Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2018
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 27 juni jl. heeft uw Kamer, naar aanleiding
van de terugkeer naar Nederland van twee in Turkije veroordeelde uitreizigers, verzocht
een stand van zaken te geven over het intrekken van het Nederlanderschap en de in
het regeerakkoord aangekondigde wetswijzigingen rondom de strafrechtelijke aanpak
van terugkeerders (Handelingen II 2017/18, nr. 99, item 7). Bij dezen voldoe ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
aan dit verzoek.
Ten aanzien van de mogelijkheden om het Nederlanderschap in te trekken verwijs ik
u naar mijn brief van 25 mei jl.1 die ingaat op de intrekking van het Nederlanderschap in het belang van de nationale
veiligheid (artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap, RWN) en na onherroepelijke
veroordeling voor een terroristisch misdrijf (artikel 14, tweede lid aanhef en onder
b, RWN).
Aangaande de stand van zaken ten aanzien van het intrekken van het Nederlanderschap
kan ik melden dat in 2017 aan drie personen een voornemen tot intrekking van het Nederlanderschap
is uitgebracht op grond van artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, RWN. In vier
gevallen werd het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14, vierde lid,
RWN. In 2018 werd van een persoon het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14,
tweede lid aanhef en onder b, RWN en werden twee voornemens tot intrekking uitgebracht.
Eveneens in 2018 werd van drie personen het Nederlanderschap ingetrokken op grond
van artikel 14, vierde lid, RWN.
Wat betreft de in het Regeerakkoord aangekondigde wetgeving ten aanzien van (potentiële)
terugkeerders kan ik u de volgende stand van zaken geven. De Eerste Kamer heeft op
3 juli jl. het eindverslag uitgebracht bij het wetsvoorstel tot wijziging van het
Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering tot versterking van de strafrechtelijke
en de strafvorderlijke maatregelen om terrorisme te bestrijden (Kamerstuk 34 746). Op 11 september a.s. is de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel voorzien.
Over het wetsvoorstel dat strekt tot strafbaarstelling van het verblijf in terroristisch
gebied heeft de Raad van State inmiddels advies uitgebracht. Dit advies wordt momenteel
verwerkt.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus