29 683 Dierziektebeleid

Nr. 200 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2015

Met deze brief informeren wij uw Kamer over:

  • het SDa-rapport «Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2014» (zie bijlagen)1

  • de ontwikkeling van het vervolgbeleid 2016–2020 voor antibioticaresistentie en -gebruik bij dieren.

  • twee toezeggingen uit het AO Dierziekten en antibioticumgebruik van 10 december jl. (Kamerstuk 28 807/29 683, nr. 186)

Hoofdlijn

De SDa meldt in haar rapport over het veterinair antibioticumgebruik in 2014 drie belangrijke trends:

  • Na een periode van forse daling is het gebruik van antibiotica in 2014 over de vier grote sectoren samen met 4% gedaald ten opzichte van 2013: de daling in het veterinair antibioticumgebruik is daarmee eind 2014 zo goed als afgevlakt. De totale reductie ten opzichte van 2009 is nu 58,1%.

  • De verschuiving van bedrijven van het actiegebied (rood) naar lagere gebieden is marginaal, en ook beweging van het signaleringsgebied (oranje) naar het streefgebied (groen) stagneert;

  • In de vier grote veehouderijsectoren is een verdere daling in het gebruik aan kritische antibiotica gerealiseerd. Deze middelen worden nog maar zeer beperkt ingezet, het gebruik nadert de door de SDa vastgestelde streefwaarde van nul. Inzicht in en vermindering van het gebruik van kritische antibiotica in de andere diersectoren is nu nodig.

Zoals de SDa concludeert, lag het in de lijn van de verwachting dat de snelle daling in het veterinair antibioticumgebruik geleidelijk tot stilstand zou komen. Ook in 2013 was reeds een afvlakking van de daling zichtbaar. We hebben waardering voor de bereikte resultaten door sectoren en dierenartsen tot nu toe, zeker ook gezien de verdere daling van het gebruik van kritische antibiotica.

De afvlakking van de daling vinden wij echter een zorgelijke ontwikkeling. We zijn er nog niet. Omdat het laag hangende fruit al een tijd geplukt is, zijn aanvullende inspanningen van sectoren en dierenartsen nodig voor een verdere reductie. Onze doelstelling is gericht op 70% reductie ten opzichte van 2009. Het antibioticumgebruik bij bedrijven in het actie- en signaleringsgebied dient, zoals de SDa aangeeft, verder te worden teruggebracht. Daarbij is het van belang dat sectoren en dierenartsen kritische succesfactoren voor minder antibioticumgebruik in beeld brengen. We zijn blij dat de sectoren en dierenartsen op dit punt de adviezen van de SDa oppakken en diverse aanvullende maatregelen treffen. Daarnaast dient het gebruik van kritische antibiotica in andere diersectoren zoals gezelschapsdieren en paarden in beeld te worden gebracht en sterk te worden gereduceerd. Hiervoor doet de SDa dit jaar onderzoek en werken wij een aanpak uit.

Met de afvlakking van de daling vangt volgens de SDa een nieuwe periode aan, die vraagt om reflectie. Dit jaar benutten wij dan ook om met alle betrokken partijen het vervolgbeleid voor na 2015 vorm te geven. In deze brief lichten wij de SDa-rapportage, onze reactie en de aanvullende maatregelen van betrokken partijen nader toe.

Belangrijkste cijfers en trends SDa-rapportage 2014

De drie hierboven genoemde trends in de SDa-rapportage worden hieronder nader toegelicht.

Daling in gebruik

  • Op basis van de verkoopcijfers bedraagt de reductie van het totale antibioticumgebruik in 2014 58,1% ten opzichte van 2009. In alle gemonitorde diersectoren samen wordt ten opzichte van 2013 een daling in gebruik afleverregels (kg actieve stof) van antibiotica gevonden van 4%;

  • De snelle daling in het antibioticumgebruik over de afgelopen jaren is over alle gemonitorde diersectoren samen met een daling van 4% zo goed als afgevlakt;

  • De resultaten van de gemonitorde sectoren over het jaar 2014 verschillen:

    • Over 2014 is een duidelijke daling te constateren in de rundveehouderij van 19,7%. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan toepassing van de veterinaire richtlijn selectief droogzetten;

    • In de varkenssector is er sprake van een afname van 4,4% over 2014. Deze sector komt daarmee op een daling van 56,2% in de zeugenhouderij en 49,9% in de vleesvarkenshouderij ten opzichte van 2009;

    • In de kalversector is er een daling van 1,6% gerealiseerd. De totale daling sinds 2009 is 37,4%, de daling sinds 2007 (jaar waarin daling in deze sector is ingezet) is 46,3%;

    • In de vleeskuikensector is er sprake van een stijging van 21,1%; de kalkoenen stijgen met 4,9%. De totale daling sinds 2009 komt daarmee voor vleeskuikens uit op 57,1%.

Verschuivingen tussen streef-, signalerings- en actiegebied

  • De SDa meldt dat er in 2014 zeer marginale verschuivingen van veehouderijbedrijven in het actiegebied naar lagere gebruiksgebieden hebben plaatsgevonden. Dit past bij het beeld van een stagnerende daling in het gebruik. Ook de beweging van het signaleringsgebied (oranje) naar het streefgebied (groen) stagneert.

  • Over de dierenartsen rapporteert de SDa dat bijna 60% een voorschrijfpatroon in het streefgebied heeft. Van de dierenartsen heeft 37% een voorschrijfpatroon in het signaleringsgebied, 3,3% bevindt zich in het actiegebied.

Kritische antibiotica (3e en 4e generatie cefalosporinen & fluoroquinolonen)

  • Het gebruik van deze kritische antibiotica is in de vier grote veehouderijsectoren nog verder afgenomen. Het gebruik van 3e en 4e generatie cefalosporinen is in de 4 grote sectoren samen gedaald tot minder dan 0,5 kg. Het gebruik van fluoroquinolonen is in deze sectoren in 2014 met 25% verder afgenomen. Deze middelen worden nog maar zeer beperkt ingezet, het gebruik nadert de door de SDa vastgestelde streefwaarde van nul.

  • Het overige gebruik vindt buiten de gemonitorde diersectoren plaats. Bij welke diersoorten dit wordt ingezet is onvoldoende duidelijk. Inzicht in dit gebruik is nodig.

SDa-adviezen en aanvullende maatregelen sectoren en dierenartsen

De SDa dringt er bij dierhouders en dierenartsen en alle ketenpartners op aan om extra inspanningen te plegen om het antibioticumgebruik verder terug te brengen, met name bij die bedrijven en dierenartsen met een gebruik van antibiotica in het actie- en signaleringsgebied. De forse verschillen tussen bedrijven in de veehouderijsectoren en tussen dierenartsen geven aan dat verdere reductie mogelijk is.

Dit advies onderschrijven wij. Wij achten het met de SDa noodzakelijk dat de komende maanden gefocust wordt op het terugdringen van het aantal bedrijven en dierenartsen uit het signalerings- en actiegebied naar het streefgebied. Ook delen wij de mening van de SDa dat aanvullend hierop een diepgaandere analyse nodig is om kritische succesfactoren voor een laag antibioticagebruik in beeld te brengen.

We hebben hierover gesproken met de veehouderijsectoren en de beroepsgroep van dierenartsen. Zij onderschrijven deze adviezen en nemen het voortouw in het treffen van aanvullende maatregelen. Zij voeren onderstaande aanvullende maatregelen uit en betrekken daar, indien nodig, experts bij.

Belangrijke rode draad hierbij is dat er meer focus ligt op bedrijven in het signalerings- en actiegebied. De bedrijfsgezondheidsplannen en verbeterplannen dienen bij deze bedrijven voldoende basis en kwaliteit te hebben om verbeteringen te realiseren. Tevens onderzoeken de sectoren welke kritische factoren van invloed zijn op het feit dat een bedrijf of een dierenarts zich langere tijd in het actie-, signalerings- of streefgebied bevindt. Verschillen in antibioticumgebruik kunnen mogelijk worden verklaard door een verschil in bijvoorbeeld bedrijfsvoering, hygiëne, vaccinatie, of het voorschrijfpatroon van individuele dierenartsen. Deze kennis moet ingezet worden om bedrijven en dierenartsen versneld in het streefgebied te krijgen en daarmee een verdere reductie van gebruik te realiseren.

De sectoren hebben aangegeven het verbeteren van de algehele diergezondheid meer te willen betrekken bij het antibioticumbeleid. Wij delen de mening dat een goede intrinsieke diergezondheid de basis is en eveneens van invloed op antibioticareductie. Voorkomen is beter dan genezen. Een aantal relevante acties dat bijdraagt aan een betere diergezondheid wordt hieronder aangegeven. Verbetering van diergezondheid en preventieve diergezondheidsmaatregelen vormen een belangrijke pijler voor ons vervolgbeleid.

De SDa adviseert sectoren en overheid dat naast een focus op bedrijven in het signalerings- en actiegebied ook nagedacht moet worden over stimulansen om in het streefgebied te komen en te blijven. Wij zijn met de SDa van mening dat stimulansen («incentives») een extra impuls kunnen betekenen voor een verdere verschuiving naar het groene gebied en daarmee een verdere reductie. Wij gaan over de vormgeving en het gebruik van «incentives» in overleg met de veehouderijsectoren, dierenartsen en de SDa en nemen dit mee in de ontwikkeling van het vervolgbeleid vanaf 2016.

Aanvullende maatregelen in de varkenshouderij

Voor een verdere reductie van het gebruik zet de varkenssector de komende maanden in op:

  • Het opzetten van een goede begeleidingsstructuur en interventiemaatregelen voor bedrijven die zich structureel in het rode gebied bevinden; hiervoor wordt op korte termijn een pilot gestart waarin structureel «rode» varkenshouders actief worden begeleid door een expertteam (procesbegeleider, dierenarts en voervoorlichter). Doel is inzicht verkrijgen in de factoren die ertoe leiden dat deze bedrijven wel van het actie, naar het signalerings- en uiteindelijk het streefgebied (groen) kunnen verschuiven.

  • Onderzoek naar het identificeren van interventiemaatregelen (succesfactoren) voor het verhogen van de varkensgezondheid. Dit onderzoek, welke deel uitmaakt van een bredere diergezondheidsagenda, wordt uitgevoerd onder 70 bedrijven waarbij de interventiemaatregelen worden getoetst alvorens generiek over de sector worden uitgerold;

  • Aanpassing van diercategorieën in de SDa-systematiek. Door het toevoegen van een aparte categorie speenbiggen en het toevoegen van gelten aan de categorie vleesvarkens kunnen de bedrijven beter worden gebenchmarkt en aangesproken op hun antibioticumgebruik. Naar verwachting heeft deze aanpassing een positieve invloed op het antibioticumgebruik;

  • Verplichte online monitoring door de dierenarts na elk bedrijfsbezoek over de diergezondheidssituatie op het bedrijf met ingang van 1 juli 2015. Hiermee worden de gezondheidstrends zowel op bedrijfs- alsmede regioniveau digitaal inzichtelijk gemaakt. Dit zal naar verwachting een positief effect hebben op de preventie van dierziekten en daarmee op het verlagen van antibioticumgebruik.

Aanvullende maatregelen in de vleeskalverhouderij

Om de verschuiving naar het streefgebied te versnellen en daarmee het antibioticumgebruik verder te verminderen zet de vleeskalverhouderij in op:

  • Een analyse naar de kenmerken achter de bedrijven die een persistent karakter kennen in het signalerings- en het actiegebied. Op basis daarvan wordt bezien welke aanvullende maatregelen kunnen bijdragen om deze bedrijven op te laten schuiven naar het streefgebied;

  • Verbetering van de basisgezondheid van kalveren door samenwerking in de keten met de melkveehouderij en transport. Speerpunten daarbij zijn:

    • Programma voor aanpak van de ziekten IBR/BVD

    • Plan van Aanpak Vitaal Kalf (waaronder informatie-uitwisseling tussen melkveehouderij en kalversector) en

  • onderzoek naar transportcondities in combinatie met opvang op verzamelcentrum en kalverhouderij.

  • Onderzoek – samen met de melkveehouderij – naar factoren die de kalversterfte in zowel melkveehouderij als de kalverhouderij kunnen verminderen.

Aanvullende maatregelen in de vleespluimveehouderij

De stijging in het gebruik in de vleespluimveehouderij is zorgelijk. De pluimveesector deelt deze zorg, voert een analyse uit naar de achterliggende oorzaken en heeft de ambitie om het gebruik verder te verminderen. Daarvoor zet zij op de korte termijn in op:

  • Aanscherping van de aanpak en sanctionering van bedrijven in het actiegebied (rood). De sector werkt op dit moment in IKB een verplicht begeleidingstraject uit voor bedrijven met een persistent karakter in het actiegebied. Beoogde inwerkingtreding is eind zomer 2015;

  • Aanscherping verplicht verbeterplan in IKB voor bedrijven in het signaleringsgebied (oranje).

  • Het uitvoeren van een analyse van kenmerken van bedrijven in streef-, signalerings- en actiegebied om succes- en faalfactoren in beeld te brengen en daarmee het gebruik op bedrijven verder te kunnen reduceren;

  • Voortzetting van het onderzoek naar veel voorkomende diergezondheidsproblemen als verteringsproblemen (darmgezondheid), E.coli en enterococcus cecorum (o.a. als veroorzaker van pootproblemen).

  • Praktijkinitiatieven gericht op lager antibioticumgebruik door betere diergezondheid (bijvoorbeeld door eendagskuikens direct na het uitbroeden onbeperkt beschikking te geven over water en voer voordat ze op transport gaan, of door het vervoeren van broedeieren naar en uitbroeden in de stal, zodat vervoer eendagskuikens niet meer nodig is).

  • Diverse PPS projecten (onderzoek en duurzame vleeskuikenketen) gericht op een betere diergezondheid en daarmee op een lager antibioticumgebruik.

Aanvullende maatregelen in de melkveehouderij

  • Ondanks een al laag gebruik van antibiotica heeft deze sector over 2014 nog een forse verlaging weten te realiseren. Het is een prestatie van formaat dat de sector met laaggebruik en beperkte verschillen in gebruik tussen bedrijven in staat is gebleken om tot verdere reductie te komen. Wij hebben grote waardering voor deze inspanning en het goede resultaat. Het succes kan grotendeels worden toegeschreven aan de richtlijn «selectief droogzetten» van de KNMvD en het toepassen daarvan door dierenartsen en melkveehouders. De huidige aanpak heeft bewezen adequaat en afdoende te zijn. De sector houdt daarom vast aan het huidige, succesvolle maatregelenpakket.

  • Ten aanzien van het verbeteren van de gezondheid van het jonge kalf voor de vleeskalverhouderij wordt nauw met deze sector opgetrokken en gewerkt aan het plan Vitaal Kalf. Onderdeel daarvan is betere informatieverstrekking op basis waarvan beide sectoren kunnen sturen op gezonde kalveren;

  • Voor de middellange termijn bereidt de sector een landelijke aanpak van IBR en BVD voor. Een goede beheersing van deze dierziekten verhoogt de weerstand van het vee, wat leidt tot gezondere dieren.

  • Voor geborgde rundveedierenartsen geldt per 2015 een verplichte inhoudelijke toetsing van bedrijfsgezondheidsplannen, onafhankelijk van het benchmarkgebied waarin deze zich bevindt. Toetsing vindt plaats door middel van een intercollegiaal overleg onder leiding van een onafhankelijke procesbegeleider.

Aanvullende maatregelen voor dierenartsen

De Veterinaire Benchmarkindicator (VBI) is opgenomen in de regelingen van de Stichting Geborgde Dierenarts. Deze regelingen gelden voor alle dierenartsen die werkzaam zijn in de rundvee, kalver, pluimvee en vleeskalversector. Dit instrument is grotendeels operationeel.

Om onder dierenartsen een verschuiving in het voorschrijfpatroon te realiseren worden de volgende acties uitgevoerd:

  • Dierenartsen in het actiegebied worden vanaf 1 januari 2016 verplicht verbetermaatregelen te nemen. Deze bestaan uit een aantal acties die dierenartsen moeten inzetten zoals intercollegiaal overleg, nascholing of het inschakelen van een expert;

  • In aanloop naar deze verplichting worden dierenartsen in 2015 periodiek schriftelijk geïnformeerd of zij zich op basis van tussentijdse resultaten in het streef-, signalerings- of actiegebied bevinden. Dierenartsen in het actiegebied wordt geadviseerd direct maatregelen te treffen, zoals intercollegiale toetsing of nascholing. Ook dierenartsen in het signaleringsgebied worden geadviseerd en gestimuleerd om hun voorschrijfpatroon verder te verbeteren.

  • Deels is het voorschrijfpatroon van de dierenarts afhankelijk van eigen kennis en kunde maar ook van de verbeteringen die een veehouder wel of niet uitvoert. Daarom zal het komende jaar aanvullend aandacht besteed worden aan een analyse naar kritische succesfactoren onder dierenartsen. Op basis van deze analyse kunnen instrumenten ontwikkeld worden die er toe bijdragen dat meer dierenartsen, en daardoor ook meer veehouderijbedrijven, verschuiven naar het streefgebied. Tevens worden nadere afspraken gemaakt met de veehouderijsectororganisaties over het nemen van maatregelen in combinatie met ketenkwaliteitssystemen indien het verbetertraject niet het gewenste resultaat oplevert.

Kritische antibiotica en aanpak andere sectoren

Wij zijn, met de SDa, verheugd dat de gemonitorde sectoren in 2014 een nog verdere daling in het gebruik van kritische antibiotica (3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen) hebben weten te realiseren. Deze middelen worden nog zeer beperkt ingezet. Het overige gebruik vindt buiten de gemonitorde diersectoren plaats. Bij welke diersoorten deze middelen worden ingezet is volgens de SDa op dit moment onvoldoende duidelijk. Inzicht in en verdere reductie van dit gebruik van kritische antibiotica in andere diersectoren, zoals gezelschapsdieren en paarden, is nodig. Hiervoor doet de SDa dit jaar onderzoek naar het gebruik bij honden, katten en paarden. Ook wordt de monitor naar de konijnensector uitgebreid. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek ontwikkelen wij een aanpak voor zorgvuldig gebruik in de andere sectoren en zullen uw Kamer daarover informeren.

Plan van aanpak konijnenhouderij

Met onze brief aan de Kamer van 2 september 2014 (Kamerstuk 29 683 nr. 189) hebben wij u geïnformeerd dat de konijnenhouderij een plan van aanpak op zal stellen om het hoge antibioticumgebruik te reduceren. Wij zijn verheugd te kunnen melden dat wij recent een ambitieus plan hebben ontvangen. Het plan bevat de ambitie om eind 2018 het gebruik met 70% te reduceren ten opzichte van 2011 en het verzoek aan de overheid om hen onder dezelfde wetten en regels voor het antibioticumgebruik te laten vallen waar de vier grote sectoren reeds aan moeten voldoen. Dit betreffen onder andere de verplichte antibioticaregistratie, de verplichte bedrijfsgezondheidsplannen en de UDD-regeling voor zorgvuldig gebruik.

De aanpak en opstelling van de konijnensector is lovenswaardig. Wij zullen het plan bestuderen en binnenkort het plan met onze reactie daarop aan uw Kamer toezenden.

Handhaving

We zetten blijvend in op versterkt toezicht op en handhaving van het antibioticumgebruik in de dierhouderij. De NVWA heeft naar aanleiding van signalen inzake mogelijk illegaal gebruik het onderzoek hiernaar in 2015 geïntensiveerd (zie brief 9 december jl. Kamerstuk 29 683, nr. 194).

Gezien de afvlakking van de daling in 2014 en de benodigde focus op een betere diergezondheid, zal de NVWA het komende jaar in de handhaving extra aandacht geven aan naleving van de verplichting voor bedrijfsgezondheidsplannen (BGP), de jaarlijkse evaluatie van deze plannen, of de veehouder en dierenarts conform deze plannen handelen en of maatregelen ter verbetering van diergezondheid zijn opgenomen in het BGP bij inzet van 2e keus middelen in het kader van de UDD-knelpunten (m.u.v. de behandeling van klinische mastitis).

Daarnaast voert de NVWA dit jaar handhavingsonderzoek uit naar het antibioticavoorschrijfgedrag door dierenartsen in andere sectoren, zoals gezelschapsdieren en konijnen.

Evaluatie en vormgeving van beleid 2016–2020

Met de afvlakking van de daling vangt volgens de SDa een nieuwe periode aan, die vraagt om reflectie. Het jaar 2015 benutten we dan ook om in overleg met veterinaire en humane experts, de SDa, de dierhouderijketen en de dierenartsen het vervolgbeleid voor na 2015 vorm te geven. Dit zal gericht zijn op verdere vermindering van risico’s van resistentievorming en resistentieverspreiding in de dierhouderij voor de volks- en diergezondheid. De aanpak zal meer sectorgericht worden vormgegeven, waar mogelijk met diersoort specifieke doelstellingen. Inzet is een dierhouderij waar gezondheid door de hele keten heen de norm is, en ziekte en behandeling met antibiotica de uitzondering. Om dit te bereiken is versterkte aandacht van alle ketenpartners voor preventie van dierziekten van cruciaal belang.

Voor 2015 is een aantal acties ingezet die bouwstenen opleveren voor de vormgeving van het beleid na 2015:

  • De Gezondheidsraad zal eind 2015 op ons verzoek een update uitbrengen van haar advies uit 2011 over risico’s van het antibioticumgebruik in de dierhouderij (inclusief gezelschapsdieren) voor de volksgezondheid.

  • De SDa zal eind 2015 een advies uitbrengen over een benchmarksystematiek die meer gerelateerd is aan resistentieniveaus en de mogelijkheid om te komen tot meer diersoort specifieke (reductie)doelstellingen in plaats van de huidige generieke doelstellingen. Mede op basis van het SDa advies zal waarschijnlijk een meer sectorspecifieke aanpak kunnen worden opgesteld die recht doet aan de verschillen tussen de sectoren voor wat betreft gebruik en (daling van de) resistentieniveaus.

  • De Raad voor Dieraangelegenheden zal eind 2015 een zienswijze uitbrengen over de gevolgen van het reductiebeleid voor dierenwelzijn en -gezondheid en adviseren over zorgvuldig en terughoudend antibioticumgebruik met behoud van dierenwelzijn en diergezondheid.

  • De kennisagenda ESBL in de voedselketen wordt voor de zomer van 2015 afgerond. Op basis hiervan is het mogelijk meer focus en prioritering aan te brengen in de toekomstige onderzoeksinspanning. Dit kan bijdragen om de aanpak van ESBL producerende bacteriën verder te concretiseren.

  • Begin 2016 informeren wij uw Kamer over de uitwerking van dit vervolgbeleid voor het antibioticumgebruik in de dierhouderij.

Toezeggingen AO Dierziekten en antibioticumgebruik 10 december 2014

Contra-expertise

In het AO van 10 december jl. is toegezegd de Kamer te informeren over de kosten van contra-expertise. Als in een dier residuen van verboden stoffen worden gevonden, dan heeft de veehouder altijd recht op contra-expertise. De veehouder kan dit laten uitvoeren bij private laboratoria of overheidslaboratoria in het buitenland. Randvoorwaarden zijn dat het laboratorium geaccrediteerd is voor de analyse van het betreffende monster en dat de test minimaal even gevoelig meet als de analysemethode die de NVWA toepast. De kosten voor de analyse kunnen variëren al naar gelang de aantallen monsters en eventuele opstartkosten. De veehouder en het laboratorium maken hier onderling afspraken over en de NVWA is hierbij geen partij. Wij vinden het van belang dat veehouders door middel van contra-expertise de uitslagen kunnen laten toetsen, maar daarbij moet wel aan alle zorgvuldigheidsnormen zijn voldaan.

Strafmaat

In het AO is toegezegd de Kamer te informeren over de ontwikkelingen op het gebied van de strafmaat bij de handhaving van (illegaal) antibioticumgebruik. De maximale bestuurlijke boete die thans conform het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren kan worden opgelegd is beperkt tot € 20.000. Hiervan gaat onvoldoende afschrikwekkende werking uit en bovendien staat het niet in verhouding met het financieel gewin dat een overtreder met zijn overtreding kan behalen. Zoals op 18 november 2014 (Kamerstuk 31 389, nr. 147) reeds is aangekondigd, zal aan de bestaande vijf boetecategorieën een «buitencategorie» worden toegevoegd. De maximaal op te leggen bestuurlijke boete wordt daarmee gelijk getrokken met het boeteplafond van de Wet dieren, zijnde € 81.000,– per overtreding begaan door een natuurlijke persoon, en ten hoogste € 810.000,– per overtreding begaan door een rechtspersoon of vennootschap, dan wel 10 procent van de jaaromzet als dat hoger is dan € 810.000. We streven ernaar om deze wijziging van het Besluit handhaving en overige zaken wet dieren op korte termijn in werking te laten treden. Daarmee komen de maximale bestuurlijke boetes in lijn met de maximale strafrechtelijke eis die het Openbaar Ministerie kan vragen.

Aanvullend daarop worden per 1 juli 2015 ook overtredingen die betrekking hebben op het toepassen van diergeneesmiddelen (inclusief antibiotica) bestuurlijk beboetbaar. Het voorhanden hebben van antibiotica was al bestuurlijk beboetbaar, maar het toepassen van antibiotica kon voorheen alleen via het strafrecht worden afgedaan. In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld recidive, kunnen de boetes worden verdubbeld. Overigens zullen zaken waarbij fraude speelt of waarbij bijzondere opsporingstechnieken worden ingezet, ook in de toekomst strafrechtelijk worden afgedaan.

Slot

Met de in deze brief geschetste aanpak verwachten wij samen met alle betrokken partijen – ondanks de afvlakking van de daling – een verdere reductie in het gebruik van antibiotica bij dieren te kunnen realiseren. Wij zullen u blijven informeren over relevante ontwikkelingen. Begin 2016 presenteren wij aan uw Kamer de uitwerking van het vervolgbeleid voor het antibioticumgebruik in de dierhouderij.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven