29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2015

Middels deze brief beantwoord ik de nog openstaande vragen uit de tweede termijn van het AO georganiseerde criminaliteit van 17 juni jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 115).

Aanvullend wetenschappelijk onderzoek

Het lid Marcouch (PvdA)heeft mij gevraagd of ik aanvullend onderzoek wil doen om de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit in beeld te brengen en om daar de wetenschap bij te betrekken. Volgens hem is er een tekort aan gedegen empirisch inzicht.

In reactie daarop geef ik aan dat zowel door de overheid als private partijen met grote regelmaat analyses en empirisch onderzoek naar de aard en omvang van georganiseerde criminaliteit worden verricht:

  • zo verschijnt elke vier jaar het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB, eerstvolgende in 2017), waarin per fenomeen binnen de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit de aard en omvang wordt geduid. Het NDB vormt de basis voor de prioriteitenstelling binnen de aanpak van de georganiseerde criminaliteit, die is opgenomen in de Veiligheidsagenda 2015–2018. De reeds verschenen NDB rapportages zijn ook telkens aan uw Kamer aangeboden;

  • om de vier jaar verschijnt de Monitor Georganiseerde Criminaliteit van het WODC, die uw Kamer eveneens ontvangt. De monitor is een periodiek kwalitatief onderzoek waarin op basis van afgeronde opsporingsdossiers conclusies over de aard van de georganiseerde misdaad in Nederland worden getrokken.

  • het WODC publiceert ook regelmatig andere onderzoeken naar onderwerpen binnen de ongeorganiseerde criminaliteit en de aanpak daarvan;1

  • daarnaast doen de politieacademie en regionale en landelijke informatie organisaties van de Nationale Politie (hierna: politie) uitvoerig (empirisch) onderzoek naar fenomenen, criminele groeperingen, modus operandi, etc. binnen de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.2 Het gaat hierbij over tientallen onderzoeken per jaar. Indien de operationele belangen het toelaten, worden deze onderzoeken gepubliceerd. Voor het merendeel zijn ze echter bedoeld voor het bepalen/bijsturen van strategie en tactiek van de uitvoerende instanties;

  • de (samenwerkingspartners in de) RIECs maken bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses (B-CBA’s, ook wel ondermijningsbeelden genoemd). Hierin worden de regionale en lokale verschijningsvormen van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in kaart gebracht. Op basis daarvan worden in het kader van de integrale aanpak de lokale en regionale strategie en tactiek vormgegeven. Deze «ondermijningsbeelden» vallen niet onder de noemer wetenschappelijk onderzoek en zijn meer tactische operationele analyses. Dergelijke analyses vormen vaak weer een bron voor meer wetenschappelijke onderzoeken zoals het hiervoor genoemde NDB;

  • en ook universiteiten en onderzoeksinstituten, zoals NSCR, Ciroc, etc. publiceren met grote regelmaat relevante onderzoeken.3

Ik stel vast dat er uitvoerig onderzoek plaats vindt naar de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit, ook in wetenschappelijk opzicht. Ik zie daarom geen noodzaak om extra empirisch onderzoek te (laten) doen naar de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit. Uiteraard laat ik regelmatig door het WODC analyses en onderzoek verrichten naar aspecten binnen de georganiseerde misdaad en de aanpak daarvan, indien dat voor de beleidsbepaling of -evaluatie nodig is.

RFID-chip in kentekens

Het lid Oskam (CDA) merkte op te hopen dat de test met genoemde chip leidt tot een positief vervolg. Op 1 juli 2015 heb ik uw Kamer per brief (Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr. 2791) antwoord gegeven op Kamervragen van het lid Houwers (Houwers) aangaande het gebruik van de radiofrequency identification (RFID)-chip in kentekenplaten. Met deze schriftelijke beantwoording is voldaan aan de toezegging die ik tijdens het AO georganiseerde criminaliteit van 17 juni 2015 heb gedaan om met een reactie te komen over het gebruik van de RFID-chip.

Vuurwapenofficier

Het lid Oskam (CDA) heeft mij tijdens het AO gevraagd te overwegen om een vuurwapen-officier van justitie bij het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in te laten stellen. Recent heeft mijn departement met het OM overlegd over de aanpak van vuurwapenhandel en -bezit. Er wordt naar aanleiding daarvan door het OM-intern bekeken hoe een landelijke coördinatiefunctie door een officier van justitie kan worden ingericht, die mede als vraagbaak voor de arrondissementsparketten kan fungeren. Ik zal u hierover – zodra er meer duidelijkheid is – nader berichten.

Strafmaat wapenbezit

In aansluiting op de vragen van het lid Oskam (CDA) ga ik ook in op de motie van uw leden Marcouch (PvdA) en Van Oosten (VVD) waarin gevraagd werd te onderzoeken of aanpassing van wetgeving noodzakelijk is voor een effectieve bestrijding van illegaal wapenbezit en daartoe zo nodig onderscheid te maken tussen de maximale strafmaat voor het voorhanden hebben van lichte en zware (semi)automatische wapens en de strafmaat voor de laatstgenoemde categorie te verhogen (Kamerstuk 29 911, nr. 106). Gezien de ruimte die het OM binnen de kaders van de huidige wet- en regelgeving in het requireerbeleid heeft, acht ik een aanpassing van de wetgeving op dit moment niet zinvol. De huidige vervolgingsrichtlijn van het OM schrijft op het illegale bezit van en handel in automatische vuurwapens een 100% zwaardere strafeis ten opzichte van diezelfde handelingen met niet-automatische vuurwapens voor. Het OM gaat de Wet wapens en munitie vanuit de praktijk doornemen op «verbeterkansen». Analoog aan de praktijk rond de Opiumwet, zal bij het aantreffen van grote partijen zware wapens de mogelijkheid overwogen worden de maximumstraf te eisen.

Platform vuurwapens

Het lid Tellegen (VVD) heeft mij gevraagd wat Nederland in Europees verband onderneemt om de wapenhandel en -bezit tegen te gaan, nu het Landelijke Platform Vuurwapens is opgeheven.

Inderdaad is begin 2015 genoemd Platform opgeheven. In plaats daarvan is dit voorjaar het Netwerk Aanpak Illegale vuurwapens opgericht, dat onder leiding staat van de portefeuillehouder illegale vuurwapens van de Nationale politie. Politie, Openbaar Ministerie, Koninklijke Marechaussee, Douane, het Nederlands Forensisch Instituut en het Ministerie van Veiligheid en Justitie werken samen binnen dit netwerk aan een betere afstemming van de aanpak van illegale vuurwapens. Binnen het netwerk is voldoende aandacht voor het toenemende gebruik van automatische wapens in de publieke ruimte.

In Europees verband werkt Nederland samen met een aantal lidstaten en de Europese Commissie aan betere afstemming over lopende initiatieven voor aanpassing van Europese wet- en regelgeving voor vuurwapens, via verschillende Europese fora (onder andere COSI, Law Enforcement Working Party, Firearms Committee, European Firearms Expert Group, Terrorism Working Party). Daarbij is het belangrijk te constateren dat veiligheidsbelangen goed meegenomen worden en niet alleen gekeken wordt naar de werking van de interne markt. In dit kader wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving over de ontmanteling van vuurwapens in een Europese expertgroep waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn (Firearms Committee). Hier zal naar verwachting binnenkort een wetgevingsvoorstel uitkomen, dat Europese regels voor ontmanteling aanscherpt. Daarmee wordt het risico beperkt dat ontmantelde wapens opnieuw geactiveerd kunnen worden.

Aantal csv’s in Nederland

Naar aanleiding van de gepresenteerde cijfers van politie en OM over het behalen van de verdubbelingsdoelstelling in de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden (csv’s), heeft het lid Berndsen-Jansen (D66) mij gevraagd hoe het percentage van 40% aanpakte csv’s tot stand is gekomen.

In 2010 hebben politie en OM becijferd dat 20% van de csv’s waarover signalen bij hen bekend zijn, werd aangepakt. Dat percentage is in 2014 verdubbeld, naar 40%. Er zijn in 2014 in totaal 1130 csv’s door politie en OM aangepakt. De signalen over csv’s variëren in sterkte: aan de ene kant is er sprake van TCI-informatie (informatie van het Team Criminele Inlichtingen) of eerste indicaties en aan de andere kant gaat het om door de onafhankelijke rechter vastgestelde samenwerkingsverbanden, en alles wat daar tussen in ligt.

Zoals ik in mijn aanbiedingsbrief bij de Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2014 (Kamerstuk 29 911, nr. 114) van OM en politie al heb aangegeven, doet het de werkelijkheid geen recht om alleen te spreken over csv’s: georganiseerde criminaliteit wordt veelal in meer fluïde netwerken en samenwerkingsverbanden gepleegd. Dit maakt het bepalen en tellen van meetkundige entiteiten niet eenvoudig. Mede om die reden heb ik in de Veiligheidsagenda 2015–2018 niet alleen kwantitatieve afspraken gemaakt maar ook afspraken die zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit en de verbreding van de aanpak.

Effectiviteit aanpak OMG-leden (mw. Kooiman, SP)

Het lid Kooiman (SP) heeft gevraagd naar het aantal strafonderzoeken tegen motorbendes en hoeveel veroordelingen daaruit voortkomen. Zoals ik tijdens het AO heb toegezegd zal ik uw Kamer – voor zover dit mogelijk is – dit najaar schriftelijk informeren over de veroordelingen die volgen uit de in de Voortgangsrapportage genoemde strafrechtelijke onderzoeken naar OMG-leden.

Executieve status financieel rechercheurs

Het lid Berndsen (D66) heeft mij gevraagd naar de functie en rechtspositionele status van extern aangetrokken zij-instromers bij de recherche, en of die status een beperking vormt voor een effectieve inzet. Een deel van de zij-instromers volgt bij de politie eerst een brede politieopleiding, om daarna executief te worden aangesteld op een operationele functie in het opsporingsdomein. Een voorbeeld hiervan zijn de recherchekundigen. Daarnaast worden door de politie externe experts binnengehaald vanwege hun specifieke kennis en deskundigheid. Voor deze groep dient allereerst een nadere uitwerking van beleid op gebied van aanstellingen, loopbaan en opleidingen plaats te vinden. Ook vergt het executief aanstellen van deze experts mogelijk aanpassing van wet- en regelgeving. De aanpassing van beleid en mogelijke wet- en regelgeving is een traject dat tijd in beslag neemt. Tot het moment dat dit beleid is uitgewerkt worden de financiële experts en experts op het gebied van cybercrime, die dit en volgend jaar bij de politie worden aangetrokken, aangesteld als ambtenaar voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie gecombineerd met een aanwijzing als Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA). Als BOA beschikken zij over de opsporingsbevoegdheden die zij voor de uitvoering van hun taken nodig hebben.

Tipgeld beleid OM

Het lid Helder (PVV) heeft mij om een nadere toelichting gevraagd op het beleid van het OM ten aanzien van tipgelden. Het betalen van tipgelden aan informanten is geregeld in de Circulaire Bijzondere Opsporingsgelden4. Deze gelden worden uitgekeerd aan een informant als de door de informant verstrekte inlichtingen hebben geleid of mede hebben geleid tot de voorkoming en/of opheldering van een strafbaar feit. Aan de hoogte van het tipgeld is in principe geen limiet gesteld. De hoogte van het toe te kennen bedrag wordt per keer vastgesteld door het Landelijk Parket, waarbij in vergelijkbare zaken een vergelijkbaar bedrag wordt toegekend. Door het Landelijk Parket wordt een aantal afwegingen gemaakt, dat van invloed is op hoogte van het toe te kennen bedrag. Deze wegingsfactoren hebben betrekking op de mate waarop de verstrekte informatie heeft bijgedragen aan de voorkoming en/of beëindiging van het strafbare feit, de zwaarte van het delict en de mate waarin de rechtsorde is geschokt.

De toegekende tipgelden hebben veelal betrekking op de volgende delictgroepen:

  • Verdovende middelen. Het betreft hier zowel harddrugs, synthetische drugs als ook softdrugs;

  • Wet wapens en munitie. Het betreft hier zowel echte vuurwapens als ook strafbaar gestelde imitatievuurwapens en munitie;

  • Overvallen;

  • Diefstallen en inbraken. Met name de inbraken worden beschouwd als high impact crime. Hieraan wordt daarom extra aandacht besteed.

  • Restcategorie. Hieronder vallen veelal geweldsdelicten zoals moord en doodslag, zinloos geweld. Daarnaast ook aanwijzingen over waar personen zich bevinden die gezocht worden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Zie de WODC website www.wodc.nl voor voorbeelden, zoals onderzoeken naar de aanpak van georganiseerde criminaliteit, criminele carrières binnen de georganiseerde criminaliteit, maar ook fenomeen analyses naar harddrugs, etc.

X Noot
2

Bijvoorbeeld de door het KLPD gepubliceerde onderzoeken «De«Ndrangheta in Nederland» (2011) en «Schone Schijn De signalering van mensenhandel in de vergunde prostitutiesector» (2008).

X Noot
3

Zie voor voorbeelden o.a. www.nscr.nl, www.ciroc.nl, www.beke.nl en websites van universiteiten.

Naar boven