29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2015

Bij deze doe ik u toekomen het Jaarverslag van de Regionale Informatie en Expertisecentra en het Landelijk Informatie en Expertisecentrum (hierna: RIEC-LIEC) over 2014 en de Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2014, van het openbaar ministerie en de Nationale Politie (hierna: verantwoording OM en politie)1. Deze rapportages tezamen geven een totaalbeeld van de resultaten van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. In deze brief bespreek ik kort per rapportage de belangrijkste resultaten en geef ik een duiding van de ontwikkelingen van de aanpak en de toekomst daarvan.

De aanpak in 2014: doelen behaald

Het was een druk en bewogen jaar voor alle betrokken partners die zich met veel energie hebben ingezet om de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Hiervoor wil ik allereerst mijn waardering uitspreken. De prestaties zijn boven verwachting en overstijgen de gestelde normen.

Een belangrijke ontwikkeling afgelopen jaar was de steeds verdergaande samenwerking van overheidsdiensten bij de aanpak van ondermijning. Zo is het aantal in RIEC-verband uitgevoerde bestuursrechtelijke interventies toegenomen, van 381 in 2013 naar 931 in 2014. Ook het aantal integrale casus dat in RIEC-verband is behandeld, is toegenomen van 930 in 2013 naar 1445 in 2014.

Helaas betekent de intensievere rol van het bestuur bij de aanpak, dat het wordt geconfronteerd met bedreigingen en intimidaties. Dit is onacceptabel, en samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stel ik alles in het werk om deze ernstige aantasting van de rechtsstaat aan te pakken.

Ook binnen de strafrechtsketen zijn de prestaties en inspanningen ten aanzien van de aanpak van georganiseerde criminaliteit en ondermijning wederom gestegen. Het OM en de politie hebben hun doelstelling voor de verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden (verder te noemen: csv’s) t.o.v. 2009 ruimschoots gehaald: in 2014 zijn er 1130 csv’s aangepakt, een toename van 113%.2 Ook de afpakresultaten zijn positief en zijn bijna het dubbele van de afgesproken doelstelling, namelijk € 136 miljoen (doel was € 70,1 miljoen). Hierbij wordt opgemerkt dat dit bedrag niet alleen betrekking heeft op de (geprioriteerde thema’s binnen de) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.

Ondanks het feit dat de resultaten goed zijn moeten we focus blijven behouden; de noodzaak tot een stevige integrale aanpak blijft onverminderd gelden. Dit wordt onder andere duidelijk door de verharding en toename van geweld in de publieke ruimte, zoals de aanhoudende liquidaties in Amsterdam en omgeving, het criminele gedrag van leden van Outlaw Motorcycle Gangs (hierna: OMG’s) en de eerder genoemde bedreiging van het bestuur. Verder is er ook binnen de aanpak zelf nog het nodige verder te verbeteren en te versterken, zoals de organisaties ook in hun jaarverslagen over 2014 constateren.

Jaarverslag RIEC-LIEC 2014

De partners, betrokken bij de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak (waaronder het bestuur, OM, politie en de Belastingdienst), werken samen in de RIEC’s en het LIEC. Het bijgevoegde jaarverslag presenteert de resultaten van de aanpak over 2014. Het Jaarverslag RIEC-LIEC is een synthese van de tien regionale RIEC jaarverslagen welke zijn vastgesteld door de regionale stuurgroepen RIEC. Het uiteindelijke jaarverslag, inclusief het jaarverslag van het LIEC over 2014, is vastgesteld door de Stuurgroep LIEC3.

Er is een grote betrokkenheid bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit bij het bestuur. Nagenoeg alle gemeenten zijn aangesloten bij een RIEC. De toegenomen betrokkenheid van het bestuur blijkt ook uit het aantal bestuurlijke interventies dat aanzienlijk is gestegen. De lokale verankering uit zich onder meer door het feit dat de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit in de regionale veiligheidsplannen is opgenomen. De geïntegreerde aanpak heeft in alle regio’s gestalte gekregen door de vorming van integrale stuurgroepen waardoor een adequaat stuur-en weegproces is geborgd.

Een belangrijke ontwikkeling die zich ook in 2014 heeft doorgezet, is het opleveren van een bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyse (BCBA) door elk RIEC. Deze analyses, ook wel ondermijningsbeelden genoemd, geven o.a. het bestuur inzicht in de verschillende lokale verschijningsvormen van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, zoals georganiseerde hennepteelt of OMG’s. Tevens bevat een BCBA vaak ook een handelingsperspectief voor de lokale partners. In 2015 worden de BCBA’s in samenwerking met de RIEC’s en de partners verder doorontwikkeld.

Mijn departement heeft een bestuurlijke gespreksronde langs nagenoeg alle voorzitters van de regionale stuurgroepen RIEC gehouden. Het doel van deze gespreksronde was om de stand van zaken te bespreken naar aanleiding van het RIEC-jaarverslag over 2014 en tegelijkertijd aan de hand van het jaarplan 2015 vooruit te kijken. De voorzitters van de stuurgroepen RIEC bevestigen in deze gespreksronde het beeld dat uit het Jaarverslag RIEC-LIEC 2014 naar voren komt, namelijk een toenemende betrokkenheid van het bestuur en betere samenwerking met de partners.

Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2014

Zoals hiervoor geconstateerd, hebben het OM en politie hun doelstellingen ruimschoots behaald. Vooral het aantal onderzoeken naar mensenhandel, synthetische drugs en witwassen is toegenomen. Dat hangt samen met de urgentie rondom deze thema's. De stijging van het aantal witwasonderzoeken is een uitvloeisel van de breed geïntensiveerde aandacht voor het afnemen van crimineel verkregen vermogen. Concreet betekent dit dat vaker de keuze wordt gemaakt om een onderzoek primair of zelfs uitsluitend te richten op witwassen, in plaats van op het moeilijk te bewijzen gronddelict, zoals drugshandel.

Voorts is het aantal onderzoeken naar liquidaties/ernstig geweld met een link naar georganiseerde criminaliteit verder gestegen. In het verlengde van de onderzoeken naar de liquidaties, valt ook het toegenomen aantal onderzoeken binnen het aandachtsgebied vuurwapens en explosieven op; van 14 in 2013 naar 23 in 2014.

Het OM en de politie signaleren een aantal thema’s binnen de georganiseerde misdaad die blijvend aandacht behoeven: de fluïditeit van de samenstelling van csv’s, de aanpak van facilitators, het afpakken van crimineel vermogen, de bestrijding van criminaliteit door (leden van) OMG’s, de aanpak van liquidaties, de moeilijk aan te pakken csv’s met verwantschapsverbanden en de productie van hennep en synthetische drugs in ons land. Daarbij moet zowel nationaal als internationaal worden samengewerkt.

Verder verdient ook de aanpak van georganiseerde cybercrime en het gebruik van technologie binnen de uitvoering van meer reguliere criminaliteit, zoals drugshandel, aandacht.

Zoals ik uw Kamer tijdens het AO georganiseerde criminaliteit op 17 juni jl. heb toegezegd, hebben OM en politie in hun verantwoording ook andere straffen dan vrijheidsbeneming betrokken, ic. de taak- en leerstraffen. Ook als deze straffen worden meegewogen, valt voor 2014 wederom geen evenredige stijging van het aantal strafopleggingen met het aantal onderzoeken naar csv’s te constateren. Het OM laat op dit moment een uitvoerig onderzoek hiernaar doen. Ik verwacht de resultaten daarvan begin volgend jaar te ontvangen.

De blik vooruit: koers en uitdagingen

De georganiseerde en ondermijnende criminaliteit kenmerkt zich de laatste tijd vooral doordat ze zichtbaarder wordt. Ze manifesteert zich steeds intensiever in het publieke domein; vooral in het zuiden van het land. Dit kan worden geïnterpreteerd als een toename van de omvang van de ondermijnende criminaliteit. Een reëlere verklaring is dat alle partners in de aanpak van georganiseerde criminaliteit meer zien dankzij de versterkte en geïntensiveerde aanpak en ontstane integrale informatiepositie. Criminelen roeren zich meer, omdat ze door de overheid zowel bestuurlijk, fiscaal als strafrechtelijk dichter op de huid worden gezeten. Ze hebben last van het lokaal bestuur, dat vergunningen weigert, BIBOB-toetsingen aanvraagt, clubhuizen van OMG’s sluit, panden wegens criminele activiteiten sluit; en van de FIOD/belastingdienst, die crimineel vermogen opspoort en afpakt.

Het OM en de politie geven in hun verantwoording aan dat zij in het afgelopen jaar, wat de aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit betreft, de grenzen van hun prestatievermogen hebben zien naderen. Mijn verwachting is dat het OM en de politie ook de komende jaren hun doelstellingen, zoals neergelegd in de Veiligheidsagenda 2015–2018, gaan behalen. De nadruk ligt nu vooral op een kwaliteitsimpuls binnen de aanpak van ondermijning. Het doel is niet zozeer een stijging van het aantal strafrechtelijke interventies, maar het verder versterken van de integrale aanpak van ondermijning. Daar is de meeste effectiviteitswinst te behalen. Zo zal de komende jaren het aantal integrale handhavingsacties verder stijgen en wordt de positie van de burgemeester binnen de aanpak van ondermijning verder versterkt.

Samen met politie en OM wil ik komende tijd vooral werken aan de geconstateerde mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit binnen de opsporing. Ook wil ik werk maken van het verder versterken van de bundeling van de strafrechtelijke en bestuurlijke informatiepositie, de samenwerking met private partners in de aanpak, de integriteit binnen het bestuur en internationale samenwerking.

Ten behoeve van de samenwerking in RIEC-verband zie ik ook nog enkele uitdagingen voor de komende tijd. Het streven is om tot basisniveaus van bestuurlijke aanpak op verschillende thema’s te komen, teneinde een waterbedeffect te voorkomen. Voor verschillende thema’s stel ik tezamen met het LIEC en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) handreikingen op voor gemeenten die handvatten bieden om te komen tot een minimaal niveau van weerbaarheid tegen georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De basisniveaus op de aanpak van mensenhandel en OMG’s zijn reeds afgerond.

De koers van voorgaande jaren is de juiste en wordt waar mogelijk versterkt: de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit vergt het optreden van een samenwerkende overheid. Voor mij is hierbij het vasthouden en volhouden van de inzet van afgelopen jaren prioriteit nummer één.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

De verdubbeling van het aantal aangepakte CSV’s is afgesproken in het kader van de landelijke prioriteiten 2011–2014 voor de politie. Deze doelstelling vloeit voort uit het in 2009 gesignaleerde handhavingstekort in de haalcriminaliteit. OM en Politie gaven toen aan slechts 20% van de bekende criminele samenwerkingsverbanden te kunnen aanpakken.

X Noot
3

In de Stuurgroep LIEC hebben zitting: de Hoofdofficier van het Landelijk Parket, de plv. eenheidschef van Amsterdam, de burgemeester van Barendrecht/voorzitter stuurgroep RIEC Rotterdam, de directeur Veiligheid van Rotterdam, de directeur MKB van de Belastingdienst, een vertegenwoordiger van het DG Belastingen, de directeur Veiligheid en Bestuur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het hoofd LIEC.

Naar boven