Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2016
In mijn brief van 13 juli 20151 heb ik u geïnformeerd over het onderzoek van de NZa naar de vraag of de zorgverzekeraars
voor fysiotherapie, logopedie en eerstelijns verloskunde voldoende zorg hebben ingekocht
om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen.
Op basis van de bevindingen uit het onderzoek concludeerde de NZa dat zorgverzekeraars
met de zorg die zij hebben ingekocht voor fysiotherapie, logopedie en eerstelijns
verloskunde aan hun zorgplicht kunnen voldoen. Bij dit onderzoek kon de NZa voor het
beoordelen van de zorgplicht geen gebruik maken van specifieke normen voor de bereikbaarheid
van de zorg, zoals normen voor acceptabele reisafstand. Alleen voor paramedische zorg
is er voor de tijdigheid een norm van een week. De NZa heeft daarom aangekondigd dat
zij met het veld en met IGZ en ZINL zou gaan onderzoeken in hoeverre hier bruikbare
normen voor vast te stellen zijn. Daarnaast heeft de motie Bruins Slot en Bouwmeester2 gevraagd om criteria te ontwikkelen om zorg in de regio beschikbaar te houden.
In mijn brief van 26 januari 2016 heb ik u in reactie op de motie Dik-Faber en Bouwmeester3 over het uitwerken van een definitie van basiszorg laten weten dat ik de NZa heb
gevraagd om het toezichtkader op de zorgplicht te herzien indien partijen met invulling
van de normen voor basiszorg komen.
De NZa heeft haar nader onderzoek naar bruikbare normen inmiddels afgerond. Het onderzoek
is gericht op normen voor fysiotherapie, logopedie, eerstelijns verloskunde en huisartsenzorg.
Bijgevoegd ontvangt u de brief waarin de NZa rapporteert over dit onderzoek4.
De NZa heeft eerst onderzocht of aanvullende normen inderdaad nodig zijn. Hiervoor
heeft de NZa een toetsingskader ontwikkeld. Het uitgangspunt bij dit kader is dat
een norm niet wordt ingevuld, tenzij dat op basis van het toetsingskader nodig blijkt
te zijn. De NZa vult zorgplichtnormen niet zelfstandig in, maar in samenspraak met
het veld, Zorginstituut Nederland en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
Uit het nader onderzoek van de NZa blijken er momenteel geen knelpunten te zijn rondom
de toegankelijkheidsnormen van fysiotherapie, logopedie, eerstelijns verloskunde en
huisartsenzorg. Betrokken partijen lijken geen moeite te hebben met het interpreteren
van de huidige normen en geven aan dat de normen duidelijk geformuleerd zijn.
De NZa concludeert daarnaast dat er ook geen problemen zijn ten aanzien van de toegankelijkheid
van deze zorgvormen. Zowel zorgverzekeraars als patiëntenorganisaties ontvangen geen
signalen die kunnen wijzen op mogelijke onduidelijkheden met betrekking tot de bereikbaarheid
van eerder genoemde zorgvormen. Ook de NZa heeft hierover in de jaren 2015 en 2016
nauwelijks signalen ontvangen. Daarnaast contracteren de zorgverzekeraars voor deze
zorgvormen breed. In situaties waarin de contracteergraad lager is, bijvoorbeeld op
de Waddeneilanden, vinden zorgverzekeraars passende oplossingen.
Voor fysiotherapie, logopedie en huisartsenzorg zijn de bestaande Treeknormen al onderdeel
van het Toezichtkader zorgplicht zorgverzekeraars Zvw. Voor huisartsenposten is voor
spoedgevallen een bereikbaarheidsnorm vastgelegd in de Beleidsregel Wtzi. Deze norm
neemt de NZa op in haar Toezichtkader. Indien het veld met aanvullende normen komt,
dan zal de NZa deze opnemen in haar Toezichtkader.
De NZa concludeert op basis van dit nadere onderzoek dat zich op dit moment geen problemen
voordoen met betrekking tot de toegankelijkheidsnormen en dat het daarom nu niet noodzakelijk
is om de huidige toegankelijkheidsnormen voor fysiotherapie, eerstelijns verloskunde,
logopedie en huisartsenzorg nader in te vullen.
Naar mijn oordeel heeft de NZa hiermee aannemelijk gemaakt dat het nu niet noodzakelijk
is om aanvullende normen op te stellen. De NZa zal ook in de toekomst blijven monitoren
of dit zo is.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers