesteld geldt dat de FIOD wel alle informatie waar hij over beschikt voor de uitvoering van haar eigen taak, inclusief iCOV-rapportages, mag delen met de partners in de RIECs, mits het opsporingsbelang zich hier niet tegen verzet. Dergelijke informatie kan worden gedeeld op basis van het Besluit politiegegevens. Dit gebeurt ook in de praktijk. Het delen van informatie tussen de FIOD en de partners in de RIECs is onderdeel van een brede samenwerking om ondermijnende criminaliteit te voorkomen en te bestrijden. De spelregels voor die samenwerking en de bijbehorende gegevensuitwisseling zijn vastgelegd in het «RIEC-convenant ten behoeve van bestuurlijk en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit». Ik zal bezien of in het kader van de RIEC-samenwerking het delen van informatie beter kan worden gestroomlijnd zodat vitale schakels in criminele netwerken beter kunnen worden aangepakt.

Zoals vermeld onder 3.2.b is het voorstel voor een Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) in consultatie gebracht. De WGS heeft tot doel de mogelijkheden te verbeteren tot het uitwisselen van persoonsgegevens binnen samenwerkingsverbanden, en het gebruik ervan met het oog op het behartigen van een doel van zwaarwegend algemeen belang. Bij de ontwikkeling van de WGS wordt ook gekeken naar de mogelijkheden voor specifieke samenwerkingsverbanden, zoals iCOV.

4. Overige toezeggingen

Tot slot kom ik terug op een aantal toezeggingen die ik aan uw Kamer heb gedaan.

Publiek private samenwerking

Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer over mijn werkbezoeken in het kader van publiek-private samenwerking bij de aanpak van ondermijning. Deze maand heb ik een werkbezoek gebracht aan PostNL, waar ik kennis maakte met een goed voorbeeld van publiek-private samenwerking ter bestrijding van het verzenden van drugs per post en pakket. Nog gepland zijn bezoeken aan de zeehaven Rotterdam (private en publieke partners) en aan Transport en Logistiek Nederland. De bevindingen die op opdoe tijdens mijn werkbezoeken zijn nuttige input voor het verder versterken en verbeteren van de aanpak.

Aandacht voor vakantieparken, kleine luchthavens en buitengebied en mogelijke waterbedeffecten

Uw Kamer heeft verzocht bij de uitwerking van de aanpak in het bijzonder aandacht te geven aan de aanpak van problematiek rond vakantieparken, de kwetsbaarheid van kleine luchthavens en aan problematiek in de buitengebieden. Ook heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor mogelijke waterbedeffecten. Zoals in het begin van deze brief aangegeven wordt bij het ontwikkelen van initiatieven ter versterking van de aanpak én bij de allocatie van de beschikbare extra middelen sterk rekening gehouden met de noodzaak om ook interventies te plegen die gericht zijn op de onderliggende voedingsbodem en de gelegenheidsstructuren. Dat was ook een belangrijk vertrekpunt in de Toekomstagenda aanpak ondermijning die op 14 juli 2017 aan de Kamer is aangeboden11. Daarbinnen passen ook de genoemde thema’s waar uw Kamer aandacht voor heeft gevraagd. Wat betreft het vraagstuk van vakantieparken merk ik nog op dat in samenwerking met de relevante partners wordt verkend hoe die problematiek vanuit verschillende perspectieven (ruimtelijk, economisch, wonen/sociaal en veiligheid/ondermijning) effectiever kan worden bestreden. Over de verdere uitwerking en operationalisering daarvan zal mijn ambtgenoot van BZK uw Kamer eind 2018 separaat nader informeren.

Bij de versterking van de aanpak vormen de plannen van de regio’s en de betrokken landelijke partners die deze zomer worden uitgewerkt, de basis. Verder zal gebruik gemaakt worden van de eind 2018 op te leveren regionale ondermijningsbeelden. Het aanjaagteam zal een belangrijke rol vervullen bij het samen met de regio’s in beeld brengen van de specifieke problematiek die op de verschillende plekken in het land speelt. Hiermee zal de komende tijd scherper in beeld komen in welke mate en in welke regio’s bovengenoemde thema’s extra aandacht behoeven. Bij het verder vormgeven van de versterkte aanpak zullen het aanjaagteam en het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) alert blijven op optredende waterbedeffecten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Actie-agenda aanpak ondermijning, brief Minister van JenV aan de Kamer van 16 februari 2018, Kamerstuk 29 911, nr. 180

X Noot
2

Zie uitvoeriger hierover: Sluipend gif (Politieacademie 2018), Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit (Politie 2017) en Ondermijning ondermijnd (NSOB 2016)

X Noot
3

Het SBO is gestart in februari 2018 en staat onder onafhankelijk voorzitterschap van oud burgemeester Noordanus. In het SBO zijn vertegenwoordigd: het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst, de Ministeries van JenV, van BZK en van Financiën, de regioburgemeesters, de VNG, de G40, de Raad voor de Rechtspraak, de Bijzondere Opsporings Diensten en de Koninklijke Marechaussee

X Noot
4

Zie Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit (Politie, 2017), Serious and Organised Crime Threat Assessment (Europol, 2017), de opeenvolgende WODC-monitors georganiseerde criminaliteit en de jaarverslagen van het LIEC.

X Noot
5

RIEC= Regionaal Informatie- en Expertise Centrum

X Noot
6

Kamerstuk 29 911, nr. 180.

X Noot
7

Kamerstuk 29 911, nr. 184

X Noot
8

Kamerstuk 28 844, nr. 146.

X Noot
9

Zie art. 344 lid 2 Sv: «Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, kan door den rechter worden aangenomen op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.»

X Noot
10

Zie brief Minister JenV van 30 april 2018, Kamerstuk 29 911, nr. 198

X Noot
11

Kamerstuk 29 911, nr. 167

Naar boven