29 628 Politie

Nr. 719 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2017

Tijdens het plenaire debat van 30 mei jl. over het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) (Handelingen II 2016/17, nr. 80, item 15) heb ik naar aanleiding van een vraag van het lid Van Nispen (SP) over de trage start van het onderzoek naar de werkelijke behoefte aan sporenonderzoek bij politie en OM, toegezegd uw Kamer op korte termijn te informeren over de vraag waarom dit onderzoek niet eerder gestart kon worden en daarover alvast met OM en politie in overleg te treden. Voorts heb ik toegezegd nader te kijken naar het door het lid Van Nispen bij het debat naar voren gebrachte plan om de problemen bij het NFI het hoofd te bieden en daarop later schriftelijk te reageren. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

Stand van zaken WODC-onderzoek

Het betreffende onderzoek naar de factoren die op de vraag naar forensisch onderzoek van invloed zijn, zal worden uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Dit onderzoek moet gelet op de relatie met het PMJ (Prognosemodel justitiële ketens) door het WODC zelf, of onder haar regie, plaatsvinden. PMJ is immers een prognosemodel dat door het WODC wordt opgemaakt waarvan de vaststelling niet kan worden uitbesteed aan derden.

Het WODC kan met de beschikbare capaciteit niet alle onderzoeken die worden aangemeld direct oppakken. In het najaar maakt het WODC een eerste selectie van onderzoeken die in het volgende jaar kunnen worden uitgevoerd binnen de beschikbare middelen en capaciteit. In het voorjaar wordt er een zogenaamde «veegronde» gehanteerd, waarbij nieuwe onderzoeken aan de onderzoeksagenda van het lopende jaar kunnen worden toegevoegd.

Mede naar aanleiding van de motie van Van Nispen van 27 september 20161 is het voornoemde onderzoek bij het WODC aangemeld, maar kon wegens prioriteitstelling niet worden meegenomen in de selectieronde van het najaar 2016.

Bij de veegronde in het voorjaar van 2017 is het onderhavige onderzoek alsnog geselecteerd en het WODC gaat, zoals uw Kamer gemeld, op korte termijn het onderzoek uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden in 2018 verwacht.

Informele gesprekken met politie en OM

Zoals aan uw Kamer toegezegd, heb ik vooruitlopend op het WODC-onderzoek zowel met de politie als met het OM informele gesprekken gevoerd over hun werkelijke behoefte aan forensische onderzoeken. Zowel de politie als het OM hebben aangegeven dat de werkelijke behoefte aan sporenonderzoek groter is dan wat er op dit moment jaarlijks bij het NFI en bij de particuliere laboratoria voor onderzoek kan worden aangeleverd. Krapte in onderzoekscapaciteit laat zich met name voelen bij de productgroepen drugs, digitale gegevensdragers, sporen op tape en biologisch onderzoek. De uitbreiding van de NFI-capaciteit met de in de begroting 2016 en 2017 extra opgenomen middelen zit op deze gebieden en moet een verlichting bieden.

Bij de afweging welke sporen van de plaats delict worden ingestuurd naar het NFI voor onderzoek spelen naast de beschikbare capaciteit bij het NFI ook de bruikbaarheid en kwaliteit van het spoor en de tactische waarde daarvan voor het opsporingsonderzoek een rol. Politie en OM registreren niet wat de (doorslaggevende) reden was voor de keuze om een bepaald spoor niet in te sturen. Kwantitatief inzicht in de feitelijke behoefte is derhalve op dit moment niet voorhanden. Het WODC-onderzoek dient ertoe om hier alsnog in te voorzien.

Reactie op het SP-plan voor een beter NFI

Tijdens het debat op 30 mei jl. ontving ik van het lid Van Nispen (SP) een eigen plan2 om de situatie bij het NFI te verbeteren. Zoals toegezegd reageer ik hierop per aanbeveling, zoals die in het plan is verwoord.

1. Herstel het vertrouwen

Ik onderschrijf deze aanbeveling volledig. Het belang en de wetenschappelijke kwaliteit van het NFI en zijn medewerkers staat niet ter discussie. De zaken die op dit punt niet goed verlopen zijn met het cultuuronderzoek boven tafel gekomen. De huidige a.i directeur. maakt een plan om de aanbevelingen uit het cultuuronderzoek te implementeren en daarmee ook het vertrouwen te herstellen.

2. Geef de NFI-ers zeggenschap

Uw Kamer heeft over dit onderwerp inmiddels de gewijzigde motie-Van Nispen3 aangenomen. Het dictum van de motie met de herformulering sluit nauw aan bij de tekst in het rapport van het cultuuronderzoek. Ik beschouw deze motie dan ook als ondersteuning van het in gang gezette cultuurtraject.

3. NFI-ers kiezen hun nieuwe directeur

Op deze aanbeveling heb al gereageerd tijdens het debat op 30 mei jl. Ik verwijs kortheidshalve daarnaar. Ik voeg daar nog aan toe dat in het cultuurtraject onder andere een uitvoerig traject is voorzien waarbij nieuwe NFI-leiderschapsprofielen worden gemaakt in een proces waarbij veel medewerkers uit de verschillende delen van de NFI-organisatie zullen worden betrokken. Leidinggevenden zullen op basis van deze nieuwe profielen worden geselecteerd en beoordeeld.

4. Verbeter de samenwerking met politie, OM en rechtspraak

5. Regierol voor de Minister

6. Ontwikkel visie op koers van het NFI

Ik onderschrijf deze drie aanbevelingen volledig. Als onderdeel van mijn regierol ben ik gestart met de aanpak om in samenwerking met alle betrokkenen een visie te formuleren op het forensisch (opsporings)onderzoek in de keten en de rol van het NFI daarbinnen. Wat betreft het bij de vierde aanbeveling genoemde onderzoek naar de werkelijke vraag bij politie en OM naar forensisch onderzoek verwijs ik naar hetgeen ik daarover elders in deze brief heb vermeld.

7. Bewaak de voortgang en rapporteer aan de Kamer

Ik heb uw Kamer tijdens het debat op 30 mei jl. toegezegd halfjaarlijks te zullen rapporteren en uw Kamer heeft dit onderstreept door de (gewijzigde) motie-Van Nispen4 aan te nemen.

8. Geef het NFI de ruimte om ook zelf de problemen op te lossen, ook financieel

Ik verwijs hiervoor naar het oordeel dat ik tijdens het debat op 30 mei jl. heb gegeven over de motie-Van Nispen5 over dit onderwerp, welke door uw Kamer is verworpen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Naar boven