29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 712 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2024

Hierbij informeren wij u, mede namens de Minister van Defensie, dat het kabinet twee van terroristische misdrijven verdachte Nederlandse vrouwen (hierna: verdachten) ter berechting heeft overgebracht naar Nederland. De twee kinderen van deze verdachten zijn eveneens naar Nederland overgebracht.

Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2023 informeerde de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer op 29 februari 20241 dat het kabinet met de relevante (internationale) partijen zou verder spreken om te bezien wat de mogelijkheden zijn om de verdachten ter berechting naar Nederland over te brengen. Na een zorgvuldig voorbereidingsproces, waarin alle relevante feiten en complexe omstandigheden in ogenschouw zijn genomen, zag het kabinet een mogelijkheid tot overbrenging met behulp van de VS.

De verdachten zijn bij aankomst in Nederland aangehouden ten behoeve van strafrechtelijke vervolging. De meereizende kinderen zijn overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Met de overbrenging naar Nederland beoogt het kabinet te voorkomen dat deze twee verdachten straffeloos blijven. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan de motie Van der Werff (D66) en Koekkoek (VOLT) die de regering verzoekt om zich maximaal in te spannen om ervoor te zorgen dat uitgereisde terrorismeverdachten hun straf niet ontlopen.2 Over de kaders van het uitreizigersbeleid is uw Kamer bij brief van 25 januari 2022 geïnformeerd.3

In het belang van de veiligheid en privacy van betrokkenen en gezien de noodzakelijke vertrouwelijkheid van dit soort operaties, kunnen wij verder geen mededelingen doen over deze specifieke casussen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz -Zegerius

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstukken II, 29 754, nr. 710

X Noot
2

Kamerstukken II, 2020/21, 29 754, nr. 600

X Noot
3

Kamerstukken II, 2021/22, 29 754, nr. 626

Naar boven