Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Tijdens het debat van 12 november jl. over de terroristische daad in Frankrijk en
de vrijheid van meningsuiting(Handelingen II 2020/21, nr. 24, debat over de terreurdaad
in Frankrijk en de vrijheid van meningsuiting) heb ik uw Kamer toegezegd terug te
komen op de beveiliging van joodse instellingen in relatie tot het verlagen van het
dreigingsniveau in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN)1. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
Het DTN in relatie tot beveiligingsmaatregelen
Het DTN geeft een breed beeld van ontwikkelingen die relevant zijn voor het inzicht
in en de bestrijding van terrorisme in Nederland. Hierin wordt aandacht besteed aan
verschillende actoren van wie een terroristische dreiging uit kan gaan richting personen,
organisaties of objecten in Nederland. Daarnaast wordt aandacht besteed aan thema’s
zoals extremisme, radicalisering en polarisatie. Indien relevant worden ontwikkelingen
met betrekking tot de joodse gemeenschap binnen deze thema’s beschreven.
Aan het dreigingsbeeld is een dreigingsniveau gekoppeld, dat op basis van het beeld
wordt vastgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
(NCTV). Het dreigingsniveau is een algemene indicatie, vervat in een cijfer, van de
dreiging in en tegen Nederland. Het DTN beschrijft daarmee het algemene dreigingsniveau
voor Nederland. De NCTV hanteert geen dreigingsniveaus voor specifieke (groepen) personen,
organisaties of objecten. Een dreigingssituatie kan per moment per persoon, object
of dienst verschillen en wordt in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen
geduid door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien dreiging en risico daartoe
aanleiding geven, kunnen in dat kader aanvullende en passende beveiligingsmaatregelen
worden getroffen door de overheid. Beveiligingsmaatregelen zijn dus niet rechtstreeks
gekoppeld aan het algemene dreigingsniveau van het DTN. Dat wil zeggen dat er geen
beveiligingsmaatregelen worden getroffen of afgeschaald op basis van alleen het DTN
of een verandering van het algemene dreigingsniveau.
Beveiliging joodse instellingen
Joodse instellingen zijn een potentieel doelwit voor geweld zowel uit rechts-extremistische
als uit radicaal-islamistische hoek. Daarmee is er sprake van een veiligheidsrisico
voor de joodse gemeenschap. Hun veiligheid gaat mij zeer aan het hart en ik benadruk
dat alle vormen van intimidatie, bedreiging of geweld, dus ook die tegen de joodse
gemeenschap, volstrekt onacceptabel zijn in een vrije samenleving als de onze.
Gelet op de dreiging richting joodse instellingen in Nederland heeft de rijksoverheid
samen met de lokaal bevoegde gezagen structureel aandacht voor de beveiliging hiervan.
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten monitoren de dreiging richting de joodse gemeenschap
scherp. Er zijn geen concrete aanwijzingen voor een aanslag op de joodse gemeenschap.
Incidenten in het buitenland worden meegenomen in de monitoring. Na de aanslagen in
Frankrijk en Oostenrijk is er door de NCTV op gewezen dat alertheid geboden blijft,
omdat het dreigingsniveau in Nederland, niveau 3 («aanzienlijk») op een schaal van
5, laat zien dat ook hier een aanslag voorstelbaar blijft.
Zolang de dreiging en het risico daartoe aanleiding geven, worden beveiligingsmaatregelen
voor joodse instellingen getroffen door het lokaal bevoegd gezag, in aanvulling op
wat de instellingen zelf doen vanuit de eigen verantwoordelijkheid voor hun veiligheid.
Lokaal kan het beste beoordeeld worden welke maatregelen in de specifieke omstandigheden
passend en proportioneel zijn. Beveiligingsmaatregelen kunnen, afhankelijk van dreiging
en risico, variëren in de duur, mate van zichtbaarheid en zwaarte, van lichte maatregelen
zoals extra toezicht tot zware maatregelen zoals objectbeveiliging. Er wordt periodiek
getoetst of de voortzetting van de maatregelen en de wijze waarop nog opportuun is.
Het uitgangspunt is dat het weerstandsniveau van de joodse locaties passend blijft
bij dreiging en risico.
Tegelijkertijd met deze brief stuur ik u tevens de antwoorden op de vragen van het
lid Buitenweg (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1097) over het algemene dreigingsniveau van de NCTV en de concrete bedreigingen van joodse
instellingen en het lid Baudet (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1098) over de beveiliging van joodse gemeenschappen in Nederland.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus