29 628 Politie

Nr. 870 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2019

Bij deze voldoe ik aan het verzoek van uw Kamer om een reactie te geven op het bericht «We moeten misdrijven verkeerd registreren, zeggen agenten» van de NOS.1 Dit bericht is gebaseerd op een onderzoek van het platform voor onderzoeksjournalistiek Investico. Investico heeft gedurende een halfjaar onderzoek verricht naar de registratie van politiecijfers. Over de resultaten heeft zij gepubliceerd in het tijdschrift De Groene Amsterdammer.

Voor het onderzoek zijn leden van de Nederlandse Politiebond (NPB) benaderd. De enquête bevatte vragen over onder meer aangiftebereidheid, de manier waarop agenten feiten registreren en of het korps stuurt op positieve resultaten. Van de aangeschreven leden heeft ongeveer 10 procent gereageerd. Het is niet duidelijk hoe representatief de resultaten van de enquête zijn voor de gehele politieorganisatie en we kunnen deze bevindingen niet verifiëren. In de resultaten van het onderzoek wordt onder andere gemeld dat misdrijven soms in een andere, lichtere klasse worden geplaatst en dat daarbij soms sprake is van onjuiste beïnvloeding. Vooral de cijfers over inbraak en straatroof zouden volgens de onderzoekers bewust laag worden gehouden.

De korpschef heeft aangegeven de signalen die uit het onderzoek volgen serieus te nemen en te zullen onderzoeken door hierover het gesprek aan te gaan binnen de organisatie. Dit is belangrijk, en ik steun hem in deze aanpak. Afhankelijk van de resultaten zal de korpschef bezien of, en zo ja welke maatregelen moeten worden genomen ten behoeve van de registratie van misdrijven. Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer hierover te zijner tijd informeren.

Kwaliteit van de registratie

In het onderzoek staat dat respondenten aangeven dat ze hebben gezien dat misdrijven in een andere, lichtere klasse worden geplaatst en het onderzoek wekt hierbij de suggestie dat er sprake is van beïnvloeding.

Politiemensen registreren incidenten en strafbare feiten primair voor de uitvoering van hun taak. De kwaliteit van de registratie door de politie, en ook door overige ketenpartners in de strafrechtketen, is van groot belang. De Inspectie van JenV heeft verschillende malen onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van politieregistraties, in «Betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie»2 en «Betrouwbaarheid van de verantwoordingscijfers over woninginbraken, overvallen en straatroof»3. Het eerste rapport geeft een beeld van de situatie voor de vorming van de Nationale Politie. De eenduidigheid in het hanteren van registratiesystemen is sindsdien verbeterd. Cijfers over aangiften van misdrijven (geregistreerde criminaliteit) werden destijds al voldoende betrouwbaar geacht. Het rapport uit 2016 bevestigt dit beeld voor HIC misdrijven. «Gelet op de uniformiteit van de gehanteerde systemen, procedures en definities, de bekendheid van medewerkers met de definities, de houding van medewerkers tegenover registratie en de controle op de registraties beoordeelt de Inspectie de aantallen woninginbraken, straatroven en overvallen als betrouwbaar.»

Ik heb geen aanwijzingen dat de registratie binnen de politie plaatsvindt op basis van oneigenlijke motieven, zoals het beïnvloeden van het criminaliteitsbeeld. Dit lijkt ook onwaarschijnlijk, gelet op de bevestiging van trends binnen de geregistreerde criminaliteit door van de politieregistraties onafhankelijke bronnen. Voor zover dit evenwel incidenteel toch plaats zou vinden, acht ik dit, net als de korpschef, onwenselijk.

Verborgen criminaliteit en ophelderingspercentage

In het onderzoek wordt gesteld dat veel respondenten de officiële criminaliteitscijfers niet geloven en dat het aantal opgeloste misdrijven lager ligt dan de officiële statistieken.

Er zal altijd een verschil zijn tussen geregistreerde criminaliteit en de daadwerkelijke criminaliteit. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van niet geregistreerde criminaliteit. Het onderzoeksrapport en de kabinetsreactie hierop zijn op 21 december 2018 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 28 684, nr. 477).

Uit dat rapport blijkt dat de bestaande instrumenten als Politiestatistiek en de Veiligheidsmonitor nuttige en betrouwbare informatie leveren voor een groot deel van de criminaliteit. Daarnaast geven beide bronnen in combinatie met elkaar een realistisch beeld van de trendmatige ontwikkeling van de klassieke vormen van criminaliteit in Nederland. Het rapport bevestigt ook de trend van dalende (klassieke vormen van) criminaliteit die beide (en andere) instrumenten de afgelopen jaren hebben gemeten.

Dit neemt niet weg dat er lokaal grote verschillen kunnen zijn, die aanleiding kunnen zijn voor zorgen over de aard en omvang van de criminaliteit. Ook de aard van de criminaliteit is daarbij van belang. Het WODC heeft onder andere aanbevelingen gedaan om beter zicht te krijgen op de omvang van vormen van criminaliteit die niet of in mindere mate via aangiftes bekend worden, zoals ondermijnende criminaliteit en cybercrime. De politie is zeer alert op veranderingen in criminaliteit, ook op deze terreinen.

Ten aanzien van het ophelderingspercentage wijs ik erop dat ik het bestuurlijk ketenberaad (BKB) heb gevraagd een aanvullende indicator te laten ontwikkelen naast de indicator «ophelderingspercentage». Dit begrip is weliswaar informatief voor hoe vaak het de politie en het OM lukt om een verdachte aan een misdrijf te koppelen, maar geeft niet weer hoe vaak de verdachten ook daadwerkelijk te maken krijgen met een straf of interventie, terwijl dit ook relevante informatie is. Ik heb uw Kamer hierover per brief geïnformeerd.4

De nieuwe indicator – «interventiepercentage»5 – geeft een beter beeld van de prestaties aan de voorkant van de strafrechtketen en voldoet aan het streven van het BKB om de prestaties van de strafrechtketen te versterken met het doel te komen tot voor de burger en samenleving passende, tijdige en zorgvuldige (strafrechtelijke) interventies. De indicator wordt toegevoegd aan de Strafrechtketenmonitor die uw Kamer jaarlijks omstreeks de maand juni ontvangt.

Aangiftebereidheid

De burger weet de politie goed te vinden en het aantal meldingen blijft stabiel. Er lijkt geen structurele vermindering te zijn van aangiftebereidheid (WODC-onderzoek Aangifte- en meldingsbereidheid, Trends en determinanten, 2016;Kamerstuk 29 628, nr. 663). Er zijn daarbinnen overigens grote verschillen in aangiftebereidheid bij verschillende delicten, afhankelijk onder andere van de aard en ernst van het delict. Wel is sprake van een afname van het aantal aangiften in de afgelopen jaren, die gelijke tred houdt met de afname van slachtofferschap in de Veiligheidsmonitor van het CBS. Ook lijkt er sprake van een zekere verschuiving in het werkaanbod van de politie. De meldingen en incidenten zoals geregistreerd door de politie gaan in toenemende mate over hulpverlening en handhaving en er zijn minder meldingen naar aanleiding van criminaliteit.

Tot slot

De registratiesystemen van de politie zijn gericht op het zo goed mogelijk vervullen van de verschillende taken waar de politie voor staat, waaronder de opsporing. Het Investico-onderzoek maakt ook zichtbaar welke lastige dilemma's politiemensen in de dagelijkse praktijk bij het vervullen van deze taak tegen kunnen komen, en toont daarmee het belang van adequate kaders om deze het hoofd te kunnen bieden.

De Inspectie van Justitie en Veiligheid onderzoekt in dit verband de kwaliteit van de opsporing. Hierbij richt de Inspectie zich onder andere op de selectie en toewijzing van zaken. Bij de kabinetsreactie op het inspectieonderzoek zal dit onderzoek van Investico, wanneer hier aanleiding toe is, als een signaal betrokken worden, en kan dit ook in een breder perspectief worden geplaatst.

Ik verwacht dat het Inspectie-onderzoek naar de kwaliteit van de opsporing rond de zomer van 2019 afgerond wordt en zal uw Kamer hierover informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
2

Rapport Inspectie van Veiligheid en Justitie, Betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie, 18 december 2013; Bijlage bij Kamerstuk 29 628, nr. 428.

X Noot
3

Rapport Inspectie van Justitie en Veiligheid, Betrouwbaarheid van de verantwoordingscijfers over woninginbraken, overvallen en straatroof, 28 september 2016; Bijlage bij Kamerstuk 28 684, nr. 477.

X Noot
4

Brief van 28 november 2018, Kamerstuk 33 173, nr. 14.

X Noot
5

Onder interventies worden de inhoudelijke beslissingen in eerste aanleg door politie, OM of Rechtspraak verstaan waaruit blijkt dat de verdachte schuldig en strafbaar is en gevolgen ondervindt van zijn daden door een sanctie, voorwaardelijke sanctie dan wel schuldigverklaring zonder straf. Hieronder worden ook de interventies verstaan die buiten het strafrecht om worden uitgevoerd (bijvoorbeeld mediation, GGZ-traject).

Naar boven