29 664 Binnenvisserij

Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2015

De laatste jaren wordt met name in Zeeland steeds meer Noordzeekrab (Cancer pagurus) gevangen. De Zeeuwse vaste vistuigvissers vissen normaliter met fuiken en kubben, die echter bij de visserij op krab nogal schadegevoelig zijn. Gelet hierop hebben de Zeeuwse vissers in 2013 een verzoek ingediend om de krabbenvisserij te kunnen uitoefenen met «korven», die steviger zijn en daardoor minder schadegevoelig.

Dit verzoek gold destijds uitsluitend voor de Westerschelde en de Voordelta en niet voor de Oosterschelde. Dit laatste had te maken met de discussie, die op dat moment werd gevoerd over een eventuele reductie van de vangstcapaciteit van de kreeftenvisserij in de Oosterschelde. Korven zijn namelijk ook zeer geschikt om de visserij op kreeft uit te oefenen. De besluitvorming over een eventuele «kreeftenreductie» heeft inmiddels plaatsgevonden (Kamerstuk 29 675, nr. 179), zodat er geen aanleiding meer bestaat om de visserij met vaste vistuigen in de Oosterschelde anders te behandelen dan de visserij in de Westerschelde en de Voordelta.

In mei 2013 (Kamerstuk 29 664, nr. 109) bent u geïnformeerd over een uitbreiding van de vismogelijkheden in de Westerschelde en de Voordelta, door de Zeeuwse vissers de mogelijkheid te bieden om, naast het vissen met fuiken en kubben, ook de visserij met korven uit te oefenen. De «krabbenvisserij» kan hierdoor effectiever worden uitgeoefend, waarbij minder beschadiging optreedt aan de vistuigen.

Onlangs heb ik een verzoek ontvangen van de sector om deze uitbreiding ook van toepassing te laten zijn op de Oosterschelde. Ik wil de sector tegemoet komen in hun verzoek zonder het vigerende beleid voor de visserij met vaste vistuigen geweld aan te doen. In het Beleidsbesluit vaste vistuigen «Vast en Zeker!» van december 2002 (Kamerstuk 28 752, nr. 1) wordt de rechthebbenden voor de visserij met vaste vistuigen op de vrije gronden (dat wil zeggen niet-verhuurde gebieden) een «standaardvergunning» verleend. Op grond van deze «standaardvergunning» mogen de betreffende vergunninghouders ieder een maximum aantal van 180 vistuigen inzetten, bestaande uit fuiken en/of kubben.

Onder verwijzing naar de besluitvorming over visserij met korven in de Westerschelde en de Voordelta, zal binnenkort ook de «standaardvergunning» voor de Oosterschelde worden uitgebreid met het vistuig «korven». Hierbij zal het maximum aantal in te zetten vistuigen van 180 blijven gehandhaafd, waardoor wordt gewaarborgd dat de visserij-intensiteit in de Oosterschelde niet zal worden uitgebreid.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven