29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 154 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2017

Bij de regeling van werkzaamheden op dinsdag 18 april 2017 heeft uw Kamer mij verzocht om te reageren op het onderzoek naar misdaadfamilies in Brabant uitgevoerd door de Universiteit Tilburg en Experts in Media en Maatschappij (Handelingen II 2016/17, nr. 69, item 22).

Het betreft de publicatie «Criminele families in Noord-Brabant. Een verkenning van generatie-effecten in de georganiseerde misdaad» van Hans Moors van onderzoeksbureau EMMA en Toine Spapens van de Universiteit van Tilburg.

Het onderzoek is verricht in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap. Aan de hand van cultuurhistorisch, criminologisch onderzoek naar zeven criminele families in Noord-Brabant en Limburg concluderen de auteurs dat het doorbreken van overdrachtspatronen van crimineel leiderschap binnen criminele families zeer lastig is: Repressie alleen voldoet niet, de overdracht van generatie op generatie is daarmee niet tegen te gaan; Overheid en private partijen moeten krachten bundelen om weerstand te bieden aan de misdaadfamilies; Burgers moeten beter bestand raken tegen intimidatie. Volgens de auteurs bestaan er geen simpele oplossingen, maatwerk en een lange adem zijn vereist.

De beschrijving van de onderzoekers bevestigt het beeld dat de samenwerkende overheidspartners hebben van de achtergrond, de ontwikkeling en de stand van zaken van de georganiseerde, ondermijnende misdaad in Noord-Brabant. De onderzoekers concluderen met ons dat repressief optreden alleen niet voldoet: om het patroon van criminele families te doorbreken is een bundeling van krachten van overheidsinstanties en private partijen nodig. Deze constatering bevestigt wat door mij en mijn ambtsvoorgangers al langer is en wordt betoogd: de aard en complexiteit van de problematiek van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit vraagt om een brede, integrale aanpak met de inzet van repressieve én preventieve middelen.

Deze problematiek kan niet binnen een paar jaar worden opgelost. Daarom hebben de overheidspartijen in Zuid-Nederland samen met mijn voorganger besloten om de geïntensiveerde aanpak te continueren en te versterken. De Taskforce Brabant Zeeland en Intensivering Zuid Nederland (125 fte gelabelde recherchecapaciteit en 15 fte Openbaar Ministerie) hebben voor 2017 nieuwe plannen van aanpak opgesteld die ik ondersteun met een jaarlijkse bijdrage van ruim € 1 miljoen.

Omdat de aanpak steeds intensiever is geworden wordt de problematiek ook steeds beter zichtbaar. Ondanks de resultaten die behaald worden door de intensieve aanpak in Zuid Nederland (Kamerstuk 29 911, nr. 129) wordt steeds duidelijker dat we, naast een criminaliteitsprobleem, te maken hebben met een sociaal-maatschappelijk probleem dat complex en hardnekkig is.

Het gaat om criminele structuren die vaak mondiaal zijn vertakt, maar lokaal wortelen en sociaal en economisch vergroeid zijn met de samenleving. In sommige wijken en gemeenschappen hebben zich parallelle samenlevingen ontwikkeld waarin wegkijken, meedoen en profiteren te vaak voorkomen.

Bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit is een integrale aanpak vereist en derhalve een belangrijke rol weggelegd voor andere partners en instrumenten dan alleen die binnen de justitiële keten. Juist in verband met de maatschappelijke inbedding van deze vorm van criminaliteit is vroegtijdige beïnvloeding van factoren die een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van «criminele carrières» of het ontstaan van parallelle samenlevingen van belang. Dit vraagt om een heel ander type interventies en het aangaan van andere samenwerkingsverbanden, met name in het sociale domein. Ook hier geldt: geen macrobenadering, maar klein beginnen, initiatieven vanuit het lokale niveau stimuleren, goede ervaringen delen en lerend vermogen organiseren.

Een integrale aanpak van ondermijning vereist een goede informatiepositie van alle betrokken partners. Zoals ik eerder in de Kamer heb aangegeven, ben ik mede naar aanleiding van de verzoeken van de Brabantse burgemeesters en de commissaris van de Koning van Noord-Brabant en de regioburgemeesters/LOVP, een lijst aan het opstellen van het type informatie dat zij willen kunnen delen in het kader van het aanpakken van ondermijning en waarvoor zij op dit moment belemmeringen aantreffen. In samenwerking met de burgemeesters en alle betrokken partners in de integrale aanpak van ondermijning wordt de lijst opgesteld. De lijst zal ik, zodra deze gereed is, met de Kamer delen.

Teneinde de aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit nog effectiever en toekomstbestendig te maken hebben de betrokken overheidspartners -politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst en de regioburgemeesters, samen met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën en Veiligheid en Justitie- een Toekomstagenda voor de aanpak van ondermijning opgesteld. Deze heeft tot doel om de integrale aanpak in de komende jaren in heel Nederland verder te intensiveren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Naar boven