29 628 Politie

33 033 Wapen- en munitiebezit

Nr. 629 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2016

Met deze brief bied ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, de resultaten aan van de op mijn verzoek gedane onderzoeken door de Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna: de inspectie) naar de uitvoering van de korpschef- en politietaken in de Wet wapens en munitie (Wwm)1 en de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) door de politie2.

Aanleiding voor beide inspectierapporten vormen het schietdrama in Alphen aan den Rijn3 en mijn brief van 3 juli 2014 over het toezicht op de particuliere onderzoeksbureaus.4

Door het schietincident in Alphen aan den Rijn in 2011 lag de focus bij de teams korpscheftaken op verbetermaatregelen ten aanzien van de beoordeling van aanvragen en toekenning van en het toezicht op wapenverloven. Dit is ten koste gegaan, zo stelt de inspectie, van andere korpscheftaken zoals onder meer opgedragen in de Wpbr.

Deze brief geeft eerst een overzicht van de bevindingen van de inspectie. In het tweede deel geef ik mijn reactie op de bevindingen en aanbevelingen.

Bevindingen inspectie

De inspectie heeft onderzoek gedaan naar de taakuitoefening door politie van de in de Wwm en Wpbr opgedragen taken.

De inspectie heeft voor dit onderzoek een beoordelingskader gehanteerd dat samenvalt met de randvoorwaarden die mijn ambtsvoorganger heeft geformuleerd om te komen tot de gewenste aanpassingen in het aanvraagproces en het toezicht in het kader van de Wwm. Deze randvoorwaarden zijn: heldere richtlijnen, een goede informatiepositie, gericht opgeleide medewerkers, voldoende ingerichte afdelingen en een uniforme werkwijze. Onderstaand vindt u een overzicht bevindingen van de inspectie op deze randvoorwaarden.

Heldere richtlijnen en een goede informatiepositie

De inspectie stelt vast dat een heldere werkinstructie voor de medewerkers korpscheftaken Wwm en Wpbr bestaat, dat medewerkers daarmee bekend zijn en ook daadwerkelijk gebruik maken van deze instructie. De informatiepositie van de medewerkers korpscheftaken is de afgelopen jaren sterk verbeterd.

Gericht opgeleide medewerkers

De inspectie constateert op grond van een analyse van de personeelsdossiers dat de medewerkers korpscheftaken niet altijd voldoende gericht zijn opgeleid en daardoor niet altijd voldoende zijn toegerust voor de uitoefening van de hen opgedragen taken. Dit zegt op zich niets over hun feitelijk functioneren, maar daarmee ontbreekt wel een waarborg voor een goede functievervulling. Dit vindt zijn oorzaak in de personele reorganisatie, waardoor in de afgelopen periode veel sprake is geweest van tijdelijke plaatsingen. Binnen enkele maanden zijn de definitieve plaatsingen van medewerkers bekend.

Voldoende ingerichte afdelingen

De inspectie stelt vast dat het aantal medewerkers van de teams korpscheftaken overeenkomt met het Inrichtingsplan nationale politie en het daarop gebaseerde Beheerplan 2015 Nationale politie (Kamerstuk 29 628, nr. 465). De gewenste omvang van de teams korpscheftaken vraagt volgens de inspectie echter om nadere beschouwing.

Uniforme werkwijze

De inspectie constateert dat de vorming van de nationale politie een meer uniforme manier van werken binnen de teams korpscheftaken heeft gestimuleerd. Er is in de afgelopen jaren een duidelijke sturingslijn gecreëerd met een portefeuillehouder op nationaal niveau die stuurt op een verdergaande uniformering en professionalisering in goede samenwerking met de relevante partners.

Het uniforme proces van verlenen van wapenverloven vraagt van de medewerkers korpscheftaken dat zij binnen een jaar drie maal persoonlijk contact hebben met de verlofaanvrager: bij het indienen van de aanvraag (het intakegesprek), bij de kluiscontrole en bij het ophalen in persoon van het verlof. In het najaar van 2014 is deze werkwijze geborgd door aan de eenheden een werkinstructie aan te bieden die beschrijft hoe de contactmomenten uitgevoerd dienen te worden. De inspectie constateert dat in een aantal eenheden niet altijd conform de werkinstructie wordt gewerkt.

Aanbevelingen inspectie en beleidsreactie

In het hiernavolgende geef ik mijn reactie op de aanbevelingen van de inspectie per randvoorwaarde en geef in dit verband een weergave van een aantal in gang gezette maatregelen. Deze maatregelen passen bij de in gang gezette verbeteringen op de uitvoering van korpscheftaken in het kader van de Wwm naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen in Hoofddorp afgelopen zomer. In Hoofddorp kwam naar aanleiding van vuurwapengeweld een 35-jarige vrouw om het leven, de verdachte in deze zaak was in het bezit van een wapenverlof.

Hierna ga ik nader in op de bevinding van de inspectie dat het toezicht op de verlofhouders na het schietdrama in Alphen aan den Rijn aanzienlijk is verbeterd, maar dat het toezicht op de naleving van de Wpbr door politie voor verdere verbetering vatbaar is. In dit verband informeer ik uw Kamer over de resultaten van handhavingsinspanningen en plaats ik deze in het bredere verband van andere handhavingsmechanismen.

Algemeen

De door mijn ambtsvoorganger gewenste aanpassingen in de taakuitvoering in het kader van de Wwm en Wbpr vonden plaats in een periode waarin de politieorganisatie grote verandering onderging en nog steeds ondergaat, ook de inspectie onderkent dit. Ik heb dan ook waardering voor de vooruitgang die op dit terrein heeft plaatsgevonden.

Heldere richtlijnen en een goede informatiepositie

De bevindingen op deze randvoorwaarden hebben de inspectie geen aanleiding gegeven voor het doen van aanbevelingen, toch vind ik het belang om hier aandacht aan te besteden gezien de gebeurtenis in Hoofddorp afgelopen zomer. Het proces van aanvraag en verlening van wapenverloven en het toezicht op de verlofhouders is na het schietdrama in Alphen aan den Rijn aanzienlijk verbeterd doordat meldingen over personen in het informatiesysteem Blueview real time beschikbaar zijn voor de medewerkers van de teams korpscheftaken. Uit zo’n melding kan worden afgeleid dat een aanvrager of verlofhouder een risico vormt en dat daardoor een aanvraag moet worden geweigerd of een verlof moet worden ingetrokken. Naar aanleiding van de gebeurtenis in Hoofddorp onderzoekt politie de mogelijkheid tot een koppeling tussen het systeem van de meldkamer en het systeem van het team korpscheftaken, waardoor ook meldingen uit de meldkamer terecht komen bij de teams korpscheftaken. Dat deze informatie over een verlofhouder of aanvrager terecht komt bij de teams korpscheftaken is essentieel om in de toekomst de kans op tragische gebeurtenis zoals in Hoofddorp te verkleinen. Een tweede verbetermaatregel die is ingezet is dat de portefeuillehouder de teams korpscheftaken erop heeft gewezen dat problemen in de relationele sfeer zwaar tellen bij de overweging om tot intrekken van het verlof over te gaan en de wapens tijdelijk in te nemen.

Opleidingen

De inspectie beveelt aan te zorgen dat de medewerkers korpscheftaken die zijn betrokken bij het aanvraagproces van zowel Wwm-verloven als Wpbr-vergunningen daarvoor daadwerkelijk gericht en aantoonbaar zijn opgeleid. De korpschef heeft op het gebied van opleidingen een werkgroep gestart in samenwerking met de Politieacademie. Er wordt geïnventariseerd welke medewerkers nog niet de juiste opleidingen hebben gevolgd. Deze medewerkers worden alsnog gericht opgeleid. Verder zullen de opleidingen inhoudelijk worden geëvalueerd en indien nodig worden aangepast. Beoogd resultaat is de totstandkoming van een opleidingsplan waarmee bereikt wordt dat de teams korpscheftaken over de benodigde competenties beschikken en dat de medewerkers die dat nodig hebben op basis van dit opleidingsplan de benodigde bijscholing krijgen.

Capaciteit

Op tal van terreinen staat politie voor de uitdaging om capaciteit en taken met elkaar in evenwicht te brengen. De inspectie constateert dat een projectgroep van de politie in 2012 concludeerde dat de huidige inrichting van de teams korpscheftaken niet toereikend is om alle opgedragen wettelijke taken uit te voeren. Ook voor dit terrein geldt dat politie zoekt naar evenwicht tussen taken en capaciteit. De korpschef voert daarom op dit moment een werklastmeting uit om te bezien hoeveel medewerkers nodig zijn om de wettelijke korpscheftaken te verrichten. De competenties van medewerkers worden in de werklastmeting betrokken om taken en capaciteiten in evenwicht te brengen. Beoogd resultaat is de vaststelling van de gewenste omvang en benodigde competenties van de teams korpscheftaken. Daarnaast wordt op termijn bezien of de taak van het specialistische ofwel repressieve toezicht in het kader van Wpbr, die historisch gezien bij de teams korpscheftaken belegd is, in het huidige takenpakket past.

Uniforme werkwijze

De inspectie constateert dat in een aantal eenheden niet altijd conform de Wwm-werkinstructie, die drie contactmomenten per jaar voorschrijft, wordt gewerkt. De verantwoordelijk portefeuillehouder heeft hiervoor reeds uitdrukkelijk de aandacht gevraagd bij de teamchefs van de betreffende teams. De noodzaak van het persoonlijke contact zal tevens worden meegenomen in de opleiding van de teamleden korpscheftaken die belast zijn met de taakuitvoering in het kader van de Wwm.

De korpschef is vorig jaar een ontwikkeltraject gestart om informatie die nu nog in een papieren dossier bewaard wordt, digitaal te archiveren. Deze ontwikkeling biedt eveneens kansen om meer uniform te gaan werken en om de dienstverlening naar de burger toe te verbeteren. De politie verwacht dat deze digitalisering in de komende jaren volledig wordt doorgevoerd voor zowel de Wwm- als Wpbr dossiers.

Naleving Wpbr

In het inspectierapport van 2009 waaraan ik in mijn brief van 3 juli 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 462) refereerde werd geconstateerd dat het zogeheten repressieve toezicht versterking behoeft. Dit repressieve toezicht behelst het door opsporingsambtenaren doen van meldingen van onregelmatigheden en het opmaken van processen-verbaal van geconstateerde overtredingen van de Wpbr die zij bij Justis inzenden. Deze dienst heeft de bevoegdheid op grond van de door politie gedane meldingen en constateringen een vergunning voor het in stand mogen houden van een particuliere beveiligingsorganisatie of toestemming voor het leiding mogen geven aan een particuliere beveiligingsorganisatie in te trekken of een boete op te leggen.

De inspectie constateert opnieuw dat het repressieve toezicht versterking behoeft. Van die versterking wordt reeds werk gemaakt met de hierboven genoemde maatregelen. Gegevens van Justis over de handhaving van de Wpbr over het tijdvak 2014–2015 laten het volgende beeld zien. In 2014 en 2015 zijn in totaal 56 bestuurlijke sancties opgelegd. Negenentwintig maal is in deze twee jaar een vergunning van een beveiligingsbedrijf of particulier recherchebureau ingetrokken vanwege in nader antecedentenonderzoek of onderzoek in het kader van het toezicht geconstateerde onregelmatigheden. Twintig maal is een bestuurlijke boete opgelegd met een gemiddeld boetebedrag van 2.000 euro omdat werknemers van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau werkzaamheden verrichtten of gebruik maakten van middelen zonder daartoe verleende toestemming. Bovendien heeft de dienst Justis zeven maal een waarschuwing gegeven om reden dat particuliere beveiligers of rechercheurs niet bleken te beschikken over een (geldige) pas dan wel dat zij (nieuwe) werkzaamheden bleken te verrichtten waarover de politie door de bedrijfsleiding niet was geïnformeerd.

Ik hecht er bijzonder belang aan dat de beveiligingsbranche ook zelf investeert in het borgen van de kwaliteit en integriteit van de organisaties en hun medewerkers. Dat is ook wat de beveiligingsbranche doet. Steeds meer beveiligingsorganisaties en recherchebureaus hebben een keurmerk. Onderdeel van de toetsing voor toekenning van dit keurmerk is de naleving van de wettelijke voorschriften en de privacygedragscode waar de beveilingsbedrijven zich aan hebben te houden. Steeds meer aangesloten bedrijven laten zich op basis van deze normen periodiek auditen of inspecteren door onafhankelijke certificerende instanties. Deze audits en inspecties vormen een belangrijke aanvulling op de handhaving van politie en justitie.

Tot slot merk ik op dat het handelen van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus langs civielrechtelijke weg kan worden getoetst. Belanghebbenden kunnen in geval zij onregelmatigheden constateren of schade lijden, de burgerlijk rechter adiëren met een vordering. De rechter toetst in deze gevallen de rechtmatigheid van het handelen van de bureaus aan onder meer de in de Rpbr opgenomen privacygedragscode voor particuliere recherchebureaus en de Wet bescherming persoonsgegevens. In dit verband heeft mede de Autoriteit Persoonsgegevens een toezichthoudende taak. Gelet op het belang van een goede samenwerking tussen politie en de particuliere recherchebureaus, het maatschappelijk vertrouwen en het kunnen benutten door politie van het werk dat zij doen, is toezicht door de politie op de naleving van voor de bureaus geldende normen essentieel.

Ten slotte

Er is een zwaarwegend maatschappelijk belang bij de uitvoering van de taken die in het kader van de Wwm en Wpbr aan de politie zijn opgedragen. Met de korpschef neem ik de conclusies en de aanbevelingen van de inspectie daarom ter harte.

Ik hecht er aan dat verdere voortgang wordt geboekt en de resultaten daarvan zichtbaar worden. Daarom heb ik de inspectie gevraagd over vier jaar een vervolgonderzoek te doen. In de loop van volgend jaar zal de korpschef mij over de vorderingen met de uitvoering van de aanbevelingen van de inspectie rapporteren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Vanwege de samenhang tussen de Wwm en de Flora- en faunawet (Ffw) begrijpt de inspectie daaronder ook de taken die voor de korpschef voortvloeien uit de Ffw.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 33 033, nr. 2.

X Noot
4

Kamerstuk 29 628, nr. 462

Naar boven