Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2020
Op 1 juli 2019 informeerde ik uw Kamer over de aanpak van administratieve lasten in
de opsporing (Kamerstuk 29 628, nr. 891). Ik gaf onder andere aan een commissie te hebben ingesteld die sterker dan voorheen
immateriële waarden bij deze aanpak centraal moest stellen en gaf aan eind 2019 /
begin 2020 de eerste resultaten van deze commissie te verwachten. Op 3 juni 2020 heeft
de commissie zijn rapportage aan mij aangeboden, met enige vertraging door de coronacrisis.
De rapportage met enkele bijlagen is bij deze brief gevoegd1.
Ik hecht eraan deze rapportage snel aan uw Kamer aan te bieden, zodat enkele leden
van de commissie administratieve lastenverlichting in de opsporing nog voor het zomerreces
2020 met uw Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) van gedachten kunnen
wisselen over onder andere deze rapportage, conform de wens van de TCU. Hierbij merk
ik op dat de commissie desgewenst bereid is een meer technische briefing te verzorgen
voor de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. De thans gevraagde snelheid
maakt dat mijn beleidsreactie beknopt is.
Kort samengevat doet de commissie aanbevelingen «outside the box» en «inside the box».
Als aanbeveling «outside the box» stelt de commissie voor dat breder wordt verkend
hoe herwaardering van de publieke professional gestalte kan krijgen. Deze aanbeveling
volg ik op door in het najaar een verdiepende bijeenkomst op dit thema binnen de strafrechtsketen
te laten organiseren.
«Inside the box» blijkt dat (de aanpak van) administratieve lasten in de opsporing
een hardnekkig en multidimensionaal vraagstuk is. De commissie hanteert een conceptueel
kader waarbij vier dimensies van bureaucratisch disfunctioneren worden onderscheiden:
rompslomp, structuur, cultuur en ordeningsparadigma’s. Op elk van deze dimensies doet
de commissie waarnemingen, diagnosticeert zij deze waarnemingen en stelt zij remedies
voor. De commissie stelt voor een «figuur van statuur» bereid te vinden die als aanjager
en activistisch breekijzer op kan treden om de voorgestelde remedies verder te brengen.
Deze «figuur van statuur» heeft tenminste drie functies. Ten eerste het gesprek met
partners faciliteren. Het komt voor dat partners buiten de politie regels voor haar
optreden formuleren, bijvoorbeeld waar dat gaat over het horen van verdachten of vereisten
rondom inbeslagneming. Mogelijk kunnen deze regels minder nadrukkelijker de politiële
handelwijze voorschrijven. Een figuur van statuur kan het gesprek hierover faciliteren.
Ten tweede kan een dergelijke figuur helpen administratieve lasten steviger in de
(politiële) besluitvorming in te bedden.
Administratieve lasten werken in de hele opsporing door, de figuur van statuur maakt
zichtbaar dat administratieve lasten betrokken moeten worden bij keuzes (smal en breed,
van inrichtingskeuzes tot keuzes of een natte handtekening op een document nodig is).
Ten derde helpt een figuur van statuur administratieve lasten steviger institutioneel
in te bedden. De afgelopen periode zijn er verschillende pogingen ondernomen administratieve
lasten te reduceren, leidend tot een dikwijls tijdelijke opleving van aandacht voor
het thema. Met een figuur van statuur ontstaat steviger institutionele vorm en permanentere
aandacht.
In het halfjaarbericht zal ik verder ingaan op de voortgang van de verschillende trajecten
om administratieve lasten in de opsporing te verlichten. Zoals toegezegd in het AO
Criminaliteitsbestrijding van 5 februari jl. (Kamerstuk 28 684, nr. 617), zal ik het voorstel «Ontzorg agenten» daarbij betrekken.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus