Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2018
Naar aanleiding van de Regeling van Werkzaamheden d.d. 14 november 2018 (Handelingen
II 2018/19, nr. 23), waarin het lid Azarkan (DENK) heeft gevraagd naar het artikel
«Politie lost moorden op jonge, mannelijke allochtonen minder vaak op» bericht ik
uw Kamer als volgt. In het genoemde artikel wordt gerefereerd aan het onderzoek van
criminoloog en forensisch psycholoog mevrouw Liem waarin wordt gesteld dat de politie
moorden op jonge, mannelijke allochtonen minder vaak op zou lossen.
Dat de politie minder tijd zou besteden aan levensdelicten met jonge, allochtone mannen
als slachtoffer, bestrijd ik. De politie stelt alles in het werk om levensdelicten
op te lossen. De achtergrond van het levensdelict, noch de achtergrond van het slachtoffer,
speelt hierbij een rol. De mate waarin onderzoeksmogelijkheden benut kunnen worden,
is afhankelijk van de opsporingsindicatie van deze zaak. De ontwikkelagenda opsporing,
waarover ik uw Kamer vandaag heb geïnformeerd (bijlage bij Kamerstuk 29 628, nr. 825), levert een kwalitatieve bijdrage aan de versterking van de opsporing, ook bij levensdelicten.
Een allochtone achtergrond van een slachtoffer speelt evenmin een rol bij de tijd
die de politie aan het oplossen van levensdelicten besteedt. Bij de politie is geen
ruimte voor discriminatie. Over het voorkomen van discriminatie door de politie, informeer
ik u geregeld. Zo heb ik u onder andere in mijn Kamerbrief van 4 oktober 2016 (Kamerstuk
30 950, nr. 105) geïnformeerd over dat de politie met het meerjarige programma «De Kracht van het
Verschil» – in de periode 2016–2018 een set aan inspanningen, activiteiten en projecten
verricht om onder andere discriminatie te voorkomen. Ik streef ernaar u rond de zomer
2019 een actualisatie te geven met betrekking tot het beleid van voorkoming van discriminatie.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus