Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2015
Tijdens de behandeling van de wijziging van de Visserijwet (Kamerstuk 30 211, nr. 2) heeft de Tweede Kamer de nadrukkelijke wens geuit om tot een afbakening van het
gebruik van zogenoemde grote vistuigen op de binnenwateren te komen (Handelingen II
2005/06, nr. 91, p. 5591–5607). Hieraan is invulling gegeven met de regeling over
de regulering van het gebruik van vaste vistuigen op de binnenwateren. Deze Regeling
is geëvalueerd en op 12 december 2013 heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 29 664, nr. 113) geïnformeerd over de resultaten en mijn aanpak. Vervolgens is de aangepaste Regeling
in consultatie bij betrokken organisaties gebracht.
Tijdens het Algemeen Overleg Visserij van 4 juni 2014 (Kamerstuk 29 664, nr. 122) heeft uw Kamer mij verzocht om de genoemde gewijzigde regeling voor te leggen1. Met deze brief voldoe ik aan het verzoek.
Ik heb besloten om de eerder met u besproken beleidslijn van 3 vissers per 250 ha
viswater met de mogelijkheid om per kwartaal van vissers te wisselen, niet aan te
passen. Het aantal vissers per 250 ha is ruim genomen. Naar mijn mening wordt hiermee
recht gedaan aan alle belangen en omstandigheden van betrokkenen.
In zeer bijzondere gevallen – wanneer met een plan duurzame visserij kan worden aangetoond
en geborgd – kan op grond van artikel 11 van het Reglement voor de binnenvisserij
1985 een ontheffing worden verleend. Dit kan echter alleen onder nadrukkelijke voorwaarden,
te weten wanneer het plan voorziet in een goede vangstregistratie, een goede controle-
en handhaving van de in het plan gemaakte afspraken en een onafhankelijk derde partij
die hierop toeziet.
Tijdens het Algemeen Overleg Visserij van 4 juni heeft uw Kamer mij gevraagd rekening
te houden met coöperaties die zeggen duurzaam te vissen. Van de twee coöperaties die
maatregelen voor duurzame visserij hebben ingebracht lijkt de coöperatie uit Woudrichem
te kunnen voldoen aan deze voorwaarden. Ik heb gevraagd om dit in een plan aan te
bieden, op dat ik kan beoordelen of dit voor een ontheffing in aanmerking kan komen.
De coöperatie van Reeuwijk heeft weliswaar een aantal maatregelen voor paling benoemd,
maar niet voor schubvis. Duurzaamheid wordt onvoldoende aangetoond en geborgd.
De consultatie geeft mij verder geen aanleiding de concept-Wijzigingsregeling aan
te passen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma