29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 584 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2020

Op vrijdag 16 oktober jl. vond de verschrikkelijke moord plaats op Samuel Paty, een Franse leraar die zijn leerlingen de waarde van de vrijheid van meningsuiting wilde bijbrengen. Twee weken later werd Frankrijk wederom getroffen door een terroristische aanslag in Nice, en op 2 november werd Oostenrijk opgeschrikt door een terroristische aanslag in Wenen. Het kabinet heeft de aanslagen veroordeeld en heeft haar solidariteit met Frankrijk en Oostenrijk betuigd.

De effecten van de recente terroristische aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk zijn tevens voelbaar in de Nederlandse samenleving. Vanzelfsprekend hebben de aanslagen van de afgelopen tijd ook in Nederland geleid tot geschokte reacties. Het kabinet is zich ervan bewust dat deze recente ontwikkelingen een polariserende werking kunnen hebben op de Nederlandse samenleving. Deze polarisatie uit zich niet alleen in een fellere woordenstrijd maar draagt helaas ook bij aan de versterking van gevoelens van onzekerheid. In een enkel geval leidt het zelfs tot acute onveiligheid, zoals in een aantal gevallen in het onderwijs.

Op 2 oktober jl. kondigde President Macron nieuwe maatregelen ter versterking van de republikeinse principes in Frankrijk aan, inclusief nieuwe en versneld in te voeren wetten op het gebied van Justitie, Binnenlandse Zaken en Onderwijs. President Macron geeft aan hiermee de problematiek van wat hij noemt het «islamitisch separatisme» te bestrijden. De Franse aanpak beoogt de problematiek vanuit verschillende beleidsdomeinen te benaderen, met een balans tussen preventieve en repressieve maatregelen. Nederland staat zij aan zij met Frankrijk in de bestrijding van terrorisme en zoek op dit punt nadrukkelijk de samenwerking met Frankrijk en andere Europese landen. De Minister van Justitie en veiligheid informeert de Kamer separaat over deze aspecten.

Met dit schrijven geef ik uitvoering aan de verzoeken van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de Tweede Kamer een Kabinetsreactie te doen toekomen op de aangekondigde Franse aanpak van «ongewenste buitenlandse beïnvloeding en islamitische radicalisering», zoals gedaan op 21 oktober jl., en het verzoek om het verbod op de Grijze Wolven in Frankrijk te betrekken bij de analyse van het kabinet over de Franse maatregelen, gedaan op 4 november jl.

Desgevraagd laat het Franse Kabinet weten nog te werken aan de nadere uitwerking van haar maatregelen. Ik beperk mij daarom thans tot enkele hoofdlijnen. Daarbij is het van belang om op te merken dat er zeker overeenkomsten zijn tussen Nederland en Frankrijk. Maar er zijn ook verschillen. Zo zijn de aard en de omvang van parallelle samenlevingen in Frankrijk van een andere orde dan die in Nederland. Ernstig gesegregeerde wijken, zoals in de banlieues, maar ook grootschalig thuisonderwijs zoals in Frankrijk kennen we in Nederland niet. Daarbij ontbreekt in Frankrijk het fijnmazige lokale netwerk van gemeenten, wijkagenten en jongerenwerk dat wij in Nederland wel kennen. Om deze redenen zullen de maatregelen van Frankrijk mogelijk niet één-op-één vertaald kunnen worden naar de realiteit en behoefte van Nederland. Beleid in Nederland is dan ook toegepast op de Nederlandse situatie.

Appreciatie Franse maatregelen d.d. 2 oktober

De maatregelen zoals aangekondigd door President Macron op 2 oktober jl. zien op vijf pijlers:

1. Garanderen van de neutraliteit oftewel secularisme van de overheid;

Artikel 1 van de Franse Grondwet bepaalt dat Franrijk een ondeelbare, seculiere, democratische en sociale Republiek is en maakt daarmee de scheiding tussen kerk en staat in Frankrijk expliciet. In Nederland volgt het beginsel van scheiding tussen kerk en staat meer impliciet uit de Grondwet, in het specifiek uit het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De belangrijkste betekenis van het beginsel van scheiding tussen kerk en staat in Nederland is dat de overheid geen geloof of wijze van geloofsbelijdenis mag voorschrijven of voortrekken. Met andere woorden, de overheid moet zich neutraal opstellen.

2. Het aanscherpen van wetgeving t.a.v. verenigingen door extra gronden voor ontbinding toe te voegen

De Franse aanscherping van de wetgeving ten aanzien van het ontbinden van verenigingen ziet op het toevoegen van nieuwe gronden voor ontbinding, namelijk aantasting van de menselijke waardigheid of fysieke druk. In Nederland is recentelijk een wetsvoorstel aangenomen waarmee het kabinet inzet op een aanscherping van de mogelijkheden om organisaties die handelen in strijd met de openbare orde aan te pakken (Kamerstuk 35 366). De bewijspositie van het Openbaar Ministerie wordt verlicht en de rechter kan voortaan bevelen bepaalde activiteiten te staken gedurende de procedure. Na de eerste verbodenverklaring is het niet naleven van zo’n bevel strafbaar. Daarbij wordt de organisatiegerichte aanpak aangevuld met een persoonsgerichte aanpak: bestuurders en feitelijk leidinggevenden krijgen een bestuursverbod van minimaal drie jaar, tenzij hen geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zo biedt artikel 2:20 BW in de toekomst een krachtiger kader, onder andere voor het verbieden van organisaties die structureel aanzetten tot haat of discriminatie.

Het voorstel is 13 oktober jl. door uw Kamer aangenomen met een ruime meerderheid (Handelingen II 2020/21, nr. 13, Stemmingen). De Eerste Kamer is inmiddels gestart met de behandeling van het voorstel. De ambitie is om dit wetgevingstraject zo snel mogelijk af te ronden. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2021.

3. Verscherpt toezicht op private scholen die geen subsidie krijgen en meer vrijheid hebben in het curriculum en tevens binnen drie jaar een einde maken aan thuisonderwijs;

In de Nederlandse onderwijswetgeving komt thuisonderwijs op zichzelf niet voor, alleen schoolonderwijs. Doorgaans is thuisonderwijs in Nederland alleen mogelijk met een vrijstelling van de leerplicht. In het regeerakkoord is afgesproken dat er nadere eisen worden gesteld aan thuisonderwijs. Er is wetgeving in voorbereiding, waarbij wordt geregeld dat kinderen die vrijgesteld zijn op grond van richtingsbezwaren onderwijs ontvangen, dat aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet en waarop door de inspectie toezicht wordt gehouden. Het Ministerie van OCW werkt naar aanleiding van de internetconsultatie van afgelopen zomer aan aanscherping van het conceptwetsvoorstel.

Voor Nederlandse particuliere scholen gelden specifieke eisen. De Inspectie van het Onderwijs houdt hier toezicht op. Op 5 december 2018 zijn in een brief aan de Tweede Kamer de verschillen in het toezicht op bekostigde en niet-bekostigde Nederlandse scholen uiteengezet.1 Op niet-bekostigde internationale scholen wordt primair toezicht gehouden vanuit het buitenland of door accreditatie-organisaties. Momenteel is een ambtelijke verkenning gaande naar de wettelijke normen voor internationale scholen en het Nederlandse toezicht daarop. De Kamer wordt hier in het voorjaar van 2021 over geïnformeerd.

Voor bekostigde scholen gaat de nieuwe burgerschapsopdracht onverkort gelden. Tijdens het wetgevingsoverleg over de wijziging van de burgerschapsopdracht (Kamerstuk 35 352) dat op 9 november jl. plaatsvond, is daarnaast in een motie verzocht om de burgerschapsopdracht ook op niet bekostigde scholen van toepassing te verklaren op een wijze die past bij het bijzondere karakter van deze scholen, en deze Scholen vooraf op dit punt te toetsen (Kamerstuk 35 352, nr. 25). Over het wetsvoorstel, amendementen en deze motie wordt op 17 november a.s. gestemd.

4. Werken aan een verlichte islam.

Frankrijk zet ook in op het ontwikkelen van een imamopleiding met certificering, het stimuleren van de organisatiekracht van de moslimgemeenschappen en het verscherpen van toezicht op (de financiën van) religieuze instellingen die zich voordoen als culturele instellingen.

President Macron beoogt met de ontwikkeling van een Franse imamopleiding de religieus-organisatorische banden te verbreken met de landen van herkomst. In het geval van Frankrijk betreft dit Algerije, Marokko en Turkije. Frankrijk brengt hierbij nadrukkelijk de gemeenschap zelf in positie, omdat deze verandering alleen kan slagen als deze door hen gedragen en ingezet wordt. Het Nederlandse kabinet deelt het uitgangspunt dat een imamopleiding alleen kan slagen als er draagvlak en eigenaarschap is binnen de gemeenschappen. Ook in Nederland werkt de overheid met opleidingsinstellingen en gemeenschappen samen aan de ontwikkeling van een Nederlandse imamopleiding. Daarnaast wordt in Nederland samen met de moslimgemeenschappen bezien hoe moskeebesturen kunnen worden ondersteund bij de versterking van hun bestuurskracht. Moskeebesturen hebben op lokaal niveau een sociaal stabiliserende functie voor hun eigen achterban en een verbindende rol naar de bredere samenleving. Om bestuurders te ondersteunen bij deze rol en functie ontwikkelt het rijk in samenwerking met externe partners een leeraanbod voor moskeebestuurders dat aansluit bij hun opleidingsbehoeften.

President Macron benadrukte tevens dat hij buitenlandse financiering niet geheel wil verbieden, maar wel transparant wil maken zodat opgetreden kan worden bij onrechtmatigheden of ongewenste beïnvloeding. Deze inzet komt overeen met de inzet van het Nederlandse kabinet. Op beide ontwikkelingen zal in de kabinetsreactie op het eindverslag van de parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB) nader worden ingegaan.

In internationaal verband heeft de Minister-President in de informele Europese Raad van 29 oktober 2020, naast zijn steunbetuiging aan President Macron, de Europese instellingen en de regeringsleiders opgeroepen de problematiek van ongewenste buitenlandse financiering op Europees niveau aan te pakken. In de komende periode zal dit EU-traject verder worden verkend. De Minister van JenV gaat hier in zijn schrijven nader op in

5. Gelijke kansen te bevorderen door discriminatie tegen te gaan en mensen een beter perspectief te bieden op sociale stijging.

Tenslotte kondigde President Macron in zijn toespraak van 2 oktober aan te zullen werken aan het bevorderen van gelijke kansen en sociaal perspectief. Nederland hanteert een kabinetsbrede aanpak van discriminatie, welke ook ziet op het tegengaan van moslimdiscriminatie, en welke bijdraagt aan het creëren van gelijke kansen. Naast sanctionering van bewezen (moslim)discriminatie wordt ten aanzien van verschillende domeinen (zoals de arbeidsmarkt, woningmarkt, onderwijs, strafrecht) gewerkt aan vormen van toezicht, alsook repressieve en curatieve maatregelen. Over de aanpak van discriminatie is uw Kamer op 15 juni geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Verbieden Grijze Wolven

Minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin heeft op 2 november jl. aangekondigd de «ultranationalistische Turkse organisatie Grijze Wolven» te gaan verbieden vanwege het oproepen tot gewapende manifestaties op straat en haatzaaien. Dat verbod is inmiddels ingegaan. Frankrijk beschikt reeds op grond van de vigerende wetgeving over de mogelijkheid om «feitelijke organisaties» te ontbinden.

Zoals beschreven in het recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN 53) manifesteren de Grijze Wolven, een ultranationalistische en extreemrechtse Turkse beweging, zich ook in Nederland.2 In Nederland is het aantal geweldsincidenten in de afgelopen jaren afgenomen, maar duikt het symbool van de Grijze Wolven wel geregeld op. Een en ander kan leiden tot spanningen tussen Turks-Nederlandse bevolkingsgroepen onderling en tot polarisatie in de samenleving. Dat blijft het kabinet tot zorg en waakzaamheid stemmen. Waar aangewezen zal dan ook worden opgetreden tegen de Grijze Wolven. Indien er sprake is van verstoring van openbare orde dan zal de burgemeester daar tegen optreden. De politie is alert op strafbare feiten in woord of gedragingen en treedt in deze gevallen op. De beoordeling hiervan ligt bij het Openbaar Ministerie. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie op grond van het eerdergenoemde artikel 2:20 BW de rechter vragen een rechtspersoon, zoals een vereniging of stichting, te verbieden en te ontbinden als de werkzaamheid van de rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.

Weerslag in Nederland

De aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk hebben hun weerslag in onze samenleving. Naast de betreurenswaardige incidenten in het onderwijs lijken de recente gebeurtenissen in Nederland echter niet te leiden tot grote zichtbare spanningen tussen bevolkingsgroepen in de fysieke publieke ruimte. Ik benadruk op deze plaats nogmaals de woorden uit de brief van de Ministers van OCW van 4 november jl. dat het volstrekt onacceptabel is dat de veiligheid van leraren onder druk komt te staan, omdat zij de waarde van het vrije woord overbrengen.3 In voornoemde brief hebben de Ministers aangegeven op welke wijze leraren worden ondersteund bij de uitoefening van hun vak.

Wel worden zorgen en sentimenten geuit op sociale media. Naast geschoktheid over de aanslagen, leven er onder de Nederlandse moslims zorgen. Zij nemen afstand van geweld maar hebben soms het gevoel vereenzelvigd te worden met aanslagplegers. Ook zijn er zorgen onder moslimgemeenschappen over de mogelijke polariserende effecten in de samenleving, een mogelijke groei van anti-islamsentimenten en gewelddadige tegenreacties in de richting van gehele moslimgemeenschappen. Het kabinet blijft eventuele spanningen in de samenleving monitoren en ondersteunt waar nodig gemeenten, gemeenschappen en professionals bij het tegengaan en hanteerbaar maken van maatschappelijke spanningen.

Tot slot

Frankrijk en Nederland delen het gevoel van urgentie en hanteren dezelfde uitgangspunten als het gaat om de democratische rechtsorde. De voorgestelde Franse maatregelen en de interpretatie van de uitganspunten kennen, voor zover nu te beoordelen op basis van de beschikbare informatie, naast enkele verschillen, belangrijke overeenkomsten. Desgevraagd laat het Franse Kabinet weten nog te werken aan de nadere uitwerking van haar maatregelen. Ook zal het Franse Constitutionele Hof nog zijn oordeel moeten vellen over de voorgenomen maatregelen. Indien dit aanleiding geeft tot verdere inspanning van het Nederlandse Kabinet zal uw Kamer daar via de geëigende wegen over geïnformeerd worden. Zo zal de kabinetsreactie op het eindverslag van de POCOB in november aan uw Kamer worden verzonden.

Het kabinet ziet het als zijn taak om de democratische rechtsorde en alle grondwettelijke vrijheden die burgers toekomen te beschermen. Ik benadruk daarbij nogmaals dat het kabinet staat voor de grondrechten van álle Nederlandse burgers, ongeacht afkomst of religie. De actuele ontwikkelingen laten zien dat het van belang is de dialoog te blijven zoeken en elkaars standpunten te proberen te begrijpen. We moeten ons allen inspannen voor het waarborgen van een sociaal klimaat waarin eenieder zich veilig kan en mag uiten. Hierdoor kan iedereen in Nederland, binnen de grenzen van de rechtsstaat, zichzelf zijn, vormgeven aan zijn of haar leven, en geloven wat hij of zij wil. Daartoe blijft het kabinet inzetten op een beleid gericht op het tegengaan van polarisatie, en het bevorderen van sociale cohesie en samenleven in diversiteit.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 31 289, nr. 388

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 560, pg. 35

X Noot
3

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 92

Naar boven